Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

21 MAART 1997. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 november 1960 tot vaststelling van de statuten van het Sociaal fonds voor de diamantarbeiders.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1960112103 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 2, van het koninklijk besluit van 21 november 1960 tot vaststelling van de statuten van het Sociaal fonds voor de diamantarbeiders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976 en 21 april 1977, wordt het bepaalde onder 1°, b), vervangen door de volgende bepalingen :
  " b) 1. aan de diamantarbeiders, bedoeld in artikel 5 van de statuten van het Fonds voor de diamantnijverheid, vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 1971, gesloten in het Nationaal paritair comité voor de diamantnijverheid en -handel, tot oprichting van een Fonds voor de diamantnijverheid en vaststelling van zijn statuten, zoals gewijzigd bij latere collectieve arbeidsovereenkomsten, alsmede aan alle andere diamantarbeiders die aan de in voormeld artikel 5 gestelde voorwaarden voldoen, een toelage van 20 F per gewerkte dag en 20 F per gelijkgestelde dag in een vijfdagenweek, volgens de regels van toepassing in het stelsel van de jaarlijkse vakantie, toe te kennen.
  2. aan alle diamantarbeiders, tewerkgesteld door de werkgevers die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair comité voor de diamantnijverheid en -handel, een toelage van 10 F per gewerkte dag in een vijfdagenweek, volgens de regels van toepassing in het stelsel van de jaarlijkse vakantie, toe te kennen.
  De toelage voor de gewerkte en gelijkgestelde dagen wordt uitgekeerd in de maand december volgens de aangifte op de vakantiekaarten van het vorige werkjaar. ".

Art.2. § 1. In artikel 2, 1°, c), eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 27 april 1976 en 21 april 1977, worden de woorden " een afscheidspremie van 5.000 F " vervangen door de woorden " een afscheidspremie van 10.000 F ".
  § 2. In artikel 2, 1°, c), wordt in het tweede lid, de zin " Indien het rustpensioen verkregen wordt gedurende de periode van 5 jaar die aan de normale pensioenleeftijd voorafgaan, wordt de premie echter met 5 pct. per jaar vervroeging verminderd. " geschrapt.

Art.3. Artikel 2, 1°, c), eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976 en 21 april 1977, wordt aangevuld met de volgende bepalingen :
  " Voor de diamantarbeiders, bedoeld in het eerste lid, die hun recht op rustpensioen doen gelden in 1995 wordt de afscheidspremie op 60.000 F vastgesteld; in 1996 op 70.000 F; in 1997 op 80.000 F; in 1998 op 90.000 F en vanaf 1999 op 100.000 F. Deze premie zal uitbetaald worden het jaar nadat het rustpensioen werd verkregen.
  De diamantarbeiders, bedoeld in het eerste lid, die hun recht op rustpensioen verkregen hebben in 1994, 1993, 1992 of 1991 bekomen een aanpassing van respectievelijk 35.000 F, 34.000 F, 33.000 F of 32.000 F. ".

Art.4. Het bepaalde in artikel 2, 1°, c), 3°, van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976 en 21 april 1977, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 3° In gevallen van langdurige ziekte wordt de periode van twee jaar, vermeld onder 2° tot 15 jaar verlengd. In gevallen van langdurige werkloosheid dient de werknemer te bewijzen dat hij vanaf de leeftijd van 50 jaar 60 arbeidsdagen heeft gepresteerd. ".

Art.5. Artikel 2, 1°, d), van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976 en 21 april 1977, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " d) aan de diamantarbeiders die hun recht op rustpensioen verkregen hebben voor 1991, jaarlijks een toelage van 1.000 F toe te kennen.
  Deze vergoeding wordt ieder jaar in de maand november uitgekeerd. Bij overlijden van een rechthebbende, wordt de toelage voor het lopende jaar uitgekeerd aan de persoon die de kosten van de begrafenis heeft betaald. ".

Art.6. Artikel 2, 1°, van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 april 1976, 21 april 1977 en van 12 december 1986, wordt aangevuld door de volgende bepalingen :
  " g) met het oog op het nemen van vormingsinitiatieven, aan het op te richten " Vormingsfonds voor de diamantnijverheid ", ter uitvoering van zijn doelstellingen, jaarlijks een bijdrage toe te kennen, waarvan de hoegrootheid, rekening houdende met de financiële mogelijkheden, bepaald wordt door de raad van beheer van het Sociaal Fonds voor de diamantarbeiders.
  h) aan de werknemers, tewerkgesteld door de werkgevers die ressorteren onder het Paritair comité voor de diamantnijverheid en -handel, een tewerkstellingspremie toe te kennen. Deze premie wordt uitgekeerd aan de werknemers die tijdens de referteperiode minder dan 30 dagen bestaanszekerheid hebben genoten en wordt vastgesteld op 250 F per dag voor maximum 30 dagen. Als referteperiode wordt het vorige werkjaar genomen.
  i) aan de werknemers die, in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 1994, flexibele arbeid hebben verricht, een vergoeding voor kosten eigen aan de werkgever toe te kennen. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld op 250 F. per compensatiedag voor maximum 30 dagen. " .

Art.7. Artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1978, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Artikel 12, § 1. De vergoeding bedoeld in artikel 2, 1°, a, wordt toegekend indien de aanvrager tijdens de twaalf maanden die aan de te vergoeden periode voorafgaan, ten minste twintig volledige dagen als loonarbeider in de diamantnijverheid heeft gewerkt.
  § 2. De diamantarbeiders, die de invaliditeitsuitkeringen genieten in het kader van de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering, kunnen aanspraak maken op 100 F per vergoede ziektedag in het stelsel van de vijfdagenweek De vereiste medische getuigschriften worden in dit geval aan het Sociaal fonds overgemaakt door tussenkomst van de representatieve werknemersorganisatie. "

Art.8. Artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit van 21 november 1960, zoals laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 juli 1982, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Artikel 14. § 1. Het bedrag van de dagelijkse vergoeding is vastgesteld op 500 F per vergoede werkloosheidsdag voor de eerste 30 dagen en op 150 F per vergoede werkloosheidsdag van de 31ste tot en met de 80ste werkloosheidsdag. Het aantal dagen dat aanleiding kan geven tot het uitkeren van de vergoedingen mag voor de werkloosheid nooit meer dan 80 werkdagen per burgerlijk jaar belopen in het stelsel van de vijfdagenweek.
  § 2. Het bedrag van de dagelijkse vergoeding is vastgesteld op 150 F per vergoede ziektedag voor de eerste 80 dagen en op 100 F per vergoede ziektedag vanaf de 81ste dag ziekte in het stelsel van de vijfdagenweek.
  § 3. Het aantal dagen dat aanleiding kan geven tot het uitkeren van de vergoedingen van 500 F en/of 150 F mag voor de werkloosheid en ziekte samen, nooit meer dan 80 dagen per burgerlijk jaar belopen in het stelsel van de vijfdagenweek. ".

Art. 9. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 21 maart 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET