Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 APRIL 1997. - Koninklijk besluit houdende uitvoering voor de jaren 1994 en 1995 van artikel 9 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  a) "de wet" : de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen;
  b) "de Rijksdienst" : de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
  c) "het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de lokale overheden" : het stelsel waarbij de personeelsleden van het plaatselijk bestuur zijn aangesloten, met toepassing van artikel 161, eerste en tweede lid, van de nieuwe gemeentewet;
  d) "het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen" : het stelsel waarbij de plaatselijke besturen met toepassing van artikel 4 van de wet, bij de Rijksdienst het geheel of een gedeelte van hun vastbenoemde personeelsleden aansluiten;
  e) "de voorzorgsinstelling" : de instelling opgericht voor het voeren van het beheer over collectieve rust- en overlevingspensioenfondsen waarmee een plaatselijk bestuur een overeenkomst heeft gesloten voor het verstrekken van de pensioenen van zijn vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden.

Art.2. De overschotten inzake kinderbijslag met betrekking tot de jaren 1992 en 1993, verhoogd met de financiële opbrengsten zowel van deze overschotten als van het reservefonds betreffende de kinderbijslag van de Rijksdienst, bedraagt respectievelijk F 399 824 973 en F 991 481 019.

Art.3. De in artikel 2 beoogde overschotten, krachtens artikel 9 van de wet bestemd voor de financiering van de pensioenen, in 1994 en 1995 ten laste van het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de lokale overheden, het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen en van de voorzorgsinstelling, worden ten belope van de volgende bedragen verdeeld over deze drie stelsels :
  - Een bedrag van F 145 033 818 voor het jaar 1994 en een bedrag van F 361 737 156 voor het jaar 1995 worden definitief toegewezen aan het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de lokale overheden.
  - Een bedrag van F 3 019 927 voor het jaar 1994 en een bedrag van F 8 235 225. voor het jaar 1995 worden definitief toegewezen aan het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen.
  - Een bedrag van F 145 598 559 voor het jaar 1994 en een bedrag van F 360 795 157 voor het jaar 1995 worden definitief toegewezen aan de voorzorgsinstelling. Een bedrag van F 5 537 675 voor het jaar 1994 en een bedrag van F 13 623 768 voor het jaar 1995 worden definitief toegewezen aan de bij een voorzorgsinstelling aangesloten lokale overheden, die echter aan de Rijksdienst de inning van de noodzakelijke bijdragen voor de financiering van de pensioenlast van hun personeelsleden en hun rechthebbenden niet toevertrouwd hebben.

Art.4. De niet-bestemde aandelen in de in artikel 2 beoogde overschotten, van de plaatselijke besturen die zelf instaan voor de last en de betaling van de pensioenen van hun personeel, bedragen F 100 634 994 voor het jaar 1994 en F 247 089 713 voor het jaar 1995. Zij blijven ingeschreven op het Reservefonds van de pensioenen van de Rijksdienst.

Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996.

Art. 6. Onze Minister van Pensioenen, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van pensioenen,
  M. COLLA
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. VANDE LANOTTE
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN