19 JUNI 1996. - Wet houdende bepaalde wijzigingen aan de wetgeving houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen.
Art. 1-7
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 43, § 1 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, zoals het van kracht was in 1993, na de wijziging ervan bij de wet van 30 december 1992, wordt aangevuld met de volgende leden :
" Voor een cumulatie van meerdere pensioenen die ingaat in het jaar 1993, worden de bedragen bepaald in artikel 64, §§ 2, A en B, en 3, eerste en tweede lid van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, zowel voor de periode begrepen tussen 1 januari 1993 en de ingangsdatum van de cumulatie als voor de resterende periode van het jaar, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan 12 en de teller gelijk aan het aantal maanden begrepen in elk van die perioden. Voor datzelfde jaar zijn de inkomsten bedoeld in artikel 64, §§ 2, A en B, en 3, eerste lid, van voormeld koninklijk besluit van 21 december 1967, die welke betrekking hebben op diezelfde perioden.
Indien voor een van de in het tweede lid omschreven perioden, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met ten minste 15 % overschrijden, wordt de betaling van ieder pensioen bedoeld in artikel 38 geschorst voor diezelfde periode.
Indien voor een van de in het tweede lid omschreven perioden, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met minder dan 15 % overschrijden, wordt ieder pensioen bedoeld in artikel 38 voor diezelfde periode verminderd naar rata van het percentage waarmee de inkomsten diezelfde grensbedragen overschrijden.
Voor de toepassing van het derde en het vierde lid wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het in het vierde lid bepaalde percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering tot de naasthogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste 5 is; in het tegenovergestelde geval wordt met de decimaal geen rekening gehouden.
Het tweede tot het vijfde lid zijn alleen toepasselijk indien ze tot voordeel van de betrokkene strekken. "
Art.3. Artikel 4, § 3, vierde lid van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen wordt opgeheven.
Art.4. Artikel 5, § 2, tweede lid van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Voor het jaar waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt, worden de in de artikelen 4 en 9 bepaalde grensbedragen, zowel voor de periode begrepen tussen de eerste januari en de laatste dag van de maand gedurende welke de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt als voor de resterende periode van dat jaar, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan 12 en de teller gelijk aan het aantal maanden dat elk van deze perioden omvat, en zijn de in artikel 4, §§ 1 en 2 bedoelde inkomsten die welke betrekking hebben op diezelfde perioden.
Indien voor de periode begrepen tussen 1 januari van het jaar van de 65e verjaardag en de laatste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, de in het tweede lid bedoelde inkomsten de met toepassing van diezelfde bepaling vastgestelde grensbedragen overschrijden, wordt het pensioen met 10 of met 20 % verminderd op de wijze bepaald in paragraaf 1.
Indien voor de tweede van de perioden omschreven in het tweede lid, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met ten minste 15 % overschrijden, wordt de betaling van het pensioen geschorst voor diezelfde periode.
Indien voor de tweede van de perioden omschreven in het tweede lid, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met minder dan 15 % overschrijden, wordt het pensioen voor diezelfde periode verminderd naar rata van het percentage waarmee de inkomsten diezelfde grensbedragen overschrijden.
Voor de toepassing van het vierde en het vijfde lid wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het in het vierde lid bepaalde percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering tot de naasthogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste 5 is; in het tegenovergestelde geval wordt met de decimaal geen rekening gehouden. "
Art.5. Artikel 9 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
" De bepalingen van het eerste lid zijn ook toepasselijk op de gerechtigde of zijn echtgenoot die zijn eigen of geadopteerd kind opvoedt, waarvoor hij geen aanspraak kan maken op kinderbijslag, indien :
1° het kind jonger is dan 14 jaar;
2° de begunstigde of zijn echtgenoot voor het kind van 14 jaar of ouder wezenbijslag ten laste van de Dienst voor overzeese sociale zekerheid geniet;
3° het kind van 14 jaar of ouder waarvoor niet is voldaan aan de onder 2° vermelde voorwaarde :
a) jonger is dan 21 jaar en verbonden is door een leerovereenkomst, bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
b) jonger is dan 25 jaar en leergangen in het dagonderwijs volgt waarvan de duur ten minste gelijk is aan die vastgesteld bij de regelgeving tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt;
c) minstens 66 % arbeidsongeschikt is. "
Art.6. Artikel 14 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 14. § 1. Voor het jaar waarin het pensioen ingaat, worden de in de artikelen 4, 7 en 9 bepaalde grensbedragen vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan 12 en de teller gelijk aan het aantal gehele maanden dat de periode omvat die begrepen is tussen de ingangsdatum van het pensioen en het einde van dat jaar, en zijn de in artikelen 4, §§ 1 en 2, en 7, §§ 1 en 2 bedoelde inkomsten die welke betrekking hebben op de hiervoren omschreven periode.
Indien voor de in het eerste lid omschreven periode, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met ten minste 15 % overschrijden, wordt de betaling van het pensioen geschorst voor diezelfde periode.
Indien voor de in het eerste lid omschreven periode, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met minder dan 15 % overschrijden, wordt het pensioen voor diezelfde periode verminderd naar rata van het percentage waarmee de inkomsten diezelfde grensbedragen overschrijden.
Voor de toepassing van het tweede en het derde lid wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het in het derde lid bepaalde percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering tot de naasthogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste 5 is; in het tegenovergestelde geval wordt met de decimaal geen rekening gehouden.
§ 2. Voor het jaar waarin een cumulatie van meerdere in artikel 1 bedoelde pensioenen of een cumulatie van een dergelijk pensioen met één of meerdere pensioenen toegekend in een andere pensioenregeling ingaat, worden de in de artikelen 4, 7 en 9 bepaalde grensbedragen, zowel voor de periode begrepen tussen 1 januari van het jaar en de ingangsdatum van de cumulatie als voor de resterende periode van het jaar, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan 12 en de teller gelijk aan het aantal maanden begrepen in elk van die perioden, en zijn de in artikelen 4, §§ 1 en 2, en 7, §§ 1 en 2 bedoelde inkomsten die welke betrekking hebben op diezelfde perioden.
Indien voor een van de in het eerste lid omschreven perioden, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met ten minste 15 % overschrijden, wordt de betaling van elk van de pensioenen bedoeld in artikel 1 geschorst voor diezelfde periode.
Indien voor een van de in het eerste lid omschreven perioden, de in dat lid bedoelde inkomsten de met toepassing van dat lid vastgestelde grensbedragen met minder dan 15 %; overschrijden, wordt elk van de pensioenen bedoeld in artikel 1 voor diezelfde periode verminderd naar rata van het percentage waarmee de inkomsten diezelfde grensbedragen overschrijden.
Voor de toepassing van het tweede en derde lid wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste. Het in het derde lid bepaalde percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering tot de naasthogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste 5 is; in het tegenovergestelde geval wordt met de decimaal geen rekening gehouden.
§ 3. Voor de toepassing van artikel 13 wordt. voor het jaar waarin het pensioen ingaat, geen rekening gehouden met de vervangingsinkomens die betrekking hebben op de periode vóór de ingangsdatum van het pensioen.
In afwijking van artikel 13, § 1, wordt, indien de betaling van een uitkering wegens loopbaanonderbreking of wegens vermindering van de arbeidsprestaties ten gevolge van het ingaan van een rustpensioen wordt stopgezet, het om reden van zijn cumulatie met voormelde uitkering geschorste rust- of overlevingspensioen niet geschorst voor het gehele kalenderjaar maar uitsluitend voor de periode voorafgaand aan de ingangsdatum van het rustpensioen.
In afwijking van artikel 13, § 2, wordt, indien de betaling van een primaire ongeschiktheidsuitkering, een invaliditeitsuitkering of een werkloosheidsuitkering ten gevolge van het ingaan van een rustpensioen wordt stopgezet, het om reden van zijn cumulatie met voormelde uitkering geschorste overlevingspensioen niet geschorst voor het gehele kalenderjaar maar uitsluitend voor de periode voorafgaand aan de ingangsdatum van het rustpensioen. "
Art. 7. Artikel 2 heeft alleen uitwerking voor het jaar 1993.
De artikelen 3 en 5 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
De artikelen 4 en 6 treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
In afwijking van het derde lid hebben de artikelen 4 en 6 uitwerking met ingang van 1 januari 1994 voor zover de betrokkene voordeel heeft bij de toepassing van deze bepalingen.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 juni 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Volksgezondheid en van Pensioenen,
M. COLLA
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK