26 MAART 1996. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen.
Art. 1-6
Artikel 1. Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 en 19 juli 1995 wordt een 18°, 19° en 20° toegevoegd, die luiden als volgt :
"18° laaggeschoolde langdurig werklozen : de werklozen die op de dag voor de indiensttreding minstens twee jaar uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn en maximum de studies voltooiden van het lager secundair onderwijs of de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs;
19° laaggeschoolde langdurig werkzoekenden : de niet-werkende werkzoekenden die op de dag vóór de indienstneming minstens twee jaar als werkzoekende ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en gedurende deze periode noch in loondienst werkten, noch een zelfstandig beroep uitoefenden en maximum de studies voltooiden van het lager secundair onderwijs of de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs;
20° laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers : de bestaansminimumtrekkers die maximum de studies voltooiden van het lager secundair onderwijs of de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs."
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6ter ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 6ter. § 1. In toepassing van artikel 94 van de wet en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kan de minister het jaarbedrag van de premie vaststellen op 500 000 F voor de aanwerving van laaggeschoolde langdurig werklozen of laaggeschoolde langdurig werkzoekenden of laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers.
§ 2. Aanwervingen op basis van premietoekenningen zoals voorzien in § 1, kunnen slechts gebeuren ten laatste tot (31 december 1997). Per individuele tewerkstelling wordt de premie vastgesteld voor een periode die niet meer bedraagt dan 12 maanden. <BVR 1997-01-21/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
§ 3. Per bevoegdheidsgebied van een subregionaal tewerkstellingscomité moeten de laaggeschoolde langdurig werklozen en de laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers tenminste 95 % van het totaal aantal toegekende arbeidsplaatsen bezetten."
Art.3. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt :
"Art. 11. Onverminderd de bepalingen van art. 38, 2de lid, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995, kan de minister een premiebedrag toestaan lager dan het hoger premiebedrag of de jongerenpremie of de premie zoals vermeld in art. 6ter van het besluit wanneer de werkgever door middel van de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen inkomsten kan verwerven."
Art.4. Aan artikel 26, § 1 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt :
"In afwijking van het eerste lid wordt voor de projecten zoals bedoeld bij artikel 6ter de aanwervingstermijn beperkt tot 3 maanden. De minister kan een éénmalige verlenging van de aanwervingstermijn van maximaal 3 maanden toestaan indien de werkgever het bewijs levert dat het verstrijken van de aanwervingstermijn zonder indienstname van een gesubsidieerde contractueel niet aan hem is te wijten. Na deze termijn vervalt het recht op de toegekende premie."
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1996.
Art. 6. De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling is belast met de uitvoering van het besluit.
Brussel, 26 maart 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS