30 JUNI 1996. - Wet tot wijziging van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek en van artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 1-10
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 1 van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 1. De Kamers oefenen het bij artikel 56 van de Grondwet toegekende recht van onderzoek uit overeenkomstig de volgende regels.
De door de Kamers ingestelde onderzoeken treden niet in de plaats van de onderzoeken van de rechterlijke macht; ze kunnen daarmee samenlopen maar mogen het verloop ervan niet hinderen. "
Art.3. In artikel 2 van dezelfde wet worden de woorden " Elke Kamer verricht zelf het onderzoek... " vervangen door de woorden " Binnen het kader van de opdracht die ze omschrijft, verricht elke Kamer zelf het onderzoek... "
Art.4. Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 3. De commissie wordt samengesteld en beraadslaagt met inachtneming van de regels die de Kamer bepaalt.
Ieder lid van de Kamer heeft het recht om het onderzoek van de commissie bij te wonen, tenzij de Kamer of de commissie anders beslist.
De commissievergaderingen zijn openbaar. De commissie kan echter op ieder tijdstip anders beslissen.
De leden van de Kamer zijn tot geheimhouding verplicht met betrekking tot de informatie verkregen naar aanleiding van de niet-openbare commissievergaderingen. Schending van die geheimhouding wordt gestraft met de sanctie bepaald in het reglement van de Kamer waartoe zij behoren.
De commissie kan de geheimhoudingsplicht opheffen tenzij zij zich uitdrukkelijk heeft verbonden om de geheimhouding in acht nemen. "
Art.5. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 4. § 1. De Kamer of de commissie, alsook hun voorzitters voorzover die daartoe gemachtigd worden, kunnen alle in het Wetboek van Strafvordering omschreven onderzoeksmaatregelen nemen.
§ 2. Voor het uitvoeren van onderzoeksverrichtingen die vooraf bepaald moeten worden, kan de Kamer of de commissie een verzoek richten tot de eerste voorzitter van het hof van beroep die één of meer raadsheren in het hof van beroep of één of meer rechters in de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied waarin de onderzoeksverrichtingen moeten geschieden, aanstelt.
Voor de uitvoering van deze onderzoeksverrichtingen staat de aangestelde magistraat onder leiding van de voorzitter van de commissie.
Hij stelt een schriftelijk verslag op waarin de resultaten van zijn onderzoek worden opgetekend.
De aangestelde magistraat kan buiten zijn ambtsgebied optreden en zijn onderzoek tot heel het Rijk uitbreiden.
§ 3. De commissie kan eveneens, overeenkomstig de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, aan de Vaste Comités P en I opdracht geven om de nodige onderzoeken te doen.
§ 4. Wanneer de onderzoeksmaatregelen een beperking inhouden van de bewegingsvrijheid, een inbeslagneming van materiële goederen, een huiszoeking of het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie, is het optreden van de overeenkomstig § 2 aangestelde magistraat verplicht.
De artikelen 35 tot en met 39 en 90ter tot en met 90novies van het Wetboek van Strafvordering betreffende de inbeslagneming van materiële goederen en het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie worden toegepast door de in het vorige lid bedoelde magistraat.
§ 5. Wanneer inlichtingen moeten worden opgevraagd in criminele, correctionele, politie- en tuchtzaken, richt de commissie tot de procureur-generaal bij het hof van beroep of de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof een schriftelijk verzoek tot het lichten van een door haar onontbeerlijk geacht afschrift van de onderzoeksverrichtingen en de proceshandelingen.
Zo deze magistraat bij gemotiveerde beslissing meent niet te kunnen ingaan op dit verzoek, kunnen de Kamer, de commissie of hun voorzitters hiertegen in beroep gaan bij een college dat bestaat uit de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, de voorzitter van het Arbitragehof en de eerste voorzitter van de Raad van State. Dit college houdt zitting met gesloten deuren en regelt de procedure. Het kan de voorzitter van de commissie en de betrokken magistraat op zeer korte termijn horen.
