Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 SEPTEMBER 1997. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 92bis, § 4quater, zesde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 25-10-1997 en tekstbijwerking tot 13-12-2006)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bepalingen toepasselijk inzake pensioenen.
Afdeling 1. - Bepalingen toepasselijk op personeelsleden die geen lid zijn van het personeel van het onderwijs.
Art. 2-6
Afdeling 2. - Bepalingen toepasselijk op de leden van het personeel van het onderwijs.
Art. 7-8
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 9-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  1° "het personeelslid" : het personeelslid van de provincie Brabant dat, ter uitvoering van artikel 92bis, § 4quater, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, werd overgeheveld naar de provincie Waals-Brabant, naar de provincie Vlaams-Brabant, naar het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, naar de Franse Gemeenschapscommissie, naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie, naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of naar de federale Staat en dat, na zijn overheveling, geen pensioenrechten meer heeft opgebouwd in een ander stelsel dan dat van de instelling waarnaar het werd overgeheveld. Voor het personeelslid dat opnieuw is overgeheveld ter uitvoering van artikel 9bis van het samenwerkingsakkoord van 30 mei 1994, wordt verondersteld dat deze nieuwe overheveling is geschied met ingang van 1 januari 1995, zodat de vorige overheveling geacht wordt nooit te hebben plaatsgevonden;
  2° "de Provincie" : de provincie Brabant;
  3° "de instelling" : de instelling waarnaar het personeelslid werd overgeheveld als gevolg van de splitsing van de provincie Brabant;
  4° "de Administratie" : de Administratie der Pensioenen van het Ministerie van Financiën;
  5° "het gewaarborgde totale pensioen" : het pensioen waarop, met toepassing van de in artikel 92bis, § 4quater, vijfde lid, van voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980 bedoelde waarborg, het personeelslid aanspraak had kunnen maken overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op hem van toepassing waren op de datum van zijn overheveling, maar rekening houdend met de wijzigingen die deze bepalingen later zouden hebben ondergaan krachtens algemene maatregelen die op de Provincie Brabant toepasselijk zouden zijn geweest. Dit pensioen bevat in voorkomend geval het aan het nominaal pensioenbedrag toegevoegde supplement, teneinde dit op het gewaarborgd minimumbedrag te brengen.
  Het aan een gewezen lid van het personeel van het onderwijs van de Provincie toegekende complement met toepassing van artikel 85 van de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, is in voorkomend geval begrepen in het gewaarborgde totale pensioenbedrag;
  6° "het pensioen" : het pensioen waarop het personeelslid aanspraak kan maken met toepassing van de bepalingen van het pensioenstelsel van de instelling. Dit pensioen bevat in voorkomend geval het aan het nominale pensioenbedrag toegevoegde supplement, teneinde dit tot het gewaarborgd minimumbedrag te brengen.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen toepasselijk inzake pensioenen.
Afdeling 1. - Bepalingen toepasselijk op personeelsleden die geen lid zijn van het personeel van het onderwijs.
Art.2. Deze afdeling is van toepassing op de personeelsleden die op 31 december 1994 geen lid waren van het personeel van het onderwijs van de Provincie.

Art.3. Voor de in artikel 2 bedoelde personeelsleden die werden overgeheveld naar de provincie Waals-Brabant, naar de provincie Vlaams-Brabant of naar de Franse Gemeenschapscommissie, berekent de instelling enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en anderzijds het bedrag van het pensioen.
  De instelling betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.
  De last van de met toepassing van het tweede lid uitbetaalde bedragen wordt gedragen door de instelling.

Art.4. Voor de in artikel 2 bedoelde, naar de federale Staat overgehevelde personeelsleden berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar meegedeeld werden door het ministerieel departement waar het personeelslid zijn loopbaan beëindigt, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en anderzijds het bedrag van het pensioen.
  De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid, hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.
  De last van de met toepassing van het tweede lid uitbetaalde bedragen wordt gedragen door de Openbare Schatkist.

Art.5. Voor de in artikel 2 bedoelde, naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie overgehevelde personeelsleden, berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar meegedeeld werden door voormelde Commissie, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en anderzijds het bedrag van het pensioen.
  De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.
  De pensioenlast wordt gedragen door het gemeenschappelijke pensioenstelsel van de lokale overheden, genoemd in artikel 1, c), van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen.
  Indien het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen groter is dan het bedrag van het pensioen, wordt het verschil tussen beide bedragen gedragen door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
  De Vlaamse Gemeenschapscommissie dient eveneens het pensioenaandeel te dragen dat overeenstemt met de bij de Provincie verrichte diensten. Dit aandeel wordt vastgesteld volgens de in artikel 13 van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector bepaalde nadere regels.

