Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 DECEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het algemeen reglement van het Interventiefonds van de beursvennootschappen.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Fonds voor tegemoetkoming.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Tegemoetkomingen ingevolge het faillissement of het gerechtelijk akkoord van een beursvennootschap of een aangesloten kredietinstelling.
Afdeling 1. - Gedekte vorderingen.
Art. 4-5
Afdeling 2. - Tegemoetkomingsbeperkingen.
Art. 6-9
Afdeling 3. - Tegemoetkomingsmodaliteiten.
Art. 10-17
HOOFDSTUK III. - Preventieve tegemoetkomingen teweeggebracht door een beursvennootschap of een aangesloten kredietinstelling.
Art. 18
HOOFDSTUK IV. - Tegemoetkomingen teweeggebracht door de in België gevestigde buitenlandse belegginsondernemingen.
Art. 19-27
HOOFDSTUK V. - Financiële middelen van het Interventiefonds.
Art. 28-30
HOOFDSTUK VI. - Terugbetaling van de bijdragen.
Art. 31
HOOFDSTUK VII. - Beheer van de tegoeden.
Art. 32
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 33-36



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991003763 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Fonds voor tegemoetkoming.
Artikel 1. In het vermogen van het Interventiefonds van de beursvennootschappen, hierna "Interventiefonds" genaamd, wordt een fonds voor tegemoetkoming gevormd, hierna "Fonds" genaamd.

Art.2. De beleggingsondernemingen met een vergunning als beursvennootschap en de kredietinstellingen die op 31 december 1995 als beursvennootschap erkend waren, sluiten zich van rechtswege aan bij het Fonds.
  Ook de in België gevestigde buitenlandse beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 112 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs kunnen, onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit, zich aansluiten bij het Fonds.

Art.3. _ De tegemoetkomingen van het Interventiefonds om geheel of ten dele in te staan voor de goede afloop van de professionele verplichtingen van de aangesloten vennootschappen en personen worden, binnen de limieten en onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit, gedragen door het Fonds.

HOOFDSTUK II. - Tegemoetkomingen ingevolge het faillissement of het gerechtelijk akkoord van een beursvennootschap of een aangesloten kredietinstelling.
Afdeling 1. - Gedekte vorderingen.
Art.4. Het Interventiefonds verleent een tegemoetkoming voor de vorderingen die aan de volgende voorwaarden beantwoorden :
  1° voortvloeien uit de professionele verplichtingen van de vennootschap die failliet is of een gerechtelijk akkoord verkregen heeft;
  2° voor de beursvennootschappen, voortvloeien hetzij uit de verhandeling of bewaring van financiële instrumenten, hetzij uit gelddeposito's van hun cliënten, op zicht of op termijn van ten hoogste drie maanden, vernieuwbaar, die bestemd zijn voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen;
  3° voor de aangesloten kredietinstellingen, voortvloeien uit verplichtingen inzake financiële instrumenten en voor zover dat deze verplichtingen niet volledig of gedeeltelijk zouden gedekt zijn door de collectieve depositobeschermingsregeling ingevoerd krachtens artikel 110 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
  4° bij het faillissement of het gerechtelijk akkoord zijn aangegeven;
  5° onbetwistbaar zijn; het Interventiefonds kan zijn tegemoetkoming ten gunste van een schuldeiser afhankelijk stellen van de aanvaarding van zijn vordering in het passief van het faillissement.

Art.5. Voor tegemoetkoming door het Interventiefonds komen niet in aanmerking :
  1° de vorderingen van de vennootschappen die verbonden zijn met de vennootschap die failliet is of een gerechtelijk akkoord verkregen heeft; de vorderingen van de aandeelhouders en vennoten die voor ten minste 5 % in haar kapitaal deelnemen; de vorderingen van haar bestuurders en zaakvoerders, in rechte of in feite, alsook de vorderingen van de vennootschappen waarin deze personen rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 25 % in het kapitaal deelnemen, of waarin zij over de controle in feite beschikken, in de zin van de wetgeving op de jaarrekening;
  2° de vorderingen van personeelsleden die een ernstige fout hebben begaan die heeft bijgedragen tot het onvermogen van de vennootschap die failliet is of een gerechtelijk akkoord verkregen heeft;
  3° de vorderingen van personen die valse verklaringen zouden hebben afgelegd voor de toepassing van deze tegemoetkomingsregeling of die frauduleus zouden hebben gehandeld, inzonderheid ten aanzien van deze tegemoetkomingsregeling of ten aanzien van de wetten en reglementen die van toepassing zijn op de vennootschap die failliet is of een gerechtelijk akkoord verkregen heeft, of op de relaties tussen haar en haar cliënten, alsook de vorderingen van personen wier rekening onder een andere dan hun naam wordt gehouden en/of voor wie de bewijsstukken op een andere dan hun naam staan;
  4° de vorderingen van Belgische of buitenlandse professionele of institutionele beleggers, waaronder de beleggingsondernemingen, de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen, de instellingen voor collectieve belegging en de pensioenfondsen;
  5° de vorderingen die rechtstreeks of onrechtstreeks, hoofdzakelijk of bijkomstig, verband houden met transacties die door de wetten en reglementen zijn verboden;
  6° de vorderingen waarvoor een tegemoetkoming kan worden verkregen in het kader van een andere verzekerings- of beschermingsregeling en wel ten belope van deze tegemoetkoming, indien zij minder bedraagt dan de in dit reglement vastgestelde beperkingen;
  7° de vorderingen die voortvloeien uit gelddeposito's op meer dan één jaar als bedoeld in artikel 4, 2°, behalve indien een langere periode noodzakelijk was, zoals overeengekomen met de cliënt in het kader van een geschreven contract van vermogensbeheer;
  8° de vorderingen die voortvloeien uit gelddeposito's met vergoedingen of voordelen die in gevoelige mate afwijken van de normale vergoedingen of voordelen.

Afdeling 2. - Tegemoetkomingsbeperkingen.
Art.6.
  § 1. De tegemoetkomingen van het Fonds worden beperkt tot twee miljoen vijfhonderdduizend frank per schuldeiser. Voor de berekening van deze beperking worden alle vorderingen van éénzelfde schuldeiser berekend als voorzien in artikel 14, samengevoegd.
  Voor beursvennootschappen komen de vorderingen in verband met gelddeposito's als bedoeld in artikel 4, 2°, slechts in aanmerking ten belope van vijfhonderdduizend frank.
  § 2. De vorderingen van verenigingen, groeperingen of enige andere schuldeisers zonder rechtspersoonlijkheid, worden beschouwd als vorderingen van één enkele schuldeiser.
  De houder van een vordering wordt geacht deze uitsluitend voor eigen rekening te bezitten. Indien de eiser evenwel aantoont dat deze vordering tot een onverdeeldheid behoort of wanneer de rekening op naam is van een onverdeeldheid of op naam van verschillende personen, met uitzondering van groeperingen van tegoeden met het oog op hun financieel rendement, worden de onverdeelde eigenaars voor de toepassing van dit artikel geacht afzonderlijke schuldeisers te zijn, elkeen ten belope van zijn aandeel in de onverdeeldheid.
  § 3. In geval van uitkeringen door de curator of van concordataire betalingen vóór de tegemoetkoming van het Interventiefonds, wordt het gedeelte van deze uitkeringen en betalingen dat zou zijn toegekomen aan het Interventiefonds met toepassing van artikel 62 van de wet van 4 december 1990, in de veronderstelling dat de tegemoetkoming vóór deze uitkeringen en uitbetalingen werd uitbetaald, afgetrokken van het bedrag van de tegemoetkoming.

Art.7. Alle tegemoetkomingen naar aanleiding van een faillissement of een gerechtelijk akkoord, met inbegrip van eventuele preventieve tegemoetkomingen, mogen in het totaal niet meer bedragen dan tweehonderd miljoen frank. Om die grens te bepalen wordt geen rekening gehouden met de eventuele terugwinningen ten laste van de gefailleeerde vennootschap of de vennootschap die een gerechtelijk akkoord verkregen heeft.
  Wanneer de som van de vorderingen na herleiding tot de beperking als voorgeschreven door artikel 6, meer bedraagt dan tweehonderd miljoen frank, worden de tegemoetkomingen naar evenredigheid herleid. Deze herleiding wordt bij voorrang toegepast op het gedeelte van de vorderingen dat tweehonderdvijftigduizend frank overschrijdt.
  Volstaat deze herleiding niet, dan wordt de evenredige herleiding ook toegepast op het gedeelte van de vorderingen dat ten hoogste tweehonderdvijftigduizend frank bedraagt.

Art.8. Per boekjaar mogen de betalingen ten laste van het Fonds, met inbegrip van de betalingen naar aanleiding van de tegemoetkomingen als bedoeld in artikelen 18 tot 27, niet meer bedragen dan tweehonderd vijftig miljoen frank. Wanneer het totaal van de tegemoetkomingen deze grens overschrijdt, wordt het saldo van de nog uit te keren tegemoetkomingen overgedragen naar het volgende jaar.
  Indien de middelen van het Fonds niet volstaan om de jaarlijkse betalingen van het Interventiefonds te verzekeren, vraagt de raad van bestuur met eenparigheid van stemmen, een buitengewone bijdrage vanwege de aangesloten vennootschappen en personen. Deze buitengewone bijdrage mag niet meer bedragen dan het totale bedrag van de gewone bijdragen voor het laatste boekjaar.
  De buitengewone bijdrage wordt omgeslagen over de aangesloten vennootschappen en personen op grond van het relatieve aandeel van elk van hen in de gewone bijdragen aan het Interventiefonds.

Art.9. De raad van bestuur kan een verzekering aangaan om de tegemoetkomingen van het Interventiefonds geheel of ten dele te dekken.

Afdeling 3. - Tegemoetkomingsmodaliteiten.
Art.10. De tegemoetkoming van het Interventiefonds is afhankelijk van de vaststelling door de raad van bestuur van de faillietverklaring van een beursvennootschap of van een aangesloten kredietinstelling of de homologatie van het door een beursvennootschap of aangesloten kredietinstelling gevraagd gerechtelijk akkoord.

Art.11. Bij het begin van elke tegemoetkomingsprocedure laat het Interventiefonds een bericht bekendmaken waarbij de schuldeisers van de vennootschap die failliet is of een gerechtelijk akkoord heeft verkregen, verzocht worden binnen drie maanden hun verzoek om tegemoetkoming in te dienen. Dit bericht wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad alsook in de pers.
  De termijn van drie maanden loopt vanaf de datum van de bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staatsblad. De verzoeken om tegemoetkoming moeten op straffe van rechtsverval binnen deze termijn worden ingediend, tenzij in geval van overmacht.

Art.12. Uiterlijk bij het verstrijken van de vijfde maand na de bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staatsblad, stelt de raad van bestuur het bedrag vast van de tegemoetkomingen naar aanleiding van het faillissement of het gerechtelijk akkoord en bepaalt, binnen de in dit reglement opgelegde grenzen, de tegemoetkomingsmodaliteiten van het Fonds.

Art.13. De termijnen als bedoeld in de artikelen 11 en 12 kunnen bij gemotiveerde beslissing van de raad van bestuur voor hun afloop worden verlengd. Deze beslissing wordt bekendgemaakt op de wijze als geregeld in artikel 11, eerste lid.

Art.14. De tegemoetkomingen van het Interventiefonds worden berekend op basis van de vorderingen op de dag van de faillietverklaring of van het verzoek om een gerechtelijk akkoord.
  De waarde van vorderingen die voortvloeien uit financiële instrumenten wordt vastgesteld op basis van hun openingskoers op diezelfde datum.
  De tegemoetkomingen geschieden in Belgische frank. Verbintenissen in vreemde munt worden omgerekend in franken tegen de koers op de dag van de faillietverklaring of van het verzoek om een gerechtelijk akkoord.
  Het Interventiefonds kan de tegemoetkomingen voortvloeiend uit de verbintenissen van bijkantoren in het buitenland uitkeren in de munt van het land waar die bijkantoren gevestigd zijn.
  Het Interventiefonds kan de gemaakte kosten voor de behandeling van het dossier ten laste leggen van de rechthebbenden.

Art.15. Een tegemoetkoming van het Interventiefonds wordt pas verleend nadat de rechthebbenden eerst elke schuld ten aanzien van het faillissement of het gerechtelijk akkoord hebben aangezuiverd. Bij betwisting kan het overeenstemmende bedrag in bewaring worden genomen door het Interventiefonds en uitbetaald aan de rechthebbenden na voorlegging van een akkoord tussen de partijen of een eindvonnis dat in kracht van gewijsde is getreden.

Art.16. Wanneer het Interventiefonds ten minste vijftig procent kan dekken van de vordering van een rechthebbende, dan kan het voor zijn tegemoetkoming als voorwaarde stellen dat deze rechthebbende hem een volmacht verleent met het oog op een gemeenschappelijke terugwinning. Teruggewonnen bedragen worden, na aftrek van de gemaakte kosten, naar verhouding van de respectieve rechten omgeslagen.

Art.17. Het Interventiefonds verleent slechts een tegemoetkoming wanneer de schuldeiser hem alle inlichtingen verstrekt die voor de beoordeling van zijn verzoek nuttig zijn.

HOOFDSTUK III. - Preventieve tegemoetkomingen teweeggebracht door een beursvennootschap of een aangesloten kredietinstelling.
Art.18. De raad van bestuur, die met een meerderheid van drie vierden beraadslaagt, spreekt zich uit over het principe, de modaliteiten en de voorwaarden voor de verstrekking van een preventieve tegemoetkoming van het Interventiefonds, met de bedoeling hetzij het onvermogen van een beursvennootschap of van een aangesloten kredietinstelling te voorkomen in het algemeen belang van de markt, hetzij de schadelijke gevolgen ervan voor haar cliënten en professionele tegenpartijen te beperken.
  De raad licht de Commissie voor het Bank- en Financiewezen hierover in. In geval van preventieve tegemoetkoming kan de raad alle bewarende maatregelen nemen die hij noodzakelijk zou achten om de belangen van de schuldeisers en van het Interventiefonds veilig te stellen.
  De raad kan voor tegemoetkomingen als voorwaarde stellen dat de beursvennootschap of de aangesloten kredietinstelling zich ertoe verbindt aan het Interventiefonds de ontvangen of voor haar kwijting betaalde bedragen terug te storten, verhoogd met de wettelijke interesten. Terugstortingen worden bij voorrang toegerekend op het kapitaal.

HOOFDSTUK IV. - Tegemoetkomingen teweeggebracht door de in België gevestigde buitenlandse belegginsondernemingen.
Art.19. Dit hoofdstuk is van toepassing op de in België gevestigde buitenlandse beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 112 van de voornoemde wet van 6 april 1995.

Art.20. De buitenlandse beleggingsondernemingen bedoeld in artikel 19 kunnen, wat hun in België gevestigde bijkantoren betreft, zich aansluiten bij het Fonds wanneer hun professionele verplichtingen niet in ten minste gelijke mate als ingevolge dit besluit, gedekt zijn door een beleggersbeschermingsregeling in hun land van herkomst.

Art.21. De buitenlandse beleggingsondernemingen die zich wensen aan te sluiten, bezorgen het Interventiefonds in de door het Fonds bepaalde termijnen alle noodzakelijke toelichtingen en bewijzen voor het nazicht van de in artikel 20 gestelde voorwaarden.
  Jaarlijks wordt de lijst van de in het eerste lid beoogde buitenlandse ondernemingen door het Fonds bekendgemaakt.

Art.22. De tegemoetkoming van het Interventiefonds is afhankelijk van de vaststelling door de raad van bestuur van de faillietverklaring van een buitenlandse beleggingsonderneming of van de homologatie van het door die onderneming gevraagd gerechtelijk akkoord of van beslissingen met een gelijkwaardige draagwijdte genomen door de rechtbanken van het land van herkomst van die onderneming of door de in dat land daartoe bevoegde autoriteit.

Art.23. De tegemoetkoming van het Interventiefonds wordt beperkt tot de vorderingen die voortvloeien uit de professionele verplichtingen van de buitenlandse beleggingsonderneming. Deze vorderingen moeten voortvloeien uit de verhandeling of de bewaring door het in België gevestigde bijkantoor van financiële instrumenten of uit gelddeposito's als bedoeld in artikel 4, 2° bij dit bijkantoor. De artikelen 4, 4° en 5°, en 5 zijn van toepassing op die tegemoetkomingen.

Art.24. De door de aangesloten buitenlandse beleggingsondernemingen aan het Fonds veroorzaakte tegemoetkomingen zijn gelijk aan het verschil tussen de tegemoetkoming van de beleggersbeschermingsregeling in het land van herkomst en het bedrag dat voortvloeit uit dit besluit, rekening houdend met de beperkingen als bedoeld in de artikelen 6 tot 8.

Art.25. De artikelen 11 tot 17 zijn van toepassing op de tegemoetkomingen die worden teweeggebracht door de buitenlandse beleggingsondernemingen waarvan sprake in dit hoofdstuk.

Art.26. Het Interventiefonds werkt nauw samen met de buitenlandse instellingen voor beleggersbescherming. Het wisselt met hen de nodige informatie uit omtrent de werking van hun respectievelijke stelsels.
  Het Interventiefonds sluit desgevallend overeenkomsten met die buitenlandse instellingen teneinde hun samenwerking te regelen alsook, overeenkomstig dit besluit, de beperkingen en de gevolgen vast te stellen van de samenloop tussen de stelsels die ze beheren, evenals van hun tegemoetkomingen.

Art.27. Indien een buitenlandse beleggingsonderneming niet voldoet aan haar verplichtingen die uit dit besluit voortvloeien, brengt het Interventiefonds de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ervan op de hoogte.

HOOFDSTUK V. - Financiële middelen van het Interventiefonds.
Art.28. De financiële middelen van het Interventiefonds bestaan uit :
  1° de bijdragen van de aangesloten vennootschappen en personen;
  2° de opbrengst van de belegging van de middelen van het Fonds;
  3° de terugwinning van zijn tegemoetkomingen, in hoofdsom en intresten.

Art.29. § 1. De aangesloten vennootschappen en personen dragen jaarlijks bij in de financiering van het Interventiefonds. De bijdragen bestaan uit een percentage van de bruto-opbrengst van hun werkzaamheden.
  Een bijdrage kan eveneens worden berekend op de activa in bewaring, de passiva en verbintenissen, of naar rato van het geheel of een gedeelte hiervan, van de aangesloten vennootschappen en personen. Onder activa in bewaring moet worden verstaan, de financiële instrumenten en gelddeposito's die door de aangesloten vennootschappen en personen worden bewaard.
  Voor de buitenlandse beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 20, worden de bruto-opbrengsten, activa, passiva en verbintenissen van het in België gevestigde bijkantoor in aanmerking genomen.
  § 2. De raad van bestuur stelt de hoogte vast van de bijdragen als bedoeld in § 1. De raad van bestuur kan bepaalde bestanddelen van de berekeningsgrondslag van de bijdragen aftrekken.
  § 3. Voor de aangesloten kredietinstellingen wordt het in § 1 bedoelde percentage berekend op de bruto-opbrengsten uitsluitend gerealiseerd op de financiële instrumenten. Ook, als het bijdragen betreft berekend op basis van § 1, tweede lid, houdt men slechts rekening, bij activa in bewaring, met de financiële instrumenten met uitzondering van de gelddeposito's.
  Wat de buitenlandse belegginsondernemingen betreft als bedoeld in artikel 20, worden de bijdragen desgevallend herleid afhankelijk van het verschil van dekking tussen de beleggersbeschermingsregeling van het land van herkomst en de regeling als bedoeld in dit besluit.
  § 4. De bijdragen worden gedragen en zijn betaalbaar door de aangesloten vennootschappen en personen volgens de door de raad van bestuur bepaalde modaliteiten. De eventuele regularisatie geschiedt uiterlijk binnen drie maanden na afsluiting van het boekjaar. Het Interventiefonds kan, voor de controle op de berekening en de betaling der bijdragen, de mededeling vragen van cijfermatige gegevens gecertificeerd door de commissaris-revisor of een bedrijfsrevisor.

Art.30. De bijdragen van de aangesloten vennootschappen en personen en de inkomsten uit de belegging van de middelen van het Fonds worden aangewend voor de dekking van de werkingskosten en andere uitgaven alsook voor de voorzieningen van het Interventiefonds. Het positieve of negatieve saldo van opbrengsten en kosten van het Interventiefonds wordt toegevoegd aan of afgetrokken van het Fonds.

HOOFDSTUK VI. - Terugbetaling van de bijdragen.
Art.31. De tegemoetkomingen van het Interventiefonds worden toegerekend aan de bijdragen in chronologische volgorde van hun opvraging. Het bedrag van de bijdragen dat niet wordt aangewend voor de tegemoetkomingen, wordt na tien jaar terugbetaald aan de aangesloten vennootschappen die erin bijgedragen hebben en die op dat ogenblik bij het Interventiefonds nog zijn aangesloten.

HOOFDSTUK VII. - Beheer van de tegoeden.
Art.32. De middelen van het Fonds moeten ten minste voor vijfenzeventig procent worden belegd in effecten die zijn uitgegeven door of met de waarborg van de Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten.
  Het saldo van deze middelen moet worden belegd overeenkomstig de criteria inzake risicospreiding die gelden voor de beleggingsinstellingen die investeren in de categoriëen van beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van de richtlijn 85/611/EEG van 20 december 1985.
  De aandelen, obligaties of andere toondereffecten in bezit van het Interventiefonds worden bij voorkeur in bewaring gegeven bij de Nationale Bank van België of bij de Interprofessionele Effectendeposito- en Girokas.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.33. De tegemoetkomingen van het Interventiefonds ten gunste van de schuldeisers van een lid dat failliet verklaard werd of een gerechtelijk akkoord verkregen heeft vóór de inwerkingtreding van dit besluit en de preventieve tegemoetkomingen waartoe de raad van bestuur besloten heeft vóór de inwerkingtreding van dit besluit, gebeuren overeenkomstig het reglement zoals vastgesteld door het koninklijk besluit van 2 januari 1991, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 1993.

Art.34. Het koninklijk besluit van 2 januari 1991 houdende het algemeen reglement van het Interventiefonds van de beursvennootschappen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 april 1993, wordt opgeheven.

Art.35. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 36. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 12 december 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
  Ph. MAYSTADT