16 APRIL 1997. - Wet houdende diverse fiscale bepalingen.
Art. 1-11
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 46, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij artikel 99 van de wet van 21 december 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het eerste lid, 2°, is niet van toepassing wanneer de verkrijger van de inbreng een door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende vennootschap is met vast kapitaal voor belegging in onroerende goederen of in niet genoteerde aandelen. ".
Art.3. Artikel 70 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een als volgt luidend tweede lid :
" In afwijking van het eerste lid wordt de aftrek eenvormig bepaald op het basispercentage verhoogd met 17 percentpunten, wanneer de over de afschrijvingsperiode van de activa te spreiden investeringsaftrek betrekking heeft op vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe produkten en toekomstgerichte technologieën die geen effect op het leefmilieu hebben of die het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk proberen te beperken. In dit geval mag de gespreide investeringsaftrek bovendien worden toegepast door belastingplichtigen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht 20 of meer werknemers tewerkstellen. ".
Art.4. Artikel 210, § 1, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 101 van de wet van 21 december 1994 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 5° bij de erkenning door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen als vennootschap met vast kapitaal voor belegging in onroerende goederen of in niet genoteerde aandelen. ".
Art.5. Artikel 211, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 102 van de wet van 21 december 1994, wordt vervangen door het volgende lid :
" Het eerste lid is evenmin van toepassing op verrichtingen waaraan een door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende vennootschap met vast kapitaal voor belegging in onroerende goederen of in niet genoteerde aandelen deelneemt. ".
Art.6. Artikel 231, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door artikel 104 van de wet van 21 december 1994, wordt vervangen door het volgende lid :
" Het eerste lid is niet van toepassing wanneer een door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende vennootschap met vast kapitaal voor belegging in onroerende goederen of in niet genoteerde aandelen heeft deelgenomen aan voormelde verrichting. ".
Art.7. Artikel 262, 1°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 22 juli 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° inkomsten van kapitalen en roerende goederen en diverse inkomsten vermeld in artikel 90, 6°, verkregen door aan de rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtigen in zoverre overeenkomstig de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen een roerende voorheffing verschuldigd is en in de gevallen waar die inkomsten :
a) ofwel zijn toegekend of betaalbaar gesteld, als het gaat om inkomsten van Belgische oorsprong, ofwel zijn geïnd of verkregen in België, als het gaat om inkomsten van buitenlandse oorsprong, zonder enige inhouding of storting van roerende voorheffing;
b) zonder bemiddeling van een in België gevestigde tussenpersoon in het buitenland zijn geïnd of verkregen, indien het inkomsten van buitenlandse oorsprong betreft; ".
Art.8. Artikel 313, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 34 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 51 van de wet van 6 juli 1994, wordt vervangen door het volgende lid :
" De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtigen zijn er niet toe gehouden in hun jaarlijkse aangifte in de voormelde belasting de inkomsten van roerende goederen en kapitalen, noch de in artikel 90, 6 °, vermelde loten te vermelden waarvoor een roerende voorheffing is gekweten, noch die welke krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen van de roerende voorheffing zijn vrijgesteld, behalve indien het gaat om :
1° inkomsten uit hypothecaire schuldvorderingen op in België gelegen onroerende goederen of op ten kantore der hypotheekbewaring te Antwerpen ingeschreven schepen en boten, met uitsluiting van inkomsten uit hypothecaire obligaties;
2° in artikel 17, § 1, 3°, vermelde inkomsten van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen;
3° in artikel 17, § 1, 4°, vermelde inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten;
4° in artikel 19, § 1, 2°, vermelde termijnen voortkomend van overeenkomsten waarbij een recht van gebruik van gebouwde onroerende goederen wordt verleend;
5° in artikel 21, 5° en 6°, vermelde inkomsten in zoverre zij meer bedragen dan respectievelijk de in het 5° en 6° van dat artikel bepaalde grenzen en voor zover de roerende voorheffing niet geheven is op dit meerdere. ".
Art.9. Artikel 42 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en budgettaire bepalingen, gewijzigd bij artikel 38 van de wet van 7 december 1988, bij artikel 179 van de wet van 30 december 1988, bij artikel 7 van de wet van 22 februari 1990, bij de wet van 21 december 1992, bij artikel 32 van de wet van 24 december 1993 en bij artikel 24 van de wet van 20 december 1995, wordt opgeheven.
Art.10. In artikel 143 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, gewijzigd bij artikel 6E van de wet van 23 oktober 1991 en bij artikel 32 van de wet van 28 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, worden de woorden "In afwijking van artikel 98 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen" vervangen door de woorden "In afwijking van artikel 185 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" en worden de woorden "in artikel 33 van de wet van 7 december 1988 tot hervorming van de inkomstenbelastingen en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen" vervangen door de woorden "in artikel 219 van hetzelfde Wetboek";
2° in § 2, worden de woorden "van de artikelen 111 tot 113, 126, tweede lid en 187" vervangen door de woorden "van de artikelen 202 tot 205, 215, tweede lid en 285 tot 289";
3° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragrafen :
" § 4. Wat betreft de volledige vrijstelling van de verwezenlijkte meerwaarden op aandelen van door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen erkende vennootschappen met vast kapitaal voor belegging in niet genoteerde aandelen, worden de ter zake vereiste voorwaarden van artikel 192, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, geacht vervuld te zijn wanneer die beleggingsvennootschappen de verbintenis hebben aangegaan en er zich aan houden het totaal van hun activa te bestemmen voor de aangewezen beleggingen in de zin van de reglementering die van toepassing is op die categorie van beleggingsinstellingen, in vennootschappen waarvan de eventuele inkomsten van hun aandelen in aanmerking komen om van de winst afgetrokken te worden overeenkomstig de artikelen 202 en 203 van ditzelfde Wetboek.
§ 5. Wanneer voor een belastbaar tijdperk een beleggingsvennootschap de in § 4 vermelde verbintenis niet naleeft, zijn voor dit tijdperk de §§ 1 en 2 op hen niet van toepassing. ".
Art. 11. De artikelen 3, 7 en 8 zijn van toepassing vanaf het aanslagjaar 1997.
Artikel 9 heeft uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1995.
Dit artikel is eveneens van toepassing op de bijzondere heffing met betrekking tot de aanslagjaren 1990 tot 1994 waartegen, ofwel een bezwaarschrift is ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald in artikel 272 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen of in artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ofwel een hoger beroep of een beroep in Cassatie is ingesteld, waarop nog geen uitspraak is gedaan op de datum waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Geen moratoriuminterest wordt toegekend bij teruggave van belasting verleend ten gevolge van de ontheffing van de belasting gevestigd overeenkomstig artikel 42 van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en budgettaire bepalingen, zoals dit bestond voor de opheffing ervan door deze wet.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 april 1997.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK