Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 APRIL 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1956042501 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 33 van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 januari 1993, wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 33. § 1. De tuchtstraffen worden uitgesproken op grond van een voorlopig voorstel dat voor de personeelsleden die een betrekking bekleden van de personeelsformatie bij het Hoofdbestuur wordt gedaan door de hiërarchische meerdere die door de Minister van Buitenlandse Zaken wordt aangewezen en in de andere gevallen door een inspecteur van het buitenlands personeel.
  § 2. De hiërarchische meerdere of de inspecteur van het buitenlands personeel licht de ambtenaren vooraf schriftelijk in over de feiten die hem ten laste worden gelegd.
  Hij ondervraagt vervolgens het personeelslid schriftelijk of mondeling; in voorkomend geval worden, op dezelfde wijze, getuigen ondervraagd.
  De ambtenaar kan zich bij zijn ondervraging laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.
  Van elk verhoor wordt binnen vijftien dagen een proces-verbaal opgemaakt.
  § 3. De ambtenaar viseert het proces-verbaal of de processen-verbaal van de verhoren die krachtens § 2 zijn opgemaakt alsmede de eventuele met toepassing van diezelfde paragraaf afgelegde schriftelijke verklaringen van de getuigen.
  De ambtenaar bezorgt de stukken die hem ter visering zijn voorgelegd terug binnen vijftien dagen na ontvangst ervan, samen met, in voorkomend geval, een schriftelijke nota.
  § 4. De ambtenaar beschikt over een termijn van dertig dagen om aan de meerdere of de inspecteur een verweerschrift te doen toekomen. De termijn gaat in op de dag dat de ambtenaar wordt gehoord of op de dag dat hij de schriftelijke vragen ontvangt.
  Worden de ambtenaar nadat hij is gehoord of schriftelijk ondervraagd, nieuwe feiten ten laste gelegd, dan dienen de in §§ 1 tot 3 bepaalde formaliteiten te worden vervuld.
  Het verweerschrift wordt bij het tuchtdossier gevoegd. "

Art.2. Artikel 34 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 januari 1993 en 16 juni 1994 wordt vervangen als volgt :
  " Artikel 34. § 1. De eerste twee van de bij artikel 32, § 1 bepaalde straffen worden uitgesproken op een met reden omkleed voorstel van de directieraad.
  De overige straffen worden uitgesproken op een met reden omkleed voorstel van een tuchtcommissie.
  § 2. Binnen vijf dagen na het verstrijken van de termijn gesteld in artikel 33, § 4, stelt de bevoegde hiërarische meerdere of de inspecteur van het buitenland personeel de ambtenaar in kennis van de tuchtstraf die hij van plan is jegens hem voor te stellen en stuurt hij het voorlopig voorstel naar de voorzitter van de directieraad of van de tuchtcommissie.
  Deze commissie bestaat uit :
  1° de leden van de directieraad ingesteld voor de ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst en van de Kanselarijcarrière, of hun plaatsvervangers;
  2° twee ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst, behorend tot één der drie hogere klassen. Deze ambtenaren worden met de instemming van de Minister, door de betrokken ambtenaren gekozen. Indien deze, nadat hij daartoe werd verzocht, zijn keuze niet heeft doen kennen binnen dertig volle dagen, wijst de Minister de twee ambtenaren aan.
  De Secretaris-Generaal, die de commissie voorzit, wijst één of twee ambtenaren van niveau 1 aan om het secretariaat waar te nemen.
  § 3. Binnen een termijn van tien dagen ingaand op de dag waarop het voorlopige voorstel van tuchtstraf bij hem aanhangig is gemaakt, roept de voorzitter van de directieraad de ambtenaar op om vóór deze raad te verschijnen.
  De ambtenaar wordt gehoord tussen de vijfentwintigste en de vijfenveertigste dag volgend op de aanhangigmaking van de directieraad.
  Binnen een termijn van vijftien dagen ingaand op de dag waarop ze definitief is samengesteld, roept de voorzitter van de tuchtcommissie de ambtenaar op om vóór deze commissie te verschijnen.
  De ambtenaar wordt gehoord tussen de dertigste en de vijftigste dag volgend op de definitieve samenstelling van de tuchtcommissie.
  In de oproeping om te verschijnen die aan de ambtenaar wordt gericht, worden de plaats, de dag en het uur van de zitting vermeld, alsook de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier kan worden geraadpleegd.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk; hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de directieraad of van de tuchtcommissie.
  Indien de ambtenaar of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, geldt het voorlopige voorstel als definitief voorstel.
  Wanneer aan de ambtenaar een tweede oproeping om te verschijnen is gericht en hij daarop evenmin is verschenen, doet de directieraad of de tuchtcommissie uitspraak op grond van de enkele stukken uit het dossier, zelfs indien de betrokkene ter verantwoording van zijn afwezigheid een geldige reden kan aanvoeren.
  § 4. De ambtenaar tegen wie de tuchtvordering is ingesteld en de ambtenaren die hebben deelgenomen aan het instellen van de tuchtvordering of die, in welke hoedanigheid ook, deelgenomen hebben aan de tuchtprocedure, kunnen geen zitting hebben in of deelnemen aan de beraadslaging van de directieraad of van de tuchtcommissie. De directieraad en de tuchtcommissie kunnen vóór de beraadslaging de ambtenaar horen die het voorlopige voorstel bij hen aanhangig heeft gemaakt.
  § 5. De directieraad neemt binnen een termijn van maximum drie maanden ingaand op de dag van de aanhangigmaking een definitief voorstel aan dat hij ter kennis brengt van de ambtenaar.
  De tuchtcommissie neemt binnen een termijn van maximum vier maanden ingaand op de dag waarop ze definitief is samengesteld, een definitief voorstel aan dat ze ter kennis brengt van de ambtenaar.
  § 6. Binnen twintig dagen die volgen op de betekening van het definitieve voorstel, kan de ambtenaar tegen dit voorstel beroep aantekenen bij de bevoegde raad van beroep. "

Art.3. In artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 januari 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 4, eerste lid, wordt het woord " doorgehaald " vervangen door het woord " uitgewist ";
  2° in § 4, tweede lid, en in de §§ 5 en 6, wordt het woord " doorhaling " vervangen door het woord " uitwissing ".

Art.4. In artikel 52, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit vervangen bij het koninklijk besluit van 10 juni 1987, wordt de verwijzing naar artikel " 34, § 1, tweede lid ", vervangen door de verwijzing naar artikel " 34, § 2, tweede lid ".
  Overgangs- en slotbepalingen

Art.5. De tuchtvordering die ingesteld is vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt afgehandeld volgens de statuutbepalingen die vóór deze datum van kracht waren.

Art. 6. Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 13 april 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE