Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 MAART 1997. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding, de brevetten en de loopbaan van de leden van de brandweer. - (NOTA : vernietigd bij het arrest van de Raad van State nr. 11.500, afdeling administratie, VIIIE kamer, van 15 oktober 2002 ; zie B.S. 15.01.2003, p. 1364)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Opleiding.
Afdeling I. - Organisatie van de opleidingen.
Art. 1
Afdeling II. - Brevetten.
Art. 2-12
HOOFDSTUK II. - Minimumvoorwaarden tot benoeming en bevordering van de leden van de brandweer die geen officieren zijn.
Art. 13-16
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden tot benoeming en bevordering van de officieren en de dienstchefs.
Art. 17-25
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 26-30
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1972072006  1974041602  1974042228  1974102916  1975121705  1993000607 



Uitvoeringsbesluit(en):

1998000799  1999000329  1999000394  2002000072 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Opleiding.
Afdeling I. - Organisatie van de opleidingen.
Artikel 1. (Zie nota onder het opschrift) § 1. Elk van de opleidingscentra, bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer, organiseert de volgende opleidingen :
  1° opleidingen bestemd voor het behalen van het brevet van brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant, onderluitenant, technicus-brandvoorkoming en dienstchef. Deze opleidingen moeten binnen de door de Minister van Binnenlandse Zaken gestelde termijn worden georganiseerd;
  2° vervolmakingscyclussen of bijscholingen met als doel zowel de kennis als de beroepskwaliteiten van de leden van de brandweer te vervolmaken;
  3° op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken, een bijzondere opleiding of een speciale bijscholing.
  § 2. Twee of meer opleidingscentra kunnen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en binnen de door hem gestelde termijnen, gezamenlijk opleidingen van dezelfde aard organiseren.

Afdeling II. - Brevetten.
Art.2. (Zie nota onder het opschrift) § 1. De brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant, onderluitenant, technicus-brandvoorkoming en dienstchef worden uitgereikt na afloop van de in de bijlage van dit besluit beschreven opleidingen.
  § 2. Het programma van iedere opleiding en de duur van de cursussen zijn minima.
  § 3. Ieder opleidingscentrum kan mits akkoord van de Minister van Binnenlandse Zaken het programma aanvullen, hetzij door meer dan één keuzevak verplicht te stellen, hetzij door het aantal voor de cursussen vastgestelde uren te verhogen, hetzij door aan het minimumprogramma bijkomende cursussen toe te voegen.

Art.3. (Zie nota onder het opschrift) Iedere cursus van de in artikel 2 vermelde opleidingen wordt afgesloten met een examen dat zeker één schriftelijk gedeelte bevat.

Art.4. (Zie nota onder het opschrift) Onverminderd de bijzondere regels die in het reglement van het opleidingscentrum zijn vastgesteld met betrekking tot de wijze van organisatie van de cursussen en de examens bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer, wordt het brevet uitgereikt aan de cursist die voor ieder examen ten minste vijf tienden van de punten heeft behaald.

Art.5. (Zie nota onder het opschrift) Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman worden de stagedoende leden van een brandweerdienst en de stagedoende beroepskorporaals toegelaten.

Art.6. (Zie nota onder het opschrift) Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van korporaal worden de brandweermannen toegelaten die 3 jaar dienstanciënniteit tellen, stage inbegrepen, en de stagedoende beroepskorporaals die houder zijn van het brevet van brandweerman.

Art.7. (Zie nota onder het opschrift) Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van sergeant worden de leden van een brandweerdienst toegelaten die houder zijn van het brevet van korporaal alsmede de korporaals.

Art.8. (Zie nota onder het opschrift) Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van adjudant worden de leden van een brandweerdienst toegelaten die houder zijn van het brevet van sergeant, alsmede de sergeanten, eerste sergeanten en sergeant-majoors.

Art.9. (Zie nota onder het opschrift) § 1. Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van onderluitenant bedoeld in punt V, A, van de bijlage bij dit besluit worden de leden van een brandweerdienst toegelaten die houder zijn van een brevet van adjudant en de adjudanten.
  § 2. Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van onderluitenant bedoeld in punt V, B, van de bijlage bij dit besluit worden toegelaten :
  1° de stagedoende onderluitenants van een brandweerdienst;
  2° de leden van een brandweerdienst die houder zijn van één van de diploma's bedoeld in de punten 1 en 2 van bijlage I bij het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten.

