Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 MAART 1996. - Besluit van de Vlaamse regering houdende toekenning van een verlof voorafgaand aan de pensionering.



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :
  - de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van niveau D en E en de rangen A2 en A3;
  - de mandatarissen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van rang A2 met de graad van planningsadviseur, eerste planningsadviseur en hoofdplanningsadviseur.

Art.2. De in artikel 1 bedoelde personeelsleden, die daartoe een aanvraag hebben ingediend, kunnen een verlof voorafgaand aan de pensionering krijgen indien zij :
  - vastbenoemd zijn of een mandaat vervullen overeenkomstig de artikelen VIII 118 en VIII 121 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
  - op 31 mei 1996 minimum 55 en maximum 59 jaar oud zijn;
  - bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar minstens 20 pensioengerechtigde dienstjaren hebben.

Art.3. Het toestaan van het in artikel 2 bedoelde verlof aan het personeelslid van de rangen A2 en A3 is een gunst die slechts verleend wordt als de goede werking van de dienst er niet door in het gedrang komt.

Art.4. In niveau D kunnen ten hoogste 200 verloven als bedoeld in artikel 2 worden toegestaan; in niveau E ten hoogste 100. Binnen die perken en rekening houdend met de rangschikking bepaald in het tweede lid, hebben de ambtenaren van de niveaus D en E recht op het verlof. Hun aanvraag kan niet worden afgewezen op gronden die verband houden met de goede werking van de dienst.
  Indien het aantal aanvragen per niveau groter is dan de in het eerste lid bepaalde maxima, wordt de volgorde voor de inwilliging van de aanvragen bepaald op basis van de leeftijd van de gegadigden, waarbij de oudste aanvrager voorrang geniet. Bij gelijke leeftijd wordt voorrang gegeven aan de aanvrager met de grootste dienstanciënniteit.

Art.5. § 1. Het personeelslid dat van het in artikel 2 bedoelde verlof gebruik wil maken, dient uiterlijk op 30 april 1996 bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in bij de administratie Ambtenarenzaken, afdeling Wervingen en Personeelsbewegingen, Boudewijnlaan 30, 1210 Brussel. De datum van de poststempel is bepalend.
  Tussen het personeelslid en de secretaris-generaal van zijn departement wordt overleg gepleegd over de datum waarop het verlof eventueel ingaat. Die datum moet de eerste dag van een maand zijn en kan uiterlijk op 1 november 1996 worden bepaald.
  Voor het personeelslid van niveau D en E wordt de beslissing genomen door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken op basis van de onderlinge rangschikking tussen de kandidaten volgens de criteria vastgesteld in artikel 4, tweede lid.
  Voor het personeelslid van rang A3 en A2 beslist de Vlaamse regering, op advies van het college van secretarissengeneraal, of het verlof wordt toegestaan.
  Indien het verlof wordt toegestaan, gaat het in op de datum bepaald overeenkomstig het tweede lid.
  De beslissing wordt aan het personeelslid ter kennis gebracht voor 30 juni 1996. Indien het personeelslid op 30 juni 1996 niet schriftelijk op de hoogte is gebracht van de beslissing, wordt het verlof geacht te zijn toegestaan.
  § 2. In afwijking van § 1, tweede lid, gaat voor het personeelslid van niveau D of E van het departement Leefmilieu en Infrastructuur dat behoort tot de hierna vermelde personeelscategorieën, het verlof ten vroegste in op de eerste dag van de maand volgend op zijn vervanging door een personeelslid van niveau D of E, doch uiterlijk op 1 januari 1997 :
  - het varend personeel van de veerdiensten en het scheepspersoneel van de administratie Waterwegen en Zeewezen;
  - het bedieningspersoneel van de kunstwerken van de administratie Waterwegen en Zeewezen.
  De tot benoemen bevoegde overheid beslist of in de vervanging wordt voorzien door statutaire aanwerving, door mutatie of door bevordering.

Art.6. De aanvrager is met verlof tot en met de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt heeft. Dit verlof is onomkeerbaar. De aanvrager gaat de verplichting aan het vervroegd wettelijke rustpensioen op te nemen bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.

Art.7. Het personeelslid met verlof voorafgaand aan de pensionering ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 70% van het salaris.

Art.8. Het personeelslid ontvangt tevens :
  - het vakantiegeld;
  - de eindejaarstoelage;
  - de haard- of standplaatstoelage.
  Het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de haard- of standplaatstoelage worden beperkt tot 70% van het bedrag voor volledige prestaties.

Art.9. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid heeft echter geen recht meer op bevordering in graad en in salarisschaal.

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1996.

Art. 11. De Vlaamse minister, bevoegd voor ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 5 maart 1996.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE