24 APRIL 1997. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 06-05-1997 en tekstbijwerking tot 27-09-2001)
Art. 1-8
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder " het koninklijk besluit " : het koninklijk besluit van 14 maart 1997 houdende specifieke tewerkstellingsbevorderende maatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Art.2. Voor de toepassing van de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit moet in acht worden genomen het aantal werknemers tewerkgesteld in de onderneming op 30 juni van het kalenderjaar voorafgaand aan de indienstneming van de vervanger.
Voor de werkgevers die onderworpen werden aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid na 30 juni van het kalenderjaar voorafgaand aan de indienstneming van de vervanger, moet het aantal werknemers in aanmerking worden genomen dat tewerkgesteld werd op de laatste dag van het eerste kalenderkwartaal van onderwerping van de onderneming aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.3. Voor de toepassing van artikel 6, § 1, 1°, 2°, 3°, 4° en 6° van het koninklijk besluit wordt verstaan onder " onderbreking " : elke periode gedurende dewelke een werkloze, gerechtigd op werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week, heeft opgehouden te genieten van deze uitkeringen met uitzondering van :
1° de periodes van maximum vijftien dagen, behalve indien het periodes betreft van een administratieve sanctie of van een uitsluiting genomen op basis van de artikelen 51 tot 52 en 153 tot 157 van het koninklijk besluit houdende werkloosheidsreglementering;
2° de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
3° de periodes van gevangenzetting;
4° de periodes van verblijf in Duitsland van een werknemer die samenwoont met een Belg die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
5° de periodes van werkloosheid gedekt door vakantiegeld.
Art.4. Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid van het koninklijk besluit wordt verstaan onder " vervanging " : de aanwerving die gerealiseerd wordt ten laatste binnen een periode van drie maanden volgend op het einde van de arbeidsovereenkomst van de te vervangen werknemer.
Wanneer de werkgever bewijst dat hij vruchteloos heeft gepoogd een vervanger aan te werven binnen deze termijn, kan deze verlengd worden met drie maanden bij beslissing van het beheerscomité voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.5. Het getuigschrift dat aan de werkgevers toelaat te genieten van het voordeel van hoofdstuk II van het koninklijk besluit, voor de werknemers bedoeld in (artikel 6, § 1, 1°, 2°, 3°, 6°, 8°, 10°, 14° en 15°) van hetzelfde koninklijk besluit, moet bij het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening aangevraagd worden ten laatste de dertigste dag die volgt op de dag van het begin van de tewerkstelling. <KB 2001-09-05/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-09-2000>
Voor de toepassing van het vorige lid wordt, voor de werknemers die reeds tewerkgesteld werden vóór de bekendmaking van dit besluit in het Belgische Staatsblad, de datum van deze bekendmaking beschouwd als de dag van het begin van de tewerkstelling.
De globale aanvragen van getuigschriften die meerdere werknemers betreffen, worden niet in aanmerking genomen. Slechts individuele aanvragen die de identiteit van de werkgever en de werknemer, de woonplaats van deze laatste en de datum van het begin van de tewerkstelling vermelden, alsmede de juiste wettelijke bepaling waarvan de werkgever wenst te genieten, worden aanvaard.
Art.6. In afwijking van de bepalingen van artikel 5, eerste lid, kan het daarin voorziene getuigschrift aangevraagd worden binnen een termijn van negen maanden, die aanvangt de eerste dag van de maand die volgt op die van de indienstneming van de werknemer, wanneer de werkgever aantoont dat vóór deze indienstneming een uitbetalingsorganisme van werkloosheidsuitkeringen een getuigschrift afgeleverd heeft dat bevestigt dat deze werknemer op dat ogenblik volledig uitkeringsgerechtigd werkloos was en dat hij dit getuigschrift overgemaakt heeft aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van artikel 10 van het koninklijk besluit.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Art. 8. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 april 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
M. DE GALAN