2 JULI 1996. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de Planningscommissie-medisch aanbod. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-1996 en tekstbijwerking tot 24-06-1999)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de Commissie.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Werking van de Commissie.
Art. 5-13
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder Commissie : de Planningscommissie-medisch aanbod bedoeld bij artikel 35octies, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies.
HOOFDSTUK II. - Samenstelling van de Commissie.
Art.2. De Commissie is samengesteld als volgt :
1° twee deskundigen, algemeen bekend om hun bevoegdheid inzake de problemen betreffende de planning van gezondheidsberoepen, voorgedragen door de rectoren van de universitaire instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, in College verenigd, en twee deskundigen, algemeen bekend om hun bevoegdheid inzake de problemen betreffende de planning van gezondheidsberoepen, voorgedragen door de rectoren van de universitaire instellingen van de Franse Gemeenschap, in College verenigd;
2° drie leden voorgedragen door het Intermutualistisch College;
3° vier artsen, waarvan twee huisartsen en twee specialisten, gekozen onder de kandidaten voorgedragen door elk van de representatieve beroepsorganisaties van artsen;
4° twee tandartsen gekozen onder de kandidaten voorgedragen door elk van de representatieve beroepsorganisaties van tandartsen;
5° drie deskundigen, algemeen bekend om hun bevoegdheid inzake de problemen betreffende de planning van gezondheidsberoepen, waarvan twee voorgedragen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en één door de Minister die de Sociale zaken onder zijn bevoegdheid heeft;
6° een lid voorgedragen door elk van de drie Gemeenschappen;
7° een ambtenaar van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu aangewezen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft; hij vervult de functie van secretaris, overeenkomstig artikel 35octies, § 3, van het voornoemde koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967;
8° een ambtenaar van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, voorgedragen door dit Instituut.
(9° twee kinesitherapeuten gekozen onder de kandidaten voorgedragen door elke beroepsorganisatie van de kinesitherapeuten en twee personen voorgedragen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en die als bijzonder bevoegd beschouwd worden in de desbetreffende beroepssector;
10° twee beoefenaars van de verpleegkunde gekozen onder de kandidaten voorgedragen door elke beroepsorganisatie van de beoefenaars van de verpleegkunde en twee personen voorgedragen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en die als bijzonder bevoegd beschouwd worden in de desbetreffende beroepssector;
11° twee vroedvrouwen gekozen onder de kandidaten voorgedragen door elke beroepsorganisatie van de vroedvrouwen en twee personen voorgedragen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en die als bijzonder bevoegd beschouwd worden in de desbetreffende beroepssector.
12° twee logopedisten gekozen onder de kandidaten voorgedragen door elke beroepsorganisatie van de logopedisten en twee personen voorgedragen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en die als bijzonder bevoegd beschouwd worden in de desbetreffende beroepssector.) <KB 1999-05-03/74, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
Art.3. § 1. (Voor elk lid bedoeld in artikel 2, behalve voor die bedoeld in punt 7°, wordt er, onder dezelfde voorwaarden als de werkende leden, een plaatsvervanger benoemd.) <KB 1999-05-03/74, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
Het plaatsvervangend lid vervangt het effectief lid, indien dit verhinderd of afwezig is. In geval van overlijden of ontslag van een effectief lid, wordt dit opgevolgd door zijn plaatsvervanger. In dat geval voltooit deze het mandaat van zijn voorganger.
§ 2. Het mandaat van de leden bedoeld in artikel 2, 1° tot 6° en 8°, bedraagt vijf jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
§ 3. De leden bedoeld in artikel 2, 6°, 7° en 8°, hebben zitting met raadgevende stem.
Art.4. § 1. (De werkende leden bedoeld in artikel 2, behalve die bedoeld in punt 7°, en hun plaatsvervangers worden door Ons benoemd.) <KB 1999-05-03/74, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
§ 2. De voorzitter, voorgedragen door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en die geen effectief of plaatsvervangend lid is van de Commissie, wordt door Ons benoemd.
Bij diens afwezigheid wordt de Commissie voorgezeten door het oudste lid.
De voorzitter of degene die hem vervangt, heeft zitting met raadgevende stem.
(§ 3. Wanneer de adviesbevoegdheid van de Commissie uitgebreid wordt tot andere beroepen dan die bedoeld in de artikelen 2, 9° tot 12°, worden er, voor elke toegevoegde beroepsgroep, vier leden, waarvan er twee gekozen worden onder de kandidaten die voorgedragen worden door de beroepsorganisaties van het desbetreffende beroep en de andere twee worden aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en die als bijzonder bevoegd beschouwd worden in de desbetreffende beroepssector, door Ons benoemd.) <KB 1999-05-03/74, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
HOOFDSTUK III. - Werking van de Commissie.
Art.5. Het bureau van de Commissie is samengesteld uit de voorzitter, twee leden aangewezen door de Commissie, en de secretaris. Het regelt de organisatie van het werk van de Commissie en van de werkgroepen door deze opgericht.
Art.6. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
Art.7. De Commissie kan werkgroepen oprichten, waarvan zowel leden van de Commissie als deskundigen deel kunnen uitmaken. De Commissie bepaalt de samenstelling van de werkgroepen.
Art.8. De Commissie kan de bevoegde overheid vragen, haar zo vlug mogelijk de noodzakelijke statistische gegevens te verstrekken.
Art.9. § 1. De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van de Minister die de Volksgezondheid respectievelijk de Sociale zaken onder zijn bevoegdheid heeft, een advies verstrekken.
§ 2. De adviezen van de Commissie worden medegedeeld aan de Ministers die de Volksgezondheid en de Sociale Zaken onder hun bevoegdheid hebben.
In geval van dringende noodzakelijkheid kunnen de Ministers vragen dat het advies zou verstrekt worden binnen een periode die niet korter mag zijn dan één maand.
Art.10. (§1.) (De Commissie beraadslaagt geldig wanneer ten minste de helft van de stemgerechtigde leden bedoeld in artikel 2, overeenkomstig § 2 en § 3 van dit artikel aanwezig is.) <KB 1999-05-03/74, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
Indien de leden niet in voldoende aantal aanwezig zijn, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de Commissie kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Ze neemt haar beslissingen bij eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden.
(§ 2. Wanneer de Commissie beraadslaagt over een ander beroep dan bedoeld in de artikelen 2, § 1 en 3 van het voormelde koninklijk besluit nr. 78 is zij samengesteld uit de leden bedoeld in artikel 2, punten 1° tot 8° en de vier leden van het desbetreffende beroep.
§ 3. Wanneer de Commissie beraadslaagt over een beroep bedoeld in de artikelen 2, § 1, en 3 van het voormelde besluit nr. 78, is zij samengesteld uit de leden bedoeld in artikel 2, punten 1° tot 8°.) <AR 1999-05-03/74, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
Art.11. De voorzitter, de leden en de deskundigen van de Commissie hebben recht op :
1° presentiegeld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 januari 1960 tot wijziging van het Besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die van het departement van Volksgezondheid afhangen. De ledenambtenaren kunnen er slechts aanspraak op maken wanneer de prestaties geleverd worden buiten de normale werkingsuren;
2° een terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;
3° op de terugbetaling van verblijfkosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan leden van het personeel der ministeries.
Voor de toepassing van dit artikel, worden de leden niet-ambtenaren van de Commissie gelijkgesteld met ambtenaren met een graad van rang 15, 16 of 17.
Art.12. (opgeheven) <KB 1999-05-03/74, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 04-07-1999>
Art. 13. Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 juli 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN