Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

4 MAART 1997. - Wet tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal magistraat.



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Het college van procureurs-generaal.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Het strafrechtelijk beleid.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - De nationaal magistraat.
Art. 5
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen.
Art. 6-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1808111701  1935061501  1953040302 



Uitvoeringsbesluit(en):

1997009373  1998009131 



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I. - Het college van procureurs-generaal.
Art.2. In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 143bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 143bis. § 1. De procureurs-generaal bij de hoven van beroep vormen samen een college, college van de procureurs-generaal genaamd, dat onder het gezag van de minister van Justitie staat. De bevoegdheid van het college strekt zich uit over het gehele grondgebied van het Rijk en zijn beslissingen hebben bindende kracht voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep en alle leden van het openbaar ministerie die onder hun toezicht en leiding staan.
  § 2. Het college van procureurs-generaal beslist bij consensus over alle maatregelen die nodig zijn voor :
  1° de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid vastgelegd door de in artikel 143ter beoogde richtlijnen, en met inachtneming van de finaliteit ervan;
  2° de goede algemene en gecoördineerde werking van het openbaar ministerie.
  Indien het college geen consensus bereikt en indien de uitvoering van de ministeriële richtlijnen van het strafrechtelijk beleid daardoor in het gedrang komt, neemt de minister van Justitie de noodzakelijke maatregelen om de toepassing ervan te waarborgen.
  § 3. Het college van procureurs-generaal heeft daarenboven tot taak de minister van Justitie in te lichten en te adviseren, ambtshalve of op diens verzoek, over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.
  Bij gebreke van consensus worden de verschillende standpunten in het advies vermeld.
  § 4. Voor de uitvoering van zijn opdrachten kan het college zich laten bijstaan door leden van het openbaar ministerie bij de hoven van beroep.
  § 5. Het college van procureurs-generaal vergadert minstens eenmaal per maand, op eigen initiatief of op verzoek van de minister van Justitie.
  De minister van Justitie of, in geval van verhindering zijn gemachtigde, neemt deel aan de vergaderingen van het college indien bevoegdheden, bedoeld in artikel 143ter, worden besproken en wanneer het college op zijn verzoek samenkomt in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in § 2.
  De minister zit de vergaderingen van het college voor waarop hij aanwezig is.
  Met het oog op de uitoefening van de bevoegdheden van het college kan de Koning, na overleg met dat college, specifieke taken opdragen aan elk lid van het college.
  § 6. De Koning regelt de wijze van samenwerking tussen het college en de diensten die onder het gezag van de minister van Justitie staan.
  § 7. Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de minister van Justitie. Dit verslag bevat een toelichting over zijn activiteiten, een analyse en een beoordeling van het opsporings- en vervolgingsbeleid in het voorbije jaar, alsook de prioritaire doelstellingen voor het komende jaar.
  Het verslag wordt door de minister van Justitie aan de Kamers medegedeeld en openbaar gemaakt.
  § 8. Het voorzitterschap wordt voor de duur van een gerechtelijk jaar bij toerbeurt achtereenvolgens waargenomen door de procureurs-generaal bij respectievelijk het hof van beroep te Antwerpen, te Bergen, te Brussel, te Gent en te Luik. Er kan met instemming van alle leden van het college worden afgeweken van deze beurtwisseling tussen procureurs-generaal van een zelfde taalstelsel.
  De procureur-generaal die het voorzitterschap bekleedt, bepaalt de agenda en de organisatie van de vergaderingen. Het secretariaat wordt onder zijn gezag geleid door een directeur die deelneemt aan alle vergaderingen van het college. Deze deelt de agenda en de verslagen van de vergaderingen van het college van procureurs-generaal mee aan de minister van Justitie, aan de leden van het college, aan de procureurs des Konings, aan de arbeidsauditeurs en aan de nationaal magistraten.
  § 9. Ingeval een lid van het college van procureurs-generaal afwezig of verhinderd is, wordt het lid vervangen overeenkomstig artikel 324, eerste lid.
  Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt het voorzitterschap, bij verhindering of afwezigheid van de voorzitter, bekleed door de oudste procureur-generaal in rang van hetzelfde taalstelsel. "

HOOFDSTUK II. - Het strafrechtelijk beleid.
Art.3. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 143ter ingevoegd, luidende :
  " Art. 143ter. De minister van Justitie legt de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vast, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft ingewonnen.
  Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie.
  De procureurs-generaal bij de hoven van beroep staan in voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijnen binnen hun rechtsgebied. "

Art.4. § 1. In artikel 398 van hetzelfde Wetboek worden de woorden " Het Hof van Cassatie heeft " vervangen door de woorden " Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en 143ter heeft het Hof van Cassatie ";
  § 2. In artikel 399, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden " De procureur-generaal bij het hof van beroep waakt " vervangen door de woorden " Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en 143ter waakt de procureur-generaal bij het hof van beroep ";
  § 3. In hetzelfde artikel, tweede lid, worden de woorden " De procureur-generaal, de procureur des Konings en de arbeidsauditeurs waken " vervangen door de woorden " Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en 143ter waken de procureur-generaal, de procureur des Konings en de arbeidsauditeurs ";
  § 4. In artikel 400 van hetzelfde Wetboek worden de woorden " De minister van Justitie oefent " vervangen door de woorden " Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en 143ter oefent de minister van Justitie ".

