14 MEI 1996. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering, wat de Vlaamse Gemeenschapscommissie betreft, van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-07-1996 en tekstbijwerking tot 19-09-1998).
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Voorschottenregeling en uitbetaling van de trekkingsrechten.
Art. 3-6
HOOFDSTUK III. - Model van beleidsovereenkomst en voorwaarden voor de controle, de resultaatmeting, de evaluatie van de uitvoering en de openbaarheid van de beleidsovereenkomst.
Art. 7-9
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder het decreet: het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds.
Art.2. (§1.) De Vlaamse regering keurt het beleidsplan, genoemd in artikel 4, § 4 van het decreet, goed. <BVR 1998-07-23/67, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-09-1998>
(§2. Indien een bijsturing van het beleidsplan aanleiding geeft tot een wijziging van de beleidsovereenkomst, worden deze wijzigingen, voor zover het geen wijzigingen aan strategische doelstellingen, programma's of operationele doelstellingen betreft, goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het stedelijk beleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de Brusselse Aangelegenheden.) <BVR 1998-07-23/67, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-09-1998>
HOOFDSTUK II. - Voorschottenregeling en uitbetaling van de trekkingsrechten.
Art.3. Het eerste voorschot wordt uitbetaald op het einde van de tweede maand die volgt op de ondertekening van de beleidsovereenkomst. De daaropvolgende jaarlijkse voorschotten, genoemd in artikel 16 van het decreet, worden uiterlijk eind februari van elk begrotingsjaar op de rekening van de Vlaamse Gemeenschapscommissie gestort.
Art.4 . Het saldo van het toegestemde trekkingsrecht wordt uitbetaald in een of meerdere stortingen, op basis van een aanvraag, vergezeld van een verslag van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. In dat verslag komen de graad van uitvoering van het beleidsplan en de behaalde resultaten, overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in de beleidsovereenkomst met de Vlaamse regering, tot uiting. De aanvraag maakt melding van de beslissing van de Vlaamse Gemeenschapscommissie ; ze wordt medeondertekend door de daartoe gemachtigde ambtenaar van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De aanvraag en het verslag worden opgestuurd naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, administratie Kanselarij en Voorlichting, afdeling Kanselarij, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel.
Art.5. Elk jaar stelt de Vlaamse Gemeenschapscommissie een verzamelstaat op met alle uitgaven van het desbetreffende jaar.
In die verzamelstaat worden de uitgaven gegroepeerd naar het jaar van het trekkingsrecht waarop ze betrekking hebben. Die verzamelstaat, alsook de facturen die daarop betrekking hebben en alle andere verantwoordingsstukken, liggen in de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter inzage van de ambtenaren van de afdeling Kanselarij. De facturen worden van een volgnummer voorzien.
Art.6. De door de Vlaamse regering gemachtigde ambtenaren kunnen bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie controles uitvoeren met betrekking tot de behaalde resultaten en elke verrichting inzake de administratieve opvolging.
Het tijdstip van de controle hoeft niet vooraf aangekondigd te worden.
HOOFDSTUK III. - Model van beleidsovereenkomst en voorwaarden voor de controle, de resultaatmeting, de evaluatie van de uitvoering en de openbaarheid van de beleidsovereenkomst.
Art.7. Het als bijlage I bij dit besluit gevoegde model van beleidsovereenkomst geldt als model van beleidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4, § 5 van het decreet .
Dit model bevat de regels en voorwaarden voor het toezicht op de beleidsovereenkomst en voor de resultaatmeting, de evaluatie van de uitvoering, en de openbaarheid van de beleidsovereenkomst.
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996.
Art.9. De Vlaamse minister, bevoegd voor het stedelijk beleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor Brusselse aangelegenheden, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 mei 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting,
L. PEETERS
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
L. MARTENS
De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijke-Kansenbeleid,
A. VAN ASBROECK
BIJLAGE.
Art. N. Model van beleidsovereenkomst tot verbetering van de leef- en omgevingskwaliteit voor de periode 1996-1999 tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie
(Bijlage om technische redenen niet opgenomen, zie B.St. 03-07-1996, p. 18146 -18150).