11 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art. 1-41
BIJLAGEN.
Art. N1, N2, N3, N4, N5, N6, N7, N8, N9
Artikel 1. In artikel 3, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, worden de woorden " voor zover voldaan wordt aan de onder 3 voorziene voorwaarde " vervangen door de woorden " voor zover voldaan wordt aan de in het eerste lid, onder de punten 2 en 3, voorziene voorwaarden ".
Art.2. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 5. Als geldige reisdocumenten worden niet aanvaard collectieve paspoorten of collectieve lijsten uitgaande van door België niet erkende Staten of Regeringen. "
Art.3. In artikel 8, § 2, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid van de Nederlandse tekst worden de woorden " Leden van het varend personeel " vervangen door de woorden " Bemanningsleden ";
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.4. In artikel 9, punt 3, van hetzelfde besluit, worden de woorden " Raad van de Europese Gemeenschappen " vervangen door de woorden " Raad van de Europese Unie ".
Art.5. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.6. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 15. Aan de buitengrenzen in de zin van de internationale overeenkomsten betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België binden, dient het binnenkomen en het verlaten van het Rijk plaats te grijpen via een toegelaten doorlaatpost, dit gedurende de vastgestelde openingstijden.
De vreemdeling is verplicht om zowel bij de inreis als bij de uitreis uit eigen beweging zijn reisdocument te tonen. "
Art.7. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 16. § 1. Bij het binnenkomen in het Rijk via een buitengrens in de zin van internationale overeenkomsten betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België binden, brengt de met grenscontrole belaste ambtenaar een datumstempel aan op het paspoort van elke vreemdeling. Indien de doorgang geschiedt met een visumverklaring, wordt de datumstempel op die verklaring aangebracht.
Het eerste lid is niet van toepassing op de onderdanen van Lidstaten van de Europese Economische Ruimte, Andorra, Malta, Monaco, San Marino en Zwitserland.
§ 2. Bij de uitreis geschiedt deze formaliteit slechts in het geval dat de vreemdeling houder is van een paspoort waarin een visum voor verscheidene binnenkomsten met een beperkte totale verblijfsduur is aangebracht. "
Art.8. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 17. Indien de personencontrole weer wordt ingevoerd aan de binnengrens in de zin van internationale overeenkomsten betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België binden, geschieden de grenscontroles overeenkomstig de regels vastgesteld in de artikelen 15 en 16 aangaande de controles aan de buitengrenzen. "
Art.9. Na artikel 17 van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 1bis ingevoegd die de volgende bepalingen bevat :
" Afdeling 1bis. Toegang tot het grondgebied. - Bijzondere binnenkomstvoorwaarde : de verbintenis tot tenlasteneming
Art. 17. 2. De verbintenis tot tenlasteneming bedoeld in artikel 3bis van de wet kan aangegaan worden zowel ten opzichte van een vreemdeling die onderworpen is aan de visumplicht als ten opzichte van degene die hiervan is vrijgesteld. Dit geschiedt aan de hand van een document dat overeenkomt met het model van bijlage 3bis.
De verbintenis tot tenlasteneming vormt, zelfs indien ze gelegaliseerd werd door de burgemeester of diens gemachtigde, slechts een bewijs van voldoende middelen van bestaan ten aanzien van de vreemdeling indien ze ontvankelijk verklaard werd en aanvaard werd door de Minister of zijn gemachtigde.
Art. 17. 3. § 1. De persoon die de verbintenis tot tenlasteneming ondertekent ten gunste van een vreemdeling die niet onderworpen is aan de visumplicht, moet op het ogenblik dat hij zich aanbiedt bij het gemeentebestuur om de verbintenis te laten legaliseren, de volgende documenten overleggen :
1° een loonfiche of een document, opgesteld door een openbare overheid, waaruit zijn maandelijkse of jaarlijkse netto-/bruto- inkomsten blijken of wanneer hij één van deze stukken niet kan overleggen, enig ander document waarin het bedrag van zijn inkomsten vermeld wordt;
2° een document waaruit blijkt dat hij de Belgische nationaliteit bezit of dat hij gemachtigd of toegelaten is om voor onbepaalde duur in België te verblijven.