HOOFDSTUK III. - De nationaal magistraat.
Art.5. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 144bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 144bis. § 1. Het college van procureurs-generaal wordt bijgestaan door nationaal magistraten wier opdracht zich over het gehele grondgebied van het Rijk uitstrekt.
  § 2. De nationaal magistraten worden, op voordracht van de minister van Justitie en op advies van het college van procureurs-generaal, door de Koning aangewezen uit de leden van het openbaar ministerie die gedurende minstens vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van onderzoeksrechter hebben uitgeoefend. Zij worden aangewezen voor een termijn van vijf jaar, die ten hoogste tweemaal hernieuwd kan worden.
  § 3. De nationaal magistraten staan onder het gezag van het college van procureurs-generaal. Zij worden, onder het toezicht en de leiding van het lid van het college dat de Koning hiertoe heeft aangewezen na overleg met het college van procureurs-generaal, met de volgende opdrachten belast :
  1° zorgen voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en de internationale samenwerking vergemakkelijken in overleg met een of meer procureurs des Konings. Indien dit noodzakelijk is, kunnen zij daartoe, na de territoriaal bevoegde procureur-generaal te hebben ingelicht en behoudens diens andersluidende beslissing, dwingende onderrichtingen geven aan een of meer procureurs des Konings;
  2° alle dringende maatregelen nemen die met het oog op de uitoefening van de strafvordering noodzakelijk zijn, zolang een procureur des Konings zijn wettelijk bepaalde bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. Deze maatregelen zijn bindend voor de procureur des Konings. "

HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen.
Art.6. In artikel 185 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1970 en gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997 wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
  " De Koning kan eveneens, overeenkomstig de bepalingen van het vorige lid, bijzondere graden instellen teneinde het secretariaat van het college van procureurs-generaal en dat van de nationaal magistraten te verzorgen. De in deze secretariaten beklede ambten worden beschouwd als ambten bekleed bij een parket. "

Art.7. Artikel 186 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 7 juli 1969 en 11 juli 1994, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De zetel van het college van procureurs-generaal en van de nationaal magistraten bevindt zich te Brussel. "

Art.8. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 327ter ingevoegd, luidende :
  " Art. 327ter. De bepalingen van de artikelen 327, vijfde lid, en 327bis, vierde lid, zijn van toepassing op de nationaal magistraten. "

Art.9. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 355bis ingevoegd, luidende :
  " Art. 355bis. De nationaal magistraten genieten dezelfde wedde als bepaald in artikel 355 voor de advocaten-generaal bij de hoven van beroep. "

Art.10. In artikel 9 van het Wetboek van Strafvordering, gewijzigd bij de wetten van 10 juli 1967, 10 oktober 1967, 11 februari l986 en 3 augustus 1992, worden na de woorden " Door de procureurs des Konings en hun substituten " de woorden " Door de nationaal magistraten ", ingevoegd.

Art.11. In het Wetboek van Strafvordering, eerste boek, wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, onder het opschrift " Nationaal magistraten " en bestaande uit een artikel 47bis, luidende :
  " Art. 47bis. Onverminderd artikel 144bis, § 3, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek hebben de nationaal magistraten als opdracht alle dringende maatregelen te nemen die met het oog op de uitoefening van de strafvordering noodzakelijk zijn zolang de procureur des Konings zijn wettelijk bepaalde bevoegdheid niet heeft uitgeoefend.
  Bij de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden, beschikken de nationaal magistraten over alle wettelijke bevoegdheden van de procureur des Konings. In het kader daarvan kunnen zij over het gehele grondgebied van het Rijk alle daden van opsporing of van gerechtelijk onderzoek verrichten of gelasten die tot hun opdracht behoren ".

Art.12. Artikel 2 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, opgeheven bij de wet van 10 november 1970, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  " Het aantal nationaal magistraten wordt vastgesteld op 3 en kan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden uitgebreid tot maximaal 5 ".

Art.13. Artikel 43bis, § 4, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, wordt vervangen als volgt :
  " Niemand kan tot procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel of tot nationaal magistraat worden benoemd indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal. Ten minste één nationaal magistraat moet door zijn diploma bewijzen dat hij het examen van doctor of licentiaat in de rechten in het Frans heeft afgelegd en ten minste één nationaal magistraat moet door zijn diploma bewijzen deze examens in het Nederlands te hebben afgelegd.
  Deze aantallen worden op twee gebracht als het aantal nationaal magistraten verhoogd wordt bij koninklijk besluit, overeenkomstig artikel 2 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting. "

Art.14. Tijdens het gerechtelijk jaar waarin het college van procureurs-generaal wordt ingesteld, wordt het voorzitterschap ervan waargenomen door de procureur-generaal die de oudste in rang is.

Art. 15. Deze wet treedt in werking op de door de Koning bepaalde datum en uiterlijk zes maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 4 maart 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK
  Met 's Lands zegel gezegeld :
  De Minister van Justitie,
  S. DE CLERCK