Art.10. (Zie nota onder het opschrift) Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van technicus-brandvoorkoming worden toegelaten :
  1° de leden van een brandweerdienst die houder zijn van het brevet van onderluitenant en de onderluitenants;
  2° de leden van een brandweerdienst die houder zijn van één van de diploma's bedoeld in de punten 1 en 2 van bijlage I bij het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten.

Art.11. (Zie nota onder het opschrift) Tot de cursussen voor het behalen van het brevet van dienstchef worden de officieren van een brandweerdienst toegelaten die houder zijn van het brevet van technicus-brandvoorkoming.

Art.12. (Zie nota onder het opschrift) Tot het volgen van de in artikel 1 bedoelde opleiding kunnen de personeelsleden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken toegelaten worden die door de Minister zijn aangewezen.

HOOFDSTUK II. - Minimumvoorwaarden tot benoeming en bevordering van de leden van de brandweer die geen officieren zijn.
Art.13. (Zie nota onder het opschrift) In vast verband of effectief kunnen enkel de stagedoende brandweermannen worden benoemd die houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van brandweerman.

Art.14. (Zie nota onder het opschrift) § 1. Tot de graad van korporaal kunnen enkel de leden van een brandweerdienst worden bevorderd of benoemd die houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van korporaal.
  § 2. Onverminderd artikel 14 van bijlage 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1991, inzonderheid op de bijlagen ervan kan de bevoegde overheid op gunstig advies van de stagecommissie beslissen de stage van de beroepskorporaal te verlengen, indien de stagiair tijdens de reeds volbrachte stage niet de mogelijkheid heeft gehad de opleidingen voor het behalen van de brevetten van brandweerman en korporaal te volgen.
  In dit geval kan de stage van één jaar bedoeld in artikel 12 van hetzelfde besluit ten hoogste tweemaal worden verlengd met een jaar.

Art.15. (Zie nota onder het opschrift) Tot de graad van sergeant kunnen enkel de leden van een brandweerdienst worden bevorderd die houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van sergeant.

Art.16. (Zie nota onder het opschrift) Tot de graad van adjudant kunnen enkel de leden van een brandweerdienst worden bevorderd die houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van adjudant.

HOOFDSTUK III. - Voorwaarden tot benoeming en bevordering van de officieren en de dienstchefs.
Art.17. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 11 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 11. De stagiair moet het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant behalen ".

Art.18. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Na de officier-dienstchef te hebben gehoord, kan de bevoegde overheid beslissen de stage met één jaar te verlengen, indien de stagiair tijdens de reeds volbrachte stage niet de mogelijkheid heeft gehad de opleiding te volgen voor het behalen van het brevet van onderluitenant ".

Art.19. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 16. De stagiair die houder is van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant en die door de bevoegde overheid geschikt wordt geacht, wordt in vast verband benoemd tot de graad van beroepsonderluitenant. "

Art.20. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 17. § 1. Voor elke bij bevordering te begeven betrekking van beroepsonderluitenant kunnen zich kandidaat stellen de onderofficieren, alsmede de brandweerlieden en korporaals, titularis van een van de diploma's bedoeld in punt 1 en 2 van bijlage I van dit besluit, die titularis zijn van het door een erkend opleidingscentrum afgeleverd brevet van onderluitenant.
  § 2. Tot beroepsonderluitenant kunnen bevorderd worden, de onderofficieren en, bij gebrek aan kandidaat-onderofficieren, de brandweerlieden en korporaals die titularis zijn van één van de diploma's bedoeld in punt 1 en 2 van bijlage I van dit besluit, mits zij de volgende voorwaarden vervullen :
  a) ten minste drie jaar dienstanciënniteit tellen;
  b) een gunstig verslag van de officier-dienstchef of een gunstige beslissing van de bevoegde overheid hebben gekregen;
  c) geschikt bevonden zijn bij de proeven inzake lichamelijke geschiktheid bedoeld in artikel 8. "

Art.21. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 26. De stagiair moet het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant behalen. "

Art.22. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 28, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 28. De stagiair die houder is van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant en die door de gemeenteraad geschikt wordt geacht, wordt effectief in dienst genomen in de graad van onderluitenant-vrijwilliger. "

Art.23. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 30. Tot vrijwillig onderluitenant kunnen bevorderd worden, de onderofficieren alsmede de brandweerlieden en korporaals, titularis van één van de diploma's bedoeld in punt 1 en 2 van bijlage I van dit besluit, mits zij de volgende voorwaarden vervullen :
  a) ten minste drie jaar dienstanciënniteit tellen;
  b) houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant;
  c) een gunstig verslag van de officier-dienstchef of gunstige beslissing van de bevoegde overheid hebben gekregen;
  d) geschikt bevonden zijn bij de proeven inzake lichamelijke geschiktheid bedoeld in artikel 8. "

Art.24. (Zie nota onder het opschrift) In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidend als volgt :
  " HOOFDSTUK IIIbis. - De dienstchefs.
  " Art. 34bis. Als dienstchef kan enkel de officier worden aangewezen die de volgende voorwaarden vervult :
  1° ten minste 3 jaar dienstanciënniteit als officier hebben, stage inbegrepen;
  2° houder zijn van het brevet van technicus-brandvoorkoming;
  3° houder zijn van het brevet van dienstchef;
  4° in een brandweerdienst van klasse X houder zijn van één der onder 1a of, bij ontstentenis, onder 1b en 1c bedoelde diploma's van bijlage I van dit besluit. "

Art.25. (Zie nota onder het opschrift) Artikel 41 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 41. Het vroegere brevet van kandidaat-beroepsofficier wordt gelijkgesteld met het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant.
  De vroegere brevetten A, B en C worden voor de vrijwillige leden van de brandweer gelijkgesteld met het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van onderluitenant. De gelijkstelling van de brevetten A, B en C met het brevet van onderluitenant geeft slechts toegang tot de graad van onderluitenant-vrijwilliger ".

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.26. (Zie nota onder het opschrift) Opgeheven worden :
  1° in het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten :
  a) artikel 19, § 1, vierde lid;
  b) artikel 33, § 1, vierde lid;
  2° het koninklijk besluit van 16 april 1974 tot instelling van opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding, laatst gewijzigd op 4 augustus 1986;
  3° het ministerieel besluit van 22 april 1974 houdende organisatie van de opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding, laatst gewijzigd op 16 januari 1989;
  4° het ministerieel besluit van 29 oktober 1974 tot vaststelling, wat de vergoedingen wegens reis- en verblijfskosten betreft, van de gelijkstellingen van de lesgevers, de voordrachthouders, de leden van de examencommissies en de leerlingen, voor de opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding;
  5° het ministerieel besluit van 17 december 1975 tot vaststelling van de vorm der brevetten van kandidaat-beroepsofficier der brandweerdiensten en van technicus-brandvoorkoming;
  6° het ministerieel besluit van 10 december 1992 tot vaststelling van de basisprogramma's voor het behalen van het brevet van brandweerman, onderofficier, officier en technicus-brandvoorkoming.

Art.27. (Zie nota onder het opschrift) De stagedoende onderluitenants, die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kunnen op het einde van hun stage worden benoemd, zelfs indien zij geen houder zijn van het brevet van onderluitenant. Zij moeten het brevet van onderluitenant echter wel behalen om tot de graad van luitenant te kunnen worden bevorderd.

Art.28. (Zie nota onder het opschrift) Met de brevetten van korporaal, sergeant en adjudant worden gelijkgesteld :
  1° het brevet van onderofficier dat vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit werd uitgereikt door de erkende opleidingscentra voor de brandweer of de provinciale brandweerfederaties;
  2° het getuigschrift van kandidaat-onderofficier dat door de bevoegde overheid werd afgegeven op basis van een vóór 31 december 1993 genomen beslissing;
  3° de vroegere door de Staat uitgereikte brevetten A, B en C;
  4° het vroegere brevet van kandidaat-beroepsofficier.

Art.29. (Zie nota onder het opschrift) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 34bis, 3°, ingevoegd in het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten bij artikel 24 van dit besluit, dat in werking treedt op 1 mei 1998.

Art.30. (Zie nota onder het opschrift) Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken zijn belast, ieder wat hem betreft met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 19 maart 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. VANDE LANOTTE
  De Staatssecretaris voor Veiligheid,
  J. PEETERS

BIJLAGE.
Art. N. (Zie nota onder het opschrift) Minimum opleidingsprogramma.
  I. Opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman :
  Verplichte cursussen :
  - Brandbestrijding (praktische oefeningen inbegrepen) : 50 uur
  - Persoonlijke bescherming (praktische oefeningen inbegrepen : 30 uur
  - Levensreddende handelingen (praktische oefeningen) inbegrepen) : 10 uur
  II. Opleiding voor het behalen van het brevet van korporaal :
  Verplichte cursussen :
  - Brandbestrijding en hulpverlening : 20 uur
  - Pompen - Bediening van tuigen : 20 uur
  Een cursus van 40 uur te kiezen uit de volgende cursussen :
  - Pompbediening - Besturen van voertuigen : specialisatie : 40 uur
  - Reddingstechnieken : 40 uur
  - Geneeskundige hulpverlening : 40 uur
  III. Opleiding voor het behalen van het brevet van sergeant :
  Verplichte cursussen :
  - Brandbestrijding en hulpverlening : 30 uur
  - Organisatie en human ressources management : 20 uur
  Een cursus van 20 uur te kiezen uit de volgende cursussen :
  - Brandvoorkoming : 20 uur
  - Gevaarlijke stoffen : 20 uur
  - Bevelvoering operaties : 20 uur
  IV. Opleiding voor het behalen van het brevet van adjudant :
  Verplichte cursussen :
  - Verbranding en blussing : 40 uur
  - Gevaarlijke stoffen : 20 uur
  - Brandbestrijding en hulpverlening : 20 uur
  - Human ressources management : 20 uur
  V. Opleiding voor het behalen van het brevet van onderluitenant :
  A. Voor de adjudanten en de houders van het brevet van adjudant :
  Verplichte cursussen :
  - Organisatie van de hulpdiensten : 10 uur
  - Hulpverlening en brandbestrijding : 80 uur
  - Human ressources management : 20 uur
  - Verbindingen - Communicatiemiddelen : 20 uur
  Een cursus van 40 uur te kiezen uit de volgende cursussen :
  - Instructeur : 40 uur
  - Materieel : 40 uur
  B. Voor degenen die geen houder zijn van het brevet van adjudant :
  Verplichte cursussen :
  - Verbranding en blussing : 40 uur
  - Organisatie van de hulpdiensten : 10 uur
  - Gevaarlijke stoffen : 20 uur
  - Hulpverlening en brandbestrijding : 100 uur
  - Human ressources management : 40 uur
  - Persoonlijke bescherming : 20 uur
  - Verbindingen-Communicatiemiddelen : 20 uur
  Een cursus van 40 uur te kiezen onder de volgende cursussen :
  - Instructeur : 40 uur
  - Materieel : 40 uur
  VI. Opleiding voor het behalen van het brevet van technicus-brandvoorkoming :
  Verplichte cursussen :
  - Wettelijke grondslag : 5 uur
  - Reglementering : 30 uur
  - Bouwelementen - bouwmaterialen/brandweerstand en reactie bij brand : 25 uur
  - Gebouwenconstructie : 20 uur
  - Detectie - Blusmiddelen : 10 uur
  - Praktische oefeningen en opleiding : 50 uur
  VII. Opleiding voor het behalen van het brevet van dienstchef :
  Verplichte cursussen :
  - Management - human ressources management : 40 uur
  - Public relations : 20 uur
  - Technisch en budgettair beheer : 20 uur.
  Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 maart 1997.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. VANDE LANOTTE
  De Staatssecretaris voor Veiligheid,
  J. PEETERS