§ 2. Het gemeentebestuur zendt de gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming evenals de documenten vermeld in § 1 onmiddellijk over aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Indien deze documenten niet overgelegd werden door de garant, verklaart de Minister of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming onontvankelijk.
Indien de garant niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, verwerpt de Minister of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming.
§ 3. De Dienst Vreemdelingenzaken zendt vervolgens de verbintenis tot tenlasteneming opnieuw over aan het gemeentebestuur, die de garant onmiddellijk verzoekt om deze te komen afhalen.
Het gemeentebestuur vermeldt op de verbintenis tot tenlasteneming vanaf welke datum zij mag worden afgehaald.
§ 4. Indien de verbintenis tot tenlasteneming aanvaard werd door de Minister of diens gemachtigde, moet zij door de vreemdeling aangewend worden om het grondgebied van de Staten die partij zijn bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnen te komen binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum vermeld in § 3, tweede lid.
Art. 17. 4. § 1. Indien de burgemeester of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming legaliseert die aangegaan werd ten opzichte van een vreemdeling die onderworpen is aan de visumplicht, vermeldt hij de datum van de legalisatie op de verbintenis tot tenlasteneming en overhandigt hij deze onmiddellijk aan de garant.
Wanneer de burgemeester of zijn gemachtigde overeenkomstig artikel 3bis, vierde lid, van de wet, een advies richt aan de Minister of diens gemachtigde, bezorgt hij hem terzelfdertijd een kopie van de gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming.
§ 2. Wanneer de verbintenis tot tenlasteneming gelegaliseerd werd, moet de vreemdeling ten opzichte van wie zij werd aangegaan, zich binnen een termijn van zes maanden vanaf de in § 1, eerste lid, vermelde datum aanbieden bij de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn plaats van oponthoud in het buitenland om er samen met de gelegaliseerde verbintenis tot tenlasteneming de volgende documenten over te leggen:
1° een loonfiche of een document, opgesteld door een openbare overheid, waaruit de maandelijkse of jaarlijkse netto-/bruto- inkomsten van de garant blijken of wanneer hij één van deze stukken niet kan overleggen, enig ander document waarin het bedrag van de inkomsten van de garant vermeld wordt;
2° een document waaruit blijkt dat de garant de Belgische nationaliteit bezit of dat hij gemachtigd of toegelaten is om voor onbepaalde duur in België te verblijven.
Indien deze documenten niet overgelegd werden binnen de vastgestelde termijn, verklaart de diplomatieke of consulaire post de verbintenis tot tenlasteneming onontvankelijk.
Indien de garant niet beschikt over voldoende inkomsten, verwerpt de Minister of diens gemachtigde de verbintenis tot tenlasteneming.
§ 3. De diplomatieke of consulaire post brengt de genomen beslissing ter kennis van de vreemdeling door hem de verbintenis tot tenlasteneming opnieuw over te leggen.
Art. 17. 5. Vanaf de dag dat de vreemdeling het grondgebied van de Staten die partij zijn bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnengekomen is, voorzien van de documenten vereist bij artikel 2 van de wet, is de garant samen met de vreemdeling gedurende een periode van twee jaar hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van de in artikel 3bis, eerste lid, van de wet, vermelde kosten.
De garant is vrijgesteld van deze aansprakelijkheid indien hij het bewijs levert dat de vreemdeling het grondgebied van de Staten die partij zijn bij de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990, verlaten heeft.
Art. 17. 6. De garant kan enkel afstand doen van de verbintenis tot tenlasteneming indien de Minister of zijn gemachtigde een nieuwe verbintenis aanvaardt, die door een andere persoon ondertekend werd. "
Art.10. In artikel 18, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden " , dan wel in een toevluchtshuis of in een bedelaarsgesticht geïnterneerd is " geschrapt.
Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 22.2 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 22.2. Wanneer de Minister of diens gemachtigde aan de verantwoordelijke Staat in de zin van internationale overeenkomsten die België binden, het verzoek richt om de vreemdeling terug te nemen die bedoeld wordt in artikel 7, eerste lid, 1°, 2° of 5°, van de wet, en wiens asielprocedure hangende is in deze Staat of wiens asielaanvraag definitief werd verworpen door deze Staat, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte en deelt hij hem de inhoud mee van de genomen beslissing.
Wanneer de vreemdeling overgedragen wordt aan de verantwoordelijke Staat, wordt hij in het bezit gesteld van een doorlaatbewijs, overeenkomstig het model van bijlage 10bis. Dit document vermeldt de bevoegde overheid van deze Staat waarbij de vreemdeling zich moet aanmelden evenals de termijn die hem toegestaan wordt om dit te doen. "
Art.12. In artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 11 maart 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 2° wordt vervangen door de volgende tekst :
" 2° de onderdanen van Monaco; ";
2° in punt 3° worden de woorden " Liechtenstein en " geschrapt.
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een artikel 26ter ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 26ter. Wanneer de Minister of zijn gemachtigde, aan de in artikel 10bis, § 1, tweede lid, van de wet bedoelde gezinsleden van de student, het bevel geeft het grondgebied te verlaten, bepaalt hij de termijn waarbinnen de belanghebbenden het grondgebied moeten verlaten. De beslissing van de Minister of van zijn gemachtigde wordt betekend door afgifte van het formulier B, overeenkomstig het model van bijlage 13. "
Art.14. In artikel 33, tweede lid, 3°, van hetzelfde besluit, worden de woorden " dan wel in een toevluchtshuis of in een bedelaarsgesticht geïnterneerd " geschrapt.
Art.15. In artikel 39, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden " artikel 19 van de wet " vervangen door de woorden " artikel 19, eerste lid, van de wet ".
Art.16. In artikel 55 van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991 en opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 februari 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°
§ 3 wordt aangevuld met het volgende lid :
" Indien de Minister of diens gemachtigde oordeelt dat de EG.-vreemdeling een gevaar uitmaakt voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid, weigert hij hem het verblijf in de hoedanigheid van student en geeft hij hem het bevel om het grondgebied te verlaten. Deze beslissingen worden ter kennis gebracht door het gemeentebestuur via de afgifte van een formulier overeenkomstig het model van bijlage 14. ";
2° § 4 wordt aangevuld met de volgende leden :
" Tijdens de geldigheidsduur van de verblijfskaart of bij zijn vernieuwing, kan de Minister of zijn gemachtigde beslissen een einde te stellen aan het verblijf van de EG.-vreemdeling, en zo nodig, hem een bevel om het grondgebied te verlaten geven, indien hij vaststelt dat :
1° de EG.-vreemdeling niet meer voldoet aan de voorwaarden vermeld in § 1, 1° of 3°;
2° de EG.-vreemdeling of een lid van zijn gezin bedoeld in artikel 40, § 5, van de wet, dat met hem gevestigd is, financiële steun genoten heeft, verleend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarvan het totaalbedrag, berekend over een periode van twaalf maanden die voorafgaan aan de maand waarin de beslissing waarbij een einde gesteld wordt aan het verblijf, genomen wordt, meer dan het drievoudige bedraagt van het maandelijks bedrag van het bestaansminimum, vastgesteld overeenkomstig artikel 2, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum en voor zover die hulp niet werd terugbetaald binnen zes maanden na de uitkering van de laatste maandelijkse hulp.