Art.6. Voor de in artikel 2 bedoelde, naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overgehevelde personeelsleden, berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar, naargelang het geval door voormeld Gewest of door voormelde Commissie zijn meegedeeld, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, en anderzijds het bedrag van het pensioen.
  De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.
  De last van het pensioen wordt gedragen door de Openbare Schatkist.
  Indien het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen groter is dan het bedrag van het pensioen, wordt het verschil tussen deze beide bedragen, naargelang het geval, gedragen door hetzij het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, hetzij de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dient, naargelang het geval, eveneens het pensioenaandeel te dragen dat overeenstemt met de bij de Provincie verrichte diensten. Dit aandeel wordt vastgesteld volgens de in artikel 13 van voormelde wet van 14 april 1965 bepaalde nadere regels.

Afdeling 2. - Bepalingen toepasselijk op de leden van het personeel van het onderwijs.
Art.7. Deze afdeling is van toepassing op de personeelsleden die op 31 december 1994 lid waren van het personeel van het onderwijs van de Provincie, met uitzondering van die welke met toepassing van artikel 79bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen op 1 januari 1995 overgeheveld werden naar de Franse Gemeenschapscommissie of naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art.8. Voor de in artikel 7 bedoelde personeelsleden berekent de Administratie, op basis van de gegevens die haar meegedeeld werden door de instelling, enerzijds het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, en anderzijds het bedrag van het pensioen.
  De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van het Ministerie van Financiën betaalt maandelijks aan het personeelslid hetzij het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen, hetzij het bedrag van het pensioen indien dit groter is dan het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.
  De last van het pensioen wordt gedragen door de Openbare Schatkist.
  Indien het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen groter is dan het bedrag van het pensioen, wordt het verschil tussen deze beide bedragen gedragen door de instelling.

Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.9. Indien de artikelen 5, vierde lid, 6, vierde lid of 8, vierde lid van toepassing zijn, deelt de Administratie aan de instelling die het verschil draagt tussen het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen en het bedrag van het pensioen, de volgende gegevens mee :
  1° het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen;
  2° het bedrag van het pensioen;
  3° het verschil tussen de in 1° en 2° bedoelde bedragen;
  4° het percentage dat het in 3° bedoelde verschil vertegenwoordigt ten opzichte van het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen.
  Het bedrag ten laste van de instelling wordt verkregen door de som van de bedragen die in de loop van een bepaald jaar aan ieder personeelslid effectief zijn uitbetaald als gewaarborgd totaal pensioen, te vermenigvuldigen met het percentage dat overeenkomstig het eerste lid, 4°, voor dit personeelslid is vastgesteld. Deze som wordt vastgesteld na aftrek van de voor hetzelfde jaar verschuldigde aandelen met toepassing van de bepalingen van voormelde wet van 14 april 1965.

Art.10. Indien artikel 9 van toepassing is, is de instelling ertoe gehouden aan (de Pensioendienst voor de overheidssector) maandelijkse voorafbetalingen te storten waarvan het bedrag door de Administratie meegedeeld wordt en die vastgesteld worden op basis van een raming van de uitgaven die haar zullen worden aangerekend voor het betrokken jaar. Deze voorafbetalingen moeten uiterlijk de laatste werkdag van de maand waarop zij betrekking hebben, bij (de Pensioendienst voor de overheidssector) aankomen. <KB 2006-12-03/34, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  Elk kalenderjaar bezorgt de Administratie aan de instelling een overzicht enerzijds van de in de loop van het voorgaande jaar gestorte voorafbetalingen en anderzijds van het totaal van de voor elk personeelslid voor datzelfde jaar verschuldigde sommen. De voor het voorgaande jaar verschuldigd blijvende sommen moeten bij (de Pensioendienst voor de overheidssector) toekomen uiterlijk de laatste werkdag van de tweede maand die volgt op de mededeling van het verschuldigd blijvend bedrag. De teveel gestorte sommen worden in aanmerking genomen om het bedrag van de in het eerste lid bedoelde voorschotten alsook van het overzicht van het volgende jaar vast te stellen. <KB 2006-12-03/34, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.11. Indien de instelling de in artikel 10, eerste en tweede lid bedoelde stortingen niet binnen de bepaalde termijnen uitvoert, is zij van rechtswege aan (de Pensioendienst voor de overheidssector) nalatigheidsintresten verschuldigd op de niet-gestorte bedragen. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet, verhoogd met 2 t.h., beginnen te lopen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de storting had moeten worden verricht. <KB 2006-12-03/34, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.12. Voor de toepassing van de regels inzake cumulatie en perekwatie, wordt rekening gehouden met het bedrag van het gewaarborgde totale pensioen indien het bedrag ervan groter is dan het bedrag van het pensioen.

Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995, met uitzondering van de artikelen 10 en 11 die in werking treden de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 14. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 17 september 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. VANDE LANOTTE.
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA