2 MEI 1996. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het [Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest] <BESL2011-09-08/07, art. 2, §1, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-11-1996 en tekstbijwerking tot 11-10-2011)
Art. 1-7
1996031400 1996031401 1997031116 1997031118 1997031458 1997100250 1998031100 1998031106 1999031332 1999031333 2003031302 2003031303 2011031492 2017012637
Artikel 1.Binnen de kredietbeperkingen, ingeschreven te dien einde in de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kent de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor huisvesting kapitaalpremies toe aan het [2 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2 bestemd om de investeringen van het Fonds te financieren met het oog op de verwezenlijking van [1 zijn opdrachten van algemeen nut die werden vastgelegd in artikel 80 van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode]1.
----------
(1)<BESL 2011-09-08/07, art. 2, §3, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
(2)<BESL 2011-09-08/07, art. 2, §2, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
Art.2.Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarborgt ten opzichte van de inschrijvers de goede afloop van de leningen die het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1 aangaat binnen de perken van de per begrotingsjaar door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering gegeven machtiging.
Het bedrag van en de modaliteiten voor deze leningen worden goedgekeurd door de Ministers of de Staatssecretarissen bevoegd voor begroting en huisvesting.
Indien het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1 op basis van deze leningen tot een of verschillende swapoperaties in Belgische franken vóór de vervaldatum en na het positief advies van de Administratie der Thesaurie overgaat, zullen deze verbintenissen ook van de waarborg van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genieten.
----------
(1)<BESL 2011-09-08/07, art. 2, §2, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
Art.3.§ 1. De kapitaalpremie wordt berekend naargelang het totale gemachtigd activiteitenniveau.
Ze komt overeen met de som van de rentetoelagen die binnen 20 jaar door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten laste zouden worden genomen en die aangepast zouden worden aan de referentievoet, met name de voet voor de financiering op lange termijn door de overheid.
De tussenkomst van het Gewest dekt het verschil tussen de interesten verschuldigd aan de inschrijvers op basis van de referentievoet, die in aanmerking werd genomen bij de berekening van de kapitaalpremie, en het aandeel aan interesten die ten laste van het [2 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2 valt in functie van de debetrente op lange termijn van zijn leningen. De globale leningslast (afschrijvingen en interesten) wordt in constante annuïteiten berekend.
Een aanvullende dotatie om het risico van een gewijzigde referentievoet te dekken, kan toegekend worden. Deze dotatie komt overeen met de som van de verschillen die aangepast worden aan de netto-rendementvoet van schatkistbeleggingen, berekend op basis van de bij de vijfjaarlijkse herzieningen vermoede rentevoet.
§ 2. [1 De vereffening van de in artikel 3, § 1, vastgelegde kapitaalpremie geschiedt in maximaal vier opeenvolgende jaarlijkse schijven.
De eerste schijf bedraagt minstens één vierde van de premie en wordt vereffend voor het einde van het begrotingsjaar.
De tweede schijf bedraagt minstens één derde van het saldo van de premie en wordt vereffend in de loop van het eerste trimester van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar.
De derde schijf bedraagt minstens de helft van het saldo van de premie en wordt vereffend in de loop van het eerste trimester van het tweede jaar dat volgt op het begrotingsjaar.
De laatste schijf omvat het saldo van de premie en wordt vereffend in het eerste trimester van het derde jaar dat volgt op het begrotingsjaar.]1
[1 § 3. De bepalingen uit § 2 zijn van toepassing op de leningen die door het Woningfonds worden afgesloten vanaf het begrotingsjaar 2011.]1
----------
(1)<BESL 2011-09-08/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
(2)<BESL 2011-09-08/07, art. 2, §2, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
Art.4.In de boeken van het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1 worden de opbrengsten van de in artikel 2 bedoelde leningen en van de in artikel 3 bedoelde kapitaalpremies op de rekening "fonds (B2)" geboekt. <BESL 1997-10-02/39, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
De leningen en de operaties in verband met de huurtoelagen die dank zij de kapitalen van het fonds (B2) plaatsvinden, maken het voorwerp van een afzonderlijke interne boeking uit. <BESL 1997-10-02/39, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
De door het fonds (B2) geboekte winsten moeten in het fonds blijven. <BESL 1997-10-02/39, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Ze worden gestort op een reserve, waarvan het gebruik door de Ministers of de Staatssecretarissen, respectievelijk bevoegd voor begroting en huisvesting, gezamenlijk geregeld wordt. De hoofdzakelijk bestemming van de reserve moet vanzelfsprekend de dekking zijn van de verbintenissen die door het Woningfond van de Gezinnen van het Brussels Gewest op korte en lange termijn aangegaan werden.
Het gebruik van de kapitaalpremie maakt het voorwerp uit van een verantwoording die bij de jaarlijkse rekeningen van fonds (B2) het wordt gevoegd. <BESL 1997-10-02/39, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1 mag niet meer dan 0,30% van het bedrag, verschuldigd op 31 december van het boekjaar door de hypothecaire schuldenaars, aan de reserve voor afschrijving van dubieuze vorderingen toewijzen, behoudens uitdrukkelijke en gezamenlijke machtiging van de Ministers of Staatssecretarissen, respectievelijk bevoegd voor begroting en huisvesting.
----------
(1)<BESL 2011-09-08/07, art. 2, §2, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
Art.5. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de leningen die vanaf 1996 aangegaan worden.
Art.6.De Brusselse Hoofdstedelijke Regering duidt twee commissarissen aan, behorend tot een verschillende taalrol, bij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest. Deze commissarissen hebben een onbeperkt recht van toezicht op de verrichtingen van de vennootschap en moeten tot alle vergaderingen van de raad van bestuur en van de andere beheersorganen uitgenodigd worden.
Elke verbintenis of beslissing van het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1, waartegen één van de commissarissen verzet aantekent, dient ter goedkeuring aan de bevoegde Minister of Staatssecretaris te worden voorgelegd en wordt voorlopig opgeschort. De Minister of de Staatssecretaris zal een uitspraak doen binnen dertig dagen na de datum van het verzet. Na voormelde termijn wordt de beslissing of de verbintenis geacht te zijn goedgekeurd.
Het verzet van de commissarissen dient medegedeeld binnen acht dagen na de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissarissen hierop volgens de vastgestelde regels werden op uitgenodigd en mocht dit niet het geval zijn, vanaf de dag waarop zij hiervan in kennis werden gesteld.
De commissarissen kunnen beroep instellen bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering indien zij oordelen dat één van beide Gemeenschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gediscrimineerd wordt door een beslissing van het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1 of dat deze beslissing tegen het algemeen belang indruist. Hun beroep schorst de desbetreffende beslissing, totdat de Regering terzake stelling heeft genomen.
Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet of de reglementen het vereisen, kunnen de Regering en de commissarissen aan het [1 Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]1 vragen om binnen de termijn die zij vaststellen, te beraadslagen over elke vraag die hen aanbelangt.
----------
(1)<BESL 2011-09-08/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
Art. 7. De Ministers of Staatssecretarissen respectievelijk bevoegd voor begroting en huisvesting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 2 mei 1996.
Vanwege de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting,
J. CHABERT
De Staatssecretaris,
E. TOMAS