Deze beslissingen worden ter kennis gebracht door het gemeentebestuur via de afgifte van een formulier overeenkomstig het model van bijlage 14bis. "
Art.17. In artikel 55bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 14 februari 1986, opgeheven door het koninklijk besluit van 20 december 1991 en opnieuw opgenomen door het koninklijk besluit van 22 februari 1995, waarvan het eerste en het tweede lid, § 1 zullen vormen en het derde, vierde en vijfde lid, § 2 zullen vormen, wordt een § 3 toegevoegd, luidend als volgt:
" § 3. Wanneer de Minister of zijn gemachtigde een einde stelt aan het verblijf van de EG.-vreemdeling en hem, zo nodig, met toepassing van artikel 55, § 4, derde lid, het bevel geeft om het grondgebied te verlaten, kan hij dezelfde beslissingen onder dezelfde voorwaarden treffen ten opzichte van de personen die gelijkgesteld worden met de EG.-vreemdeling.
Tijdens de geldigheidsduur van de verblijfstitel of bij zijn vernieuwing, kan de Minister of zijn gemachtigde beslissen een einde te stellen aan het verblijf van de personen die gelijkgesteld worden met de EG.-vreemdeling, en zo nodig, hen een bevel geven om het grondgebied te verlaten, indien hij vaststelt dat :
1° de betrokken persoon niet meer beschikt over een ziektekostenverzekering die de risico's in België dekt;
2° de betrokken persoon die niet meer gevestigd is met de EG.-vreemdeling, financiële steun genoten heeft, verleend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, waarvan het totaalbedrag, berekend over een periode van twaalf maanden die voorafgaan aan de maand waarin de beslissing waarbij een einde gesteld wordt aan het verblijf, genomen wordt, meer dan het drievoudige bedraagt van het maandelijks bedrag van het bestaansminimum, vastgesteld overeenkomstig artikel 2, § 1, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum en voor zover die hulp niet werd terugbetaald binnen zes maanden na de uitkering van de laatste maandelijkse hulp.
De beslissingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden ter kennis gebracht door het gemeentebestuur via de afgifte van een formulier overeenkomstig het model van bijlage 14bis. "
Art.18. In titel II van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van hoofdstuk Ibis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 11 maart 1994, vervangen door het volgende opschrift :
" HOOFDSTUK Ibis. - Onderdanen van Liechtenstein, Noorwegen en IJsland, en leden van hun familie ".
Art.19. In artikel 69bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 11 maart 1994 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 december 1995, worden het eerste en het tweede lid vervangen door de volgende leden :
"De documenten welke de onderdanen van Liechtenstein, Noorwegen en IJsland moeten overleggen om het Rijk binnen te komen, zijn die welke zijn opgesomd in bijlage 2.
De onderdanen van Liechtenstein, Noorwegen en IJsland, en de leden van hun familie, vallen onder de bepalingen van titel II, hoofdstuk I, afdelingen 2, 3, 3bis, 3ter, 4 en 6. "
Art.20. Het opschrift van Titel II, Hoofdstuk III, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door het volgende opschrift :
" HOOFDSTUK III. - Vluchtelingen en staatlozen ".
Art.21. Het opschrift van Titel II, Hoofdstuk III, Voorafgaande afdeling, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 19 mei 1993, wordt vervangen door het volgende opschrift :
" Voorafgaande afdeling. - Overheden waarbij de vreemdeling zich vluchteling kan verklaren. - Overname en terugneming van een asielzoeker door de verantwoordelijke Staat of door België. - Het in aanmerking nemen van een vluchtelingenverklaring".
Art.22. Artikel 71bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 19 mei 1993 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 februari 1995, wordt artikel 71.2.
Art.23. In hetzelfde besluit wordt een artikel 71.3 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 71.3. § 1. Wanneer de Minister of zijn gemachtigde het verzoek richt aan de verantwoordelijke Staat in de zin van internationale overeenkomsten die België binden, om de asielzoeker over te nemen of terug te nemen, brengt hij de vreemdeling daarvan op de hoogte en deelt hij hem de inhoud mee van de genomen beslissing.
