Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit genomen ter uitvoering van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De trekkingscoëfficiënten bedoeld in artikel 7, § 1 van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector, worden vastgesteld als volgt :
  - voor de Vlaamse Gemeenschap :
  - vanaf 1 januari 1994 : 38,273186
  - vanaf 1 februari 1994 : 38,293362;
  - voor de Staat :
  - vanaf 1 januari 1994 : 32,171088
  - vanaf 1 februari 1994 : 32,137038;
  - voor de Franse Gemeenschap :
  - vanaf 1 januari 1995 : 27,157350
  - vanaf 1 juni 1995 : 27,099990;
  - voor het Waals Gewest :
  - vanaf 1 januari 1994 : 1,286379
  - vanaf 1 februari 1994 : 1,300253
  - vanaf 1 januari 1995 : 1,355770
  - vanaf 1 juni 1995 : 1,413129.

Art.2. Om de in voormelde bijzondere wet van 27 april 1994 bepaalde definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 1995 vast te stellen :
  1° wordt de bijdragevoet bedoeld in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 6 december 1994 genomen ter uitvoering van de bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector voor het jaar 1994 vervangen door 32,24 th;
  2° wordt de coëfficiënt bedoeld in artikel 1, 2° van voormeld besluit voor het jaar 1994 vervangen door 1,013269;
  3° wordt de coëfficiënt bedoeld in artikel 1, 3° van hetzelfde besluit voor het jaar 1994 vervangen door 1,026832;
  4° wordt de coëfficiënt bedoeld in artikel 1, 4° van hetzelfde besluit voor het jaar 1994 vervangen door 1,023046;
  5° wordt de coëfficiënt bedoeld in artikel 1, 5° van hetzelfde besluit voor het jaar 1994 vervangen door 0,999988.

Art.3. Voor het jaar 1995 worden de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen vastgesteld als volgt:
  1° Vlaamse Gemeenschap : 372.818.605
  2° Staat : -
  3° Franse Gemeenschap : 344.155.256
  4° Waals Gewest : 48.142.097
  5° Duitstalige Gemeenschap : 16.028.475
  6° Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 2.736.282
  7° Franse Gemeenschapscommissie : -

Art.4. § 1. Het verschil tussen de definitieve en de voorlopige bedragen van de werkelijke voor het jaar 1995 verschuldigde responsabiliseringsbijdragen bedraagt :
  voor de Vlaamse Gemeenschap : 8.882.884
  voor het Waals Gewest : 1.287.936
  De in het eerste lid bedoelde bedragen moeten, overeenkomstig artikel 10, § 2, eerste lid van dezelfde bijzondere wet, door de betrokken Gemeenschap en het betrokken Gewest aan het Fonds voor overlevingspensioenen gestort worden.
  § 2. Het verschil tussen de voorlopige en de definitieve bedragen van de werkelijke voor het jaar 1995 verschuldigde responsabiliseringsbijdragen bedraagt :
  voor de Franse Gemeenschap : 88.404.612
  voor de Duitstalige Gemeenschap : 729.856
  voor het Brussels Hoofdstedelijk gewest : 166.854
  De in het eerste lid bedoelde bedragen moeten, overeenkomstig artikel 10, § 2, tweede lid van dezelfde bijzondere wet, door het Fonds voor overlevingspensioenen aan de betrokken Gemeenschappen en aan het betrokken Gewest gestort worden.

Art.5. De verschillende, in dezelfde bijzondere wet van 27 april 1994 bepaalde elementen die het mogelijk maken de voorlopige bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage voor het jaar 1996 vast te stellen, worden vastgesteld als volgt :
  1° de bijdragevoet bedoeld in artikel 3 van voormelde bijzondere wet van 27 april 1994 :
  voor het jaar 1990 : 27,97 t.h.
  voor het jaar 1991 : 28,41 t.h.
  voor het jaar 1992 : 30,51 t.h.
  voor het jaar 1993 : 30,49 t.h.
  voor het jaar 1994 : 32,24 t.h.
  voor het jaar 1995 : 32,79 t.h.
  2° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 1° van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1991 : 1,035238
  voor het jaar 1992 : 1,027145
  voor het jaar 1993 : 1,025122
  voor het jaar 1994 : 1,013269
  voor het jaar 1995 : 1,017244
  3° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 2° van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1991 : 1,026708
  voor het jaar 1992 : 1,025124
  voor het jaar 1993 : 1,026752
  voor het jaar 1994 : 1,026832
  voor het jaar 1995 : 1,028306
  4° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 3° van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1991 : 1,017884
  voor het jaar 1992 : 1,012338
  voor het jaar 1993 : 1,027246
  voor het jaar 1994 : 1,023046
  voor het jaar 1995 : 1,005213
  5° de coëfficiënt bedoeld in artikel 6, § 2, 4° van dezelfde bijzondere wet en vastgesteld met betrekking tot het voorgaande jaar :
  voor het jaar 1991 : 1,000155
  voor het jaar 1992 : 1,002096
  voor het jaar 1993 : 1,002258
  voor het jaar 1994 : 0,999988
  voor het jaar 1995 : 0,999908

Art.6. Voor het jaar 1996 worden de in artikel 9, § 1 van dezelfde bijzondere wet bedoelde voorlopige bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen vastgesteld als volgt :
  1° Vlaamse Gemeenschap : 339.670.582
  2° Staat : -
  3° Franse Gemeenschap : 401.496.824
  4° Waals Gewest : 94.653.269
  5° Duitstalige Gemeenschap : 17.210.895
  6° Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 3.192.961
  7° Franse Gemeenschapscommissie : -

Art.7. De voorlopige bedragen van de werkelijke voor het jaar 1996 verschuldigde responsabiliseringsbijdragen moeten uiterlijk op 31 december 1996 bij het Fonds voor overlevingspensioenen toekomen.

Art.8. Voor het jaar 1996 zijn de verschillende, in dezelfde bijzondere wet van 27 april 1994 bepaalde elementen die het mogelijk maken de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdrage vast te stellen gelijk aan die welke in artikel 5 bepaald zijn en zijn de definitieve bedragen van de werkelijke responsabiliseringsbijdragen gelijk aan die welke in artikel 6 bepaald zijn.

Art. 9. Onze Eerste Minister en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 20 december 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  J. L. DEHAENE
  De Minister van Pensioenen,
  M. COLLA