23 APRIL 1996. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 1995 tot bepaling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de Vlaamse ministers.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 2, § 1, van het besluit van 20 juni 1995 tot bepaling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de Vlaamse ministers wordt aangevuld met een vierde lid dat luidt als volgt :
" De Vlaamse minister bevoegd voor tewerkstelling kan besluiten om naast de in het eerste lid, 1° bedoelde stafleden een bijkomende adjunct-kabinetschef aan te stellen belast met de aangelegenheden inzake tewerkstelling. In dat geval kan hij slechts een beroep doen op maximum twintig uitvoerende personeelsleden. "
Art.2. Artikel 6, § 2, 1° van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " 1° Indien de werkgever ermee instemt de betaling van het salaris voort te zetten, verkrijgt belanghebbende de kabinetstoelage bepaald in artikel 7.
De bevoegde Vlaamse minister stort het salaris van het personeelslid, eventueel verhoogd met de werkgeversbijdragen aan de instelling van oorsprong terug. "
Art.3. Artikel 8, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 oktober 1995 wordt vervangen als volgt :
" Het uitvoerend en het aanvullend personeel krijgt een als salaris geldende kabinetstoelage, die vastgesteld wordt in de salarisschaal die in het organiek stelsel verbonden is aan de met de uitgeoefende functie overeenstemmende graad bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Deze toelage wordt verhoogd met een aanvullende toelage die een bedrag van 96 089 frank niet mag overschrijden. De bijzondere salarisschaal die eventueel in een overgangsregeling voor het personeel van de ministeries vastgelegd is, mag niet worden toegepast. "
Art.4. Aan artikel 8, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 oktober 1995 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
" De als salaris geldende kabinetstoelage, bedoeld in voorgaande leden mag vastgesteld worden tussen het minimumsalaris en het maximumsalaris van de toegekende salarisschaal, maar mag niet hoger zijn dan die waarop een ambtenaar met dezelfde leeftijd, met dezelfde graad en met een optimale loopbaan aanspraak kan maken. Alleen in uitzonderlijke gevallen en met voorafgaande toestemming van de minister-president kan een hoger salaris in overweging genomen worden. "
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 20 juni 1995.
Art. 6. De leden van de Vlaamse regering zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 april 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie,
L. VAN DEN BRANDE.
De minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE.
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS.
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid,
Mevr. DEMEESTER-DE MEYER.
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting,
L. PEETERS.
De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,
E. BALDEWIJNS.
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
L. MARTENS.
De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media,
E. VAN ROMPUY.
De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijke Kansenbeleid,
Mevr. A. VAN ASBROECK.