§ 2. Wanneer de asielzoeker overgedragen moet worden aan de verantwoordelijke Staat en hem de binnenkomst in het Rijk geweigerd werd, wordt hij door de met grenscontrole belaste overheden teruggedreven of teruggeleid naar de grens van deze Staat en in het bezit gesteld van een doorlaatbewijs overeenkomstig het model van bijlage 10bis. De beslissing tot weigering van binnenkomst wordt ter kennis gebracht door middel van een document overeenkomstig bijlage 25quater.
§ 3. Wanneer de asielzoeker overgedragen moet worden aan de verantwoordelijke Staat en hem het verblijf in het Rijk geweigerd werd, ontvangt hij een bevel om het grondgebied te verlaten en wordt hij in het bezit gesteld van een doorlaatbewijs overeenkomstig het model van bijlage 10bis. De beslissing tot weigering van verblijf wordt ter kennis gebracht door middel van een document overeenkomstig bijlage 26quater.
Er wordt overgegaan tot de intrekking van de afgegeven documenten, op het moment dat de vreemdeling zich vluchteling verklaart en, zo nodig, van het attest van immatriculatie. "
Art.24. In hetzelfde besluit wordt een artikel 71.4 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 71.4. De asielzoeker die door België moet worden overgenomen of teruggenomen en die overgebracht wordt door de verantwoordelijke Staat in de zin van internationale overeenkomsten die België binden en die zich aanbiedt aan de grens, wordt door de met grenscontrole belaste overheden in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 26.
Wanneer de asielzoeker die overgenomen of teruggenomen moet worden door België, overgebracht wordt door de verantwoordelijke Staat in de zin van internationale overeenkomsten die België binden en zich in het Rijk bij de Minister of zijn gemachtigde aanbiedt, wordt hij in het bezit gesteld van een document overeenkomstig het model van bijlage 26.
Zonodig kan de Dienst Vreemdelingenzaken dadelijk overgaan tot het verhoor van de in de leden 1 en 2 bedoelde asielzoekers. "
Art.25. In artikel 71ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1993, dat artikel 71.5 wordt, worden de woorden " overeenkomstig artikel 50, derde lid, van de wet " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 51.8, eerste lid, van de wet ".
Art.26. In artikel 73 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 28 januari 1988 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 19 mei 1993, worden de woorden " De in artikel 71bis, § 2, aangewezen overheden " vervangen door de woorden " De in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden ".
Art.27. In artikel 74 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 28 januari 1988 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 19 mei 1993 en 3 februari 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 3, eerste lid, worden de woorden " in artikel 71bis, § 2, aangewezen overheden " vervangen door de woorden " in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden ";
2° in § 4, tweede lid, worden de woorden " in artikel 71bis, § 2, aangewezen overheden " vervangen door de woorden " in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden ".
Art.28. Artikel 79 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 19 mei 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 79. De in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden geven aan de vreemdeling bedoeld in artikel 51 van de wet een document af overeenkomstig het model van bijlage 26. "
Art.29. In artikel 80 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 januari 1988, 19 mei 1993 en 3 februari 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 2, tweede lid, worden de woorden " in artikel 71bis, § 2, aangewezen overheden " vervangen door de woorden " in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden ";
2° in § 3, tweede lid, worden de woorden " in artikel 71bis, § 2, aangewezen overheden " vervangen door de woorden " in artikel 71.2, § 2, aangewezen overheden ".
Art.30. Artikel 90, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 augustus 1984, wordt vervangen door het volgende lid :
" Het visum is evenwel niet vereist voor de vluchteling die verblijf houdt in Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Liechtenstein, Malta, Noorwegen, Portugal, Spanje, in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, alsmede het Eiland Man, Jersey en Guernesey, in IJsland, Zweden en Zwitserland, wanneer hij houder is van een reistitel voor vluchteling waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is, afgegeven door de autoriteiten van een van die landen. "
Art.31. In artikel 100 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste en het vierde lid, worden de woorden " of het identiteitsstuk voor kinderen van minder dan twaalf jaar " geschrapt;
2° het vijfde lid wordt vervangen door het volgende lid :
" De beslissing van de Minister of zijn gemachtigde waarbij het bevel om het grondgebied te verlaten wordt gegeven aan de student die artikel 59, derde lid, van de wet niet heeft nageleefd, wordt ter kennis gebracht door middel van formulier A, overeenkomstig het model van bijlage 12. "
Art.32. In artikel 102, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " door de Staat " vervangen door de woorden " door de overheid ".
Art.33. In hetzelfde besluit wordt een artikel 103.2 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 103.2. Onder voorbehoud van artikel 61, § 1, leden 2, 3 en 4, van de wet, kan de Minister aan de vreemde student die, rekening houdend met de resultaten, zijn studies op overdreven wijze verlengt, het bevel geven om het grondgebied te verlaten wanneer deze :
1° in dezelfde studierichting gedurende drie opeenvolgende school- of academiejaren voor geen enkel examen geslaagd is of gedurende de laatste vier studiejaren niet voor tenminste twee examens geslaagd is;
2° op zijn minst twee verschillende studierichtingen heeft aangevat zonder in de loop van vier opeenvolgende school- of academiejaren voor enig examen geslaagd te zijn of zonder in de loop van de laatste vijf studiejaren voor ten minste twee examens geslaagd te zijn;3° op zijn minst drie verschillende studierichtingen heeft aangevat zonder in de loop van de twee voorafgaande studierichtingen enig einddiploma behaald te hebben. "
Art.34. Artikel 103bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 16 augustus 1984 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 1992, dat artikel 103.3 wordt, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 103.3. Wanneer de Minister of zijn gemachtigde aan de vreemdeling bedoeld in artikel 61, § 1 of § 2, van de wet of aan de leden van diens gezin het bevel geeft om het grondgebied te verlaten, bepaalt hij de termijn waarbinnen de belanghebbenden het grondgebied moeten verlaten.
In de beide gevallen geeft het gemeentebestuur van de beslissing van de Minister of van zijn gemachtigde kennis door afgifte van een document dat overeenkomt met het model van bijlage 33bis. "
Art.35. Artikel 104 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.36. Bijlage 13quater van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 19 mei 1993 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 31 december 1993, wordt vervangen door de bijlage 13quater, die bij dit besluit gevoegd is.
Art.37. Bijlage 25 van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 19 mei 1993, wordt vervangen door de bijlage 25, die bij dit besluit gevoegd is.
Art.38. Bijlage 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 januari 1988 en vervangen door het koninklijk besluit van 25 september 1991, wordt vervangen door de bijlage 26, die bij dit besluit gevoegd is.
Art.39. Bijlage 33bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 16 augustus 1984 en gewijzigd door de koninklijke besluiten van 13 juli 1992 en 31 december 1993, wordt vervangen door de bijlage 33bis, die bij dit besluit gevoegd is.
Art.40. De bijlagen 3bis, 10bis, 14bis, 25quater en 26quater, gevoegd bij dit besluit, worden ingevoegd bij de bijlagen van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art.41. Onze Minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 december 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 3bis. Verbintenis tot tenlasteneming.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 207-208).
Art. N2. Bijlage 10bis. Doorlaatbewijs. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 211-212).
Art. N3. Bijlage 13quater. Weigering tot inoverwegingname van een vluchtelingenverklaring. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 215-216).
Art. N4. Bijlage 14bis. Beslissing waarbij een einde gesteld wordt aan het verblijf van de EG-student/van een lid van het gezin van de EG-student, met bevel om het grondgebied te verlaten.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 219-220).
Art. N5. Bijlage 25. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 222).
Art. N6. Bijlage 25quater. Beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 225-226; Err. B.St. 14-02-1997).
Art. N7. Bijlage 26. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 228).
Art. N8. Bijlage 26quater. Beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 231-232).
Art. N9. Bijlage 33bis. Bevel om het grondgebied te verlaten. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. 07-01-1997, p. 235-236).
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 11 december 1996 tot wijziging van Ons besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE