3 APRIL 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen.
Art. 1-4
1998012844 1998A12844 2000012091 2000012492 2000A12091 2000A12492
Artikel 1. In artikel 1 het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen wordt een § 3bis ingevoegd luidende als volgt :
" § 3bis. In afwijking van § 2 kunnen de collectieve arbeidsovereenkomsten die maximaal voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998 voorzien in de invoering van een stelsel van halftijds brugpensioen vanaf de leeftijd van 55 jaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, eveneens in aanmerking worden genomen voor zover :
1° de onderneming of het paritair comité of subcomité voor de periode 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996 gebonden is door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten met toepassing van artikel 10, § 1 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling;
2° de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten zijn overeenkomstig de bepalingen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, met uitzondering van de in artikel 3 voorziene leeftijdsvoorwaarden "
Art.2. In toepassing van artikel 25 van de voornoemde wet van 26 juli 1996 wordt, in artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit van 30 juli 1994 een § 3 ingevoegd luidende als volgt :
" § 3. In afwijking van artikel 82 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten kan in afwijking van artikel 46 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en met behoud van hun recht op werkloosheidsuitkeringen, de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode ingekort worden voor de werknemers bedoeld in artikel 1 die, met toepassing van artikel 11 van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, ontslagen worden om over te gaan naar het voltijds brugpensioen zoals voorzien in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van het bovengenoemd koninklijk besluit van 7 december 1992.
Wanneer de opzeggingstermijn of door de opzeggingsvergoeding gedekte periode wordt ingekort dienen volgende regels te worden nageleefd :
1° de werkgever stelt de bediende in kennis van het ontslag waarbij een opzeggingstermijn in acht wordt genomen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 82 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
2° de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode wordt ingekort bij een schriftelijke overeenkomst die tussen de werkgever en de bediende na de kennisgeving van het ontslag bedoeld in 1° wordt gesloten;
3° die termijn of deze periode mag niet korter zijn dan de termijn bepaald door artikel 83 van de wet van 3 juli 1978;
4° de toepassing van de onder 1°, 2° en 3° bepaalde regels moet gebeuren in het kader van de overlegprocedure bepaald bij artikel 10, eerste en tweede lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbinden verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975.
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 april 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid
Mevr. M. SMET