22 DECEMBER 1995. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 9 juni 1995 betreffende de verplichte controle van spuittoestellen.
Art. 1-6
BIJLAGEN.
Art. N1-N5
Artikel 1. Artikel 9 van het ministerieel besluit van 9 juni 1995 betreffende de verplichte controle van spuittoestellen, wordt vervangen door de volgende tekst :
"Artikel 9. § 1. Elke verkoop van spuittoestellen aan gebruikers moet binnen de 30 dagen door de verkoper aan de betrokken controledienst worden gemeld bij middel van het in bijlage III bij dit besluit gevoegde formulier. Bij rechtstreekse invoer heeft de koper de plicht binnen 30 dagen zijn aankoop bij deze dienst te melden bij middel van hetzelfde formulier.
§ 2. Wanneer een spuittoestel buiten gebruik wordt gesteld, moet de eigenaar binnen de 30 dagen de controledienst verwittigen bij middel van het in bijlage IV bij dit besluit gevoegde formulier. "
Art.2. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de woorden "dienst Kwaliteit en analyses van de grondstoffen" vervangen door de woorden "Dienst Kwaliteit van de grondstoffen en analyses".
Art.3. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden ", voor het hele Belgische grondgebied, met uitzondering van het Duitse taalgebied waarvoor het geldige model in bijlage II bis bij dit besluit is gevoegd." ingevoegd tussen de woorden "bijlage II bij dit besluit" en "Alle met gunstig gevolg gecontroleerde spuittoestellen".
Art.4. Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 20. Het verschuldigde bedrag bij de controle moet vóór de uitvoering van de controle betaald worden."
Art.5. De bijlagen I, II en III bij hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlagen I, II, II bis en III bij dit besluit.
Art.6. Aan hetzelfde besluit wordt de tekst in bijlage IV bij dit besluit toegevoegd als bijlage IV.
Brussel, 22 december 1995.
K. PINXTEN
BIJLAGEN.
Art. N1. _ BIJLAGE I. - Keuringsmethoden voor landbouwspuittoestellen.
Alleen werkende spuittoestellen (functionele pomp, geen overdreven lekken) die bovendien voldoen aan de hierna vermelde voorwaarden kunnen gecontroleerd worden :
-De spuitmachine moet goed uitgespoeld en gereinigd zijn; het verspoten water mag geen bestrijdingsmiddel meer bevatten.
-De tank dient voor 3/4 gevuld te zijn of tussen 500 en 1000 liter zuiver water te bevatten.
-Het toestel mag geen lekken vertonen.
-Bewegende onderdelen (aftakas, ketting) moeten voorzien zijn van een beschermkap.
Art. 1N1. BESCHRIJVING VAN DE CONTROLEMETHODE VOOR VELDSPUITEN
A. ALGEMENE TOESTAND
- visuele test
A1
De onderhoudstoestand wordt nagekeken : aanwezigheid van vreemde objecten zoals stukken touw, ijzerdraad, overdreven roest, te weinig gesmeerd, enz...
A2
Aanwezigheid van beschermkappen op bewegende onderdelen zoals aftakas, kettingen, enz...
A3
Nazicht van de veiligheid op de bevestigingspunten van het spuittoestel aan de trekker (3 punten) en van de spuitboom aan het chassis.
B. INHOUDSMARKERING
- visuele test
Het peil van de vloeistof in de tank (via een doorzichtige leiding, een vlotter, rechtstreeks doorheen de wand van de tank, enz...) wordt van op de zitplaats van de trekker beoordeeld.
C. AANWEZIGHEID VAN FILTERS
- visuele test, aanwezigheid of afwezigheid van filters wordt nagegaan.
C1
Bij het vullen van de hoofdtank : filtermand ter hoogte van het mangat, zuigkorf ter hoogte van de vulleiding, enz...
C2
Bij de aanzuiging van de spuitvloeistof : aanzuigfilter van de pomp
C3
Bij de drukleiding van de spuitvloeistof : drukfilter.
D. SPUITBOOM
- bij deze test wordt een meting uitgevoerd
D1
De hoogte in het midden van de spuitboom wordt ingesteld op 50 cm boven de grond en dan wordt de stand van de uiteinden nagegaan. Ook wordt nagekeken of de spuitboom in symmetrische stand voorkomt ten aanzien van de bevestigingspunten aan het chassis.
- visuele test
D2
Nakijken van de kromming van de spuitboom in het horizontale en het vertikale vlak
- visuele test
D3 en D4
Als er een ophangingssysteem is, wordt één uiteinde van de spuitboom op de grond gelegd bij een afstelling van de spuitboomhoogte op 60 cm \+ 10 cm. Er wordt gelet op de wijze waarop de spuitboom opnieuw in horizontale stand komt.
- bij deze test wordt een meting uitgevoerd
D5
De afstand tussen de spuitdophouders wordt bepaald.
- visuele test
D6
Er wordt gelet op de vertikale stand van de spuitdophouders behalve indien bij de oorspronkelijke konstruktie de spuitdoppenhouders naar voor of naar achter overhellen.
- visuele test
D7
Er wordt nagegaan hoe de spuitboom zich gedraagt nadat hij in het horizontale vlak in beweging is gebracht. Tevens wordt de werking van eventuele inklapbare uiteinden beoordeeld.
E. HINDERNISSEN
- visuele test
Er wordt gelet op de aanwezigheid van leidingen, touwen of vreemde objecten in het spuitveld.
F. ROERSYSTEEM
- visuele test
De intensiteit van de bewegingen van de vloeistof in de hoofdtank wordt beoordeeld als het roersysteem in werking is.
G. DRUKSTABILITEIT
- visuele test
De bewegingen van de naald worden gevolgd op de werkmanometer of op de manometer aan de spuitboom .
De spuitdruk moet stabiel zijn als het toerental constant is.
H. MANOMETER
- visuele test
H1
De leesbaarheid van de aanduidingen op de werkmanometer wordt vanaf de zitplaats van de bestuurder beoordeeld.
- bij de test wordt een meting uitgevoerd
H2 en H3
Op en in de plaats van een spuitdop wordt op de spuitboom een ijkmanometer aangebracht. De overeenkomst tussen de op de werkmanometer aangegeven drukwaarden en de reële waarden ter hoogte van de doppen wordt nagegaan. Beide waarden worden bij verschillende referentiedrukniveaus nagegaan.
Als er een verschil optreedt, wordt de werkmanometer losgemaakt en op een onafhankelijke calibrator geplaatst. Opnieuw worden beide waarden bij verschillende referentiedrukniveaus nagegaan.
I. DRUKEVENWICHT
- bij de test wordt een meting uitgevoerd
I1 tot 15
Op en in de plaats van een spuitdop wordt ter hoogte van de voeding op elke spuitboom-sectie een ijkmanometer aangebracht. De druk in de spuitboom wordt afgesteld op een referentiewaarde en er wordt gelet op eventuele drukverschillen tussen de secties.
J. COMPENSERENDE TERUGLOPEN
- bij de test wordt een meting uitgevoerd
J1 tot J3
Op en in de plaats van een spuitdop wordt ter hoogte van de voeding op elke spuitboom-sectie een ijkmanometer aangebracht. De druk in de spuitboom wordt afgesteld op een referentiewaarde. Eén spuitboomsectie wordt afgesloten waarna de druk in de nog aangesloten secties wordt nagegaan; daarna wordt die ene sectie weer aangesloten. Deze bewerking wordt herhaald voor alle spuitboomsecties.
K. DRUKVERLIES
- bij de test wordt alleen een meting uitgevoerd als er gevaar is voor drukverlies.
Twee ijkmanometers worden op en in de plaats van een spuitdop geplaatst, de ene dichtbij de toevoer van de spuitboomsectie, de andere op het uiteinde ervan. Eventuele drukverschillen worden nagegaan bij een referentiedruk aan de toevoer van de spuitboomsectie.
L. AFZONDERLIJK DEBIET VAN DE DOPPEN
- visuele test
L1
Er wordt nagegaan of de spuitdoppen homogeen zijn met betrekking tot het merk, het type, de maat en de hoek wanneer de doppen worden losgemaakt om het debiet te meten (L2 en L3).
- bij de test wordt een meting uitgevoerd.
L2 en L3
Het afzonderlijke debiet van de spuitdoppen wordt los van het spuittoestel gemeten voor alle courant gebruikte doppen. De doppen worden losgemaakt van de spuitboom en uit de schroeven waarmee zij op de spuitdophouders bevestigd zijn en worden vervolgens op een testbank geplaatst. Indien onmogelijk wordt het debiet van de spuitdopen gemeten direkt op het toestel. De variatie van het debiet wordt bepaald in vergelijking met deze van een nieuwe dop (referentie). Het debiet van de spuitdop wordt bij een in de tabellen van de constructeurs aangegeven nominale druk vergeleken met een bepaalde druk.
M. REGELSYSTEEM
- bij de test wordt een meting uitgevoerd
M1 en M2
De werking van de regelsystemen Constante druk (PC) en Debiet evenredig met motor-toerental (DPM) wordt niet nagegaan. De mechanische en elektronische regelsystemen van het debiet evenredig met de rijsnelheid worden gecontroleerd (respectievelijk DPAm en DPAe). De rijsnelheid en het tijdens een bepaalde tijd verspoten hoeveelheid worden bepaald. Het werkelijke verspoten volume/hectare wordt berekend en vergeleken met het volume dat de gebruiker had ingesteld.
- visuele test
M3
De werking van de openings- en sluitingskleppen van de spuitboomsecties en van de drukregelklep wordt nagegaan.
N. LEKKEN
- visuele test
N1 en N2
Plaatsen waar lekken werden opgemerkt, worden geïdentificeerd.
Beoordelingen van de resultaten van keuring.
(Tabellen niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 06/02/1996, p. 2584-2587)
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 1995.
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
Art. N2. BIJLAGE II.
(Stempel niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 06/02/1996, p. 2588)
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 1995.
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
Art. N3. BIJLAGE IIbis.
(Stempel niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 06/02/1996, p. 2589)
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 1995.
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
Art. N4. BIJLAGE III. Formulier van verkoop of herverkoop van een spuittoestel.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 06/02/1996, p. 2590)
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 1995.
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
Art. N5. BIJLAGE IV. Formulier van buiten gebruik stellen van een spuittoestel.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 06/02/1996, p. 2591)
Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 1995.
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN