30 AUGUSTUS 1996. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen (VERTALING).
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 3 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden tussen de leden 2 en 3 de volgende leden ingevoegd :
"Als vereiste diploma's, getuigschriften en brevetten worden eveneens beschouwd, deze die bepaald zijn door een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen voor de toegang tot het overeenstemmende ambt of voor de uitoefening van dat ambt op zijn grondgebied en die in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen behaald werden.
In afwijking van lid 3, wordt gelijkgesteld met het bezitten van een bekwaamheidsbewijs voor de toegang tot een ambt, het feit dat het overeenstemmende ambt gedurende ten minste twee jaar tijdens de tien vorige jaren voltijds werd uitgeoefend in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen die de toegang tot dat ambt niet regelt, voor zover de kandidaat houder is van een of meer bekwaamheidsbewijzen inzake opleiding die aan de in artikel 4bis bedoelde voorwaarden voldoet."
Art.2. In het voormelde besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 wordt een nieuw artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 4bis. Voor de toepassing van artikel 3, lid 4, is het bedoelde bekwaamheidsbewijs of zijn de bedoelde bekwaamheidsbewijzen inzake opleiding deze :
- die werd(en) uitgereikt door een bevoegde overheid in een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, aangewezen overeenkomstig de wets-, verordenings- of administratieve bepalingen van die Staat,
- waaruit blijkt dat de houder ervan met vrucht een cyclus van postsecundaire studiën met een duur van ten minste drie jaar heeft gevolgd, of met een gelijkwaardige duur met deeltijdse prestaties, in een universiteit of een inrichting voor hoger onderwijs of in een andere inrichting van hetzelfde vormingsniveau van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, en , in voorkomend geval, dat hij met vrucht de vereiste beroepsopleiding heeft genoten naast de cyclus van postsecundaire studiën, en
- die hem heeft (hebben) voorbereid tot de uitoefening van dat ambt."
Art.3. In het voormelde besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 wordt een nieuw artikel 41 ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 4ter. Onverminderd de bepalingen van artikel 4bis, is de houder van een of meer definitieve bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 3, leden 3 en 4, ertoe verplicht, ofwel te bewijzen dat hij een beroepservaring heeft, indien de duur van de vorming die hij geniet in verhouding tot ten minste één jaar korter is dan deze die door de Franse Gemeenschap vereist is, ofwel een aanpassingsstage te volgen, ofwel een bekwaamheidsexamen af te leggen.
Indien de houder moet bewijzen dat hij een beroepservaring heeft :
1° mag de vereiste duur ervan niet tweemaal langer zijn dan de ontbrekende opleidingsperiode, als de ontbrekende periode betrekking heeft op de cyclus van de postsecundaire studiën en/of op een beroepsstage die werd gevolgd onder leiding van een stagemeester of die door een examen werd bekrachtigd;
2° mag de vereiste duur ervan niet langer zijn dan de ontbrekende opleidingsperiode, wanneer deze betrekking heeft op een beroepspraktijk die onder de begeleiding van een geschoolde vakman werd verricht;
3° mag de vereiste duur ervan geenszins langer dan vier jaar zijn;
4° wordt, voor de vereiste duur ervan, de beroepservaring bedoeld in artikel 3, lid 4, altijd meegerekend.
Indien de houder niet kan bewijzen dat hij voornoemde vereiste beroepservaring heeft opgedaan, moet hij, naar keuze, ofwel een aanpassingsstage van maximaal drie jaar volgen, ofwel een bekwaamheidsexamen afleggen, in de hierna vermelde gevallen :
1° wanneer de opleiding die hij volgens artikel 3, leden 3 en 4 heeft genoten, betrekking heeft op vakken die in hoofdzaak verschillend zijn van deze die opgenomen zijn in het diploma dat door de Franse Gemeenschap vereist is;
2° wanneer het door de Franse Gemeenschap geregelde ambt, in het geval bepaald in artikel 3, lid 3, een of meer beroepsactiviteiten omvat die niet bestaan in het ambt dat wordt geregeld door de oorspronkelijke Lid-Staat of de Lid-Staat van herkomst van de aanvrager en dat gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die door de Franse Gemeenschap vereist is en dat betrekking heeft op vakken die in hoofdzaak verschillend zijn van deze die opgenomen zijn in het diploma waarvan de aanvrager het bewijs kan leveren;
3° wanneer het door de Franse Gemeenschap geregelde ambt, in het geval bedoeld in artikel 3, lid 4, een of meer geregelde beroepsactiviteiten omvat die niet bestaan in het ambt dat wordt uitgeoefend door de kandidaat in de oorspronkelijke Lid-Staat of Lid-Staat van herkomst, en wanneer dat verschil gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die vereist wordt door de Franse Gemeenschap en die betrekking heeft op vakken die in hoofdzaak verschillend zijn van deze die opgenomen zijn in het bekwaamheidsbewijs of de bekwaamheidsbewijzen waarvan de kandidaat het bewijs kan leveren."
Art.4. In het voornoemde besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 wordt een nieuw artikel 4quater ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 4quater. Voor de toepassing van de artikelen 3, leden 3 en 4, 4bis en 4ter, wordt binnen het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming een Commissie voor de bekwaamheidsbewijzen voor de toegang tot de ambten in het onderwijs opgericht, die ermee belast wordt :
1° de kandidaturen van de houders van de bekwaamheidsbewijzen bedoeld in artikel 3, leden 3 en 4 te onderzoeken;
2° te bepalen tot welk(e) ambt(en) die bekwaamheidsbewijzen toegang geven;
3° te bepalen met welk(e) bekwaamheidsbewijs(zen), bepaald in hoofdstuk II van dit besluit, zij overeenstemmen.
De samenstelling van die commissie en de nadere regels voor haar werking worden door de Regering vastgesteld."
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 5 januari 1991.
Art. 6. De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, Audiovisuele Media, Jeugdzorg, Kinderzorg en Gezondheid en de Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gedaan te Brussel, 30 augustus 1996.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, Audiovisuele Media, Jeugdzorg, Kinderzorg en Gezondheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
J.-P. GRAFE