27 APRIL 1995. - Decreet tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie met het oog op de uitoefening van een mandaat van lid van de Raad of het College van de Franse Gemeenschapscommissie (VERTALING).
Art. 1-5
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 115, paragraaf 1, lid 1, artikel 116, paragraaf 1, artikel 121, paragraaf 1, lid 1, artikel 127, 128, 129, 131, 132, 135, 137, 147 en 175 van de Grondwet, krachtens artikel 138 en artikel 178 van de Grondwet.
Art.2. De ambtenaren, de stagedoende personeelsleden en de bij arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst genomen personeelsleden van de diensten die rechtstreeks onder het gezag staan van het College worden van rechtswege met voltijds politiek verlof gezonden voor de uitoefening van een mandaat van lid van de Raad of het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art.3. § 1. De periodes gedekt door het politiek verlof worden niet bezoldigd. Zij worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.
Gedurende de periodes gedekt door het politiek verlof kunnen de personeelsleden hun aanspraken op bevordering niet doen gelden.
§ 2. Voor de personeelsleden die met een arbeidsovereenkomst werden aangeworven, wordt die arbeidsovereenkomst geschorst gedurende de periodes gedekt door het politiek verlof. Deze worden beschouwd als voor bevordering tot een hogere wedde in aanmerking komende diensten.
Art.4. § 1. Het politiek verlof gaat in op de datum van de eedaflegging die op de verkiezing volgt.
§ 2. Het politiek verlof verloopt ten laatste op de laatste dag van de maand die volgt op de maand tijdens welke het mandaat eindigde.
Vanaf dat ogenblik geniet de betrokkene opnieuw zijn statutaire of contractuele rechten. Het personeelslid dat niet in zijn betrekking is vervangen, bekleedt die betrekking opnieuw wanneer hij zijn dienst hervat. Indien het personeelslid wel werd vervangen, wordt het voor een andere betrekking aangewezen, overeenkomstig de door het College te stellen regels.
§ 3. Na het herstel in hun ambt mogen de personeelsleden hun wedde niet cumuleren met de eventuele voordelen, zoals een wederaanpassingsvergoeding, verbonden aan de uitoefening van politieke mandaten zoals bedoeld in artikel 2.
§ 4. In afwijking van de §§ 2 en 3, wordt het personeelslid zoals bedoeld in artikel 2, dat bekleed is met een graad vanaf rang 15 of daarmee gelijkgesteld, in zijn betrekking eerst na het verstrijken van een termijn gelijk aan die gedurende welke het een wederaanpassingsvergoeding of enig soortgelijk voordeel mag krijgen, hersteld.
Gedurende deze periode mag het geen leidinggevend ambt bekleden in een overheidsbestuur of enige bezoldigde activiteit uitoefenen in de privé-sector. Het vervult in zijn overheidsbestuur van herkomst elke opdracht tot adviesverlening, onderzoeksopdracht en enige andere opdracht die verband houdt met zijn graad en zijn ervaring. Afgezien van de bezoldiging, geniet het de faciliteiten verbonden aan zijn graad.
Art. 5. Dit decreet treedt in werking op de dag van de eerste algehele vernieuwing van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Brussel, 27 april 1995.
Ch. PICQUE,
voorzitter van het College
D. GOSUIN,
lid van het College
D. HARMEL,
lid van het College
R. HOTYAT,
lid van het College
D. van EYLL,
lid van het College