8 DECEMBER 1995. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-02-1996 en tekstbijwerking tot 08-02-1997.)
Art. 1-5
Artikel 1. § 1. In toepassing van artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, ingevoegd door de wet van 3 april 1995, kan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ondernemingen of het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector vrijstellen van de verplichting om stagiairs tewerk te stellen overeenkomstig artikel 7, par. 1 van bovengenoemd koninklijk besluit nr. 230 indien deze ondernemingen voldoen aan de volgende voorwaarden:
(1° gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 16 van de wet van 3 april 1995 die een inspanning voorziet van minimaal 0,20 pct. voor de risicogroepen of personen uit het begeleidingsplan heeft;) <KB 1997-01-16/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
2° de collectieve arbeldsovereenkomst bedoeld in 1° moet een exacte berekening bevatten van de reële stageverplichting die geldt voor ondernemingen of het geheel van ondernemingen van de sector op dewelke de stageverplichting van toepassing is;
3° Voor wat betreft de aanvragen uitgaande van de sector, moet men voor de exacte berekening van de stageverplichting geen rekening houden met de ondernemingen die vrijgesteld worden van de stageverplichting op basis van artikel 9 en 10 van het bovenvermeld koninklijk besluit nr. 230;4° de totale inspanning bedoeld in 1° moet betrekking hebben op een aantal personen dat overeenstemt met de berekening bedoeld in 2°.
§ 2. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ondernemingen of het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector bedoeld in § 1 ook gedeeltelijk vrijstellen van de stageverplichting overeenkomstig artikel 7, § 1, van bovengenoemd koninklijk besluit nr. 230 en dit rekening houdend met de verhouding tussen de totale inspanning bedoeld in § 1, 1° en de exacte berekening van de reële stageverplichting bedoeld in § 1, 2°.
§ 3. De vrijstelling bedoeld in § 1 en § 2 kan toegekend worden voor een periode van maximaal 2 jaar. Voor ondernemingen of het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector die de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten bedoeld in § 1, 1° en 2° niet naleven, kan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, na advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de toegekende vrijstelling intrekken. Deze beslissing treedt in werking ten vroegste op de eerste dag volgend op de maand waarin de beslissing is genomen. Deze beslissing bepaalt ook de termijn waarbinnen de ondernemingen of het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector moet overgaan tot de aanwerving van stagiairs zoals voorzien in artikel 7, § 1 van het bovenvermeld koninklijk besluit nr. 230.
Art.2. De ondernemingen of het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector die een vrijstelling willen bekomen van de stageverplichting dient daartoe een aanvraag in bij de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Deze aanvraag moet de volgende elementen bevatten :
a) indien de aanvraag uitgaat van een onderneming of een groep van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector :
1° de benaming van de onderneming en/of van elke onderneming van de groep, evenals het adres alsook de juridische vorm;
2° een nauwkeurige omschrijving van de activiteiten van de onderneming en/of van elke onderneming van de groep en het nummer van het bevoegde paritair comité of de bevoegde paritaire comités;
3° de nodige stukken die aantonen dat de onderneming en/of elke onderneming van de groep voldoet aan de voorwaarden van artikel 1;
4° per onderneming het advies van de ondernemingsraad of het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of van de syndicale delegatie;
b) indien de aanvraag uitgaat van het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector:
1° de benaming en van de ondernemingen een nauwkeurige omschrijving;
2° de nodige stukken die aantonen dat het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector voldoen aan de voorwaarden van artikel 1;
3° de benaming en de theoretische berekening van de stageverplichting voor de ondernemingen die werden vrijgesteld van de verplichting om stagiairs aan te nemen op basis van artikel 9 en 10 van het bovenvermeld koninklijk besluit nr. 230;
4° het advies van het betrokken paritair comité of de betrokken paritaire comités.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid maakt deze aanvragen voor advies over aan het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De ondernemingen of het geheel van ondernemingen die behoren tot eenzelfde sector die reeds werden vrijgesteld op basis van artikel 10bis van het koninklijk besluit nr. 230 zijn gehouden een evaluatierapport over te maken dat bewijst dat de, in de vorige vrijstelling gevraagde inspanningen zijn gerealiseerd.
Art.3. De ambtenaren van de Dienst Inschakeling in het arbeidsproces van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid zijn belast met het opvolgen van deze vrijstellingen.
Art.4. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.
Art. 5. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 december 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET