26 NOVEMBER 1996. - Koninklijk besluit uitgevaardigd met toepassing van Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-12-1996 en tekstbijwerking tot 30-08-2000). (NOTA : opgeheven met ingang op een onbepaalde datum bij <W2007-05-15/59, art. 34, 2°, 003; Inwerkingtreding : onbepaald >)
Art. 1-6
Artikel 1. De douaneautoriteit die bevoegd is om het verzoek waarvan sprake is in artikel 3, lid 8, van Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden, in ontvangst en in behandeling te nemen, is de directeur-generaal der douane en accijnzen.
Art.2. De houder van het recht dient de borgtocht bedoeld in artikel 3, lid 6, van voornoemde verordening te stellen binnen 10 werkdagen vanaf de kennisgeving aan de aangever van de tegenhouding of van de opschorting van de vrijgave van de goederen.
Die borgtocht is gelijk aan de douanewaarde van de nagemaakte of door piraterij verkregen goederen of, indien het communautaire goederen betreft, aan de statistiekwaarde zonder dat het bedrag van de borgtocht minder dan (2.500,00 EUR) bedraagt. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Bovendien moet de houder van het recht zich schriftelijk verbinden onmiddellijk een aanvullende borgtocht of een nieuwe borgtocht te stellen, indien de ontvanger van de douane vaststelt dat de gestelde borgtocht onvoldoende is om de schadeloosstelling en de kosten te dekken bedoeld in artikel 3, lid 6, van voornoemde verordening.
Art.3. Wanneer er toepassing wordt gemaakt van artikel 7, lid 2, van voornoemde verordening, is het bedrag van de door de eigenaar, de importeur of de geadresseerde van de goederen te stellen borgtocht gelijk aan driemaal de douanewaarde of de statistiekwaarde van de betreffende goederen, naargelang het niet-communautaire of communautaire goederen betreft.
Art.4. De directeur-generaal der douane en accijnzen stelt het Bestuur Economische Inspectie in kennis van de in uitvoering van onderhavig besluit genomen maatregelen.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.