Het beslecht het geschil definitief en bij gemotiveerde beslissing uitgesproken in openbare vergadering, met inachtneming van de aan de orde gestelde belangen en, in het bijzonder, met eerbiediging van de rechten van verdediging.
§ 6. Wanneer inlichtingen moeten worden opgevraagd in bestuurszaken, richt de commissie een schriftelijk verzoek tot de bevoegde minister of staatssecretaris, die aan dat verzoek onmiddellijk gevolg geeft. "
Art.6. Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 8. Andere personen dan leden van de Kamer die, in welke hoedanigheid ook, de niet-openbare commissievergaderingen bijwonen of eraan deelnemen, zijn gehouden vooraf onder ede te verklaren het geheime karakter van de werkzaamheden te zullen naleven. Schending van die geheimhouding wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van artikel 458 van het Strafwetboek.
Getuigen, tolken en deskundigen hebben tegenover de Kamer, de commissie of de aangestelde magistraat dezelfde verplichtingen als tegenover de onderzoeksrechter.
Een ieder kan als getuige worden opgeroepen. De oproeping geschiedt schriftelijk en, zo nodig, bij dagvaarding.
Alvorens te worden gehoord, vertonen de getuigen de uitnodiging of de dagvaarding waarbij zij worden opgeroepen om te getuigen;
daarvan wordt melding gemaakt in het proces-verbaal. Vóór zijn verhoor doet de getuige opgave van zijn naam, voornamen, beroep, plaats en datum van geboorte en woonplaats.
De getuigen en de deskundigen leggen vervolgens de eed af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.
De deskundigen bevestigen hun mondelinge dan wel schriftelijke verslagen met de als volgt gestelde eed : " Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb. " Het proces-verbaal van de getuigenissen wordt getekend, hetzij onmiddellijk, hetzij uiterlijk vijftien dagen na de beëindiging van het verhoor, door de voorzitter en de getuige, nadat deze daarvan voorlezing heeft gekregen en verklaard heeft te volharden bij zijn verklaringen. Er mag niet tussen de regels worden geschreven; doorhalingen en verwijzingen worden door de voorzitter en de getuige goedgekeurd en geparafeerd.
Indien de getuige weigert zijn getuigenis te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal.
Hij die gedagvaard wordt om als getuige te worden gehoord, is gehouden te verschijnen en aan de dagvaarding te voldoen, op straffe van gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en geldboete van vijfhonderd frank tot tienduizend frank. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing.
Onverminderd het inroepen van het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek, kan iedere getuige aanvoeren dat hij, door naar waarheid een verklaring af te leggen, zich zou kunnen blootstellen aan strafvervolging en derhalve getuigenis weigeren. "
Art.7. In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Het eerste lid wordt vervangen als volgt :
" De processen-verbaal waarin wordt vastgesteld dat er aanwijzingen of vermoedens zijn van strafbare feiten, worden gezonden aan de procureur-generaal bij het hof van beroep opdat daaraan gevolg wordt gegeven als naar recht. " B) Het tweede lid wordt opgeheven.
Art.8. Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 12. Overeenkomstig haar reglement stelt de Kamer onverwijld de middelen ter beschikking van de commissie die onontbeerlijk zijn voor de uitvoering van haar opdracht. "
Art.9. In artikel 13 van dezelfde wet wordt vóór het eerste lid het volgende lid ingevoegd :
" De commissie maakt van haar werkzaamheden een verslag, dat openbaar is. Zij vermeldt haar conclusies en formuleert, in voorkomend geval, opmerkingen over de verantwoordelijkheden die door het onderzoek aan het licht zijn gebracht, en voorstellen over een wijziging van de wetgeving. "
Art. 10. In artikel 458 van het Strafwetboek worden tussen de woorden " buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte " en de woorden " getuigenis af te leggen " ingevoegd de woorden " of voor een parlementaire onderzoekscommissie. "
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 30 juni 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK