30 JANUARI 1996. - Wet tot wijziging van diverse bepalingen inzake de belasting van niet-inwoners.
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in de belasting van niet-inwoners vennootschappen.
Art. 2-4
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen inzake belasting van niet-inwoners natuurlijke personen.
Art. 5-9
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepaling, inwerkingtreding en overgangsbepaling.
Art. 10-11, 10, 12
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in de belasting van niet-inwoners vennootschappen.
Art.2. Artikel 46, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij artikel 7 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 99 van de wet van 21 december 1994, wordt aangevuld met het volgende lid :
"Wanneer een bedrijfsafdeling of een algemeenheid van goederen wordt ingebracht onder de voorwaarden voor toepassing van het eerste lid, 2°, is het door die inbreng gestorte kapitaal gelijk aan de fiscale nettowaarde die de inbreng had bij de inbrenger."
Art.3. Artikel 231 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 26 van de wet van 28 juli 1992 en bij artikel 104 van de wet van 21 december 1994, wordt aangevuld als volgt :
"§ 3. Vrijgesteld zijn de meerwaarden die worden verwezenlijkt of vastgesteld ter gelegenheid van de inbreng van een Belgische inrichting in een binnenlandse vennootschap, tegen verkrijging van aandelen die het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen.
Het door die inbreng gestorte kapitaal is gelijk aan de fiscale nettowaarde die, op het ogenblik van de inbreng, de inrichting had bij de inbrenger, na aftrek van :
1° de voorheen belaste reserves;
2° de vrijgestelde reserves, andere dan :
a) de in artikel 44, § 1, 1°, vermelde meerwaarden die zijn vrijgesteld;
b) de in artikel 48 vermelde vrijgestelde waardeverminderingen en voorzieningen.
Het bedrag van de voorheen bij de Belgische inrichting gereserveerde winst, wordt ten name van de binnenlandse vennootschap bepaald alsof de inbrengverrichting niet had plaatsgevonden.
De ten name van de binnenlandse vennootschap in aanmerking te nemen afschrijvingen, investeringsaftrekken, minderwaarden of meerwaarden op de door de Belgische inrichting afgestane activa worden bepaald alsof deze laatste niet van eigenaar waren veranderd.
Het bepaalde in de artikelen 44, 45, 47, 48 en 361 tot 363 blijft van toepassing op de bij de Belgische inrichting bestaande meerwaarden, waardeverminderingen, voorzieningen, onderwaarderingen, overwaarderingen, subsidies en vorderingen in zover die bestanddelen als dusdanig worden teruggevonden in de boekhouding van de binnenlandse vennootschap.
In de gevallen vermeld in artikel 47, kan de inbrengverrichting niet tot gevolg hebben dat de oorspronkelijke herbeleggingstermijn wordt verlengd."
Art.4. Artikel 246, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"1° wordt de belasting berekend volgens de tarieven en regels vermeld in artikel 215, onverminderd de toepassing van artikel 218;".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen inzake belasting van niet-inwoners natuurlijke personen.
Art.5. Artikel 228, § 2, 3°, e, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 32, 2°, van de wet van 6 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"e) uit de hoedanigheid van vennoot in vennootschappen of samenwerkingsverbanden die krachtens artikel 29, § 2, geacht worden verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid te zijn;".
Art.6. Artikel 242, § 1, van hetzelfde Wetboek, gedeeltelijk vernietigd door het Arbitragehof bij arrest nr. 34/94 van 26 april 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 1. In afwijking van artikel 241, doch met uitzondering van de in artikel 104, 1° en 2°, vermelde uitkeringen tot onderhoud, wanneer de verkrijger van de uitkering geen rijksinwoner is, zijn de in titel II, hoofdstuk II, afdeling VI, vermelde uitgaven aftrekbaar :
1° wanneer de belastingplichtige gedurende het gehele belastbare tijdperk in België een tehuis heeft behouden;
2° wanneer de belastingplichtige in België belastbare beroepsinkomsten als vermeld in artikel 228, § 2, 3°, a, b en e, en 4° tot 7°, heeft behaald of verkregen, die ten minste 75 pct. bedragen van het geheel van zijn binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten."
Art.7. Artikel 244 van hetzelfde Wetboek, gedeeltelijk vernietigd door het Arbitragehof bij arrest n° 34/94 van 26 april 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Artikel 244. In afwijking van artikel 243 wordt de belasting berekend volgens de regels bepaald in titel II, hoofdstuk III en met inachtneming van de artikelen 86 tot 89 en 126 tot 129, met dien verstande dat voor de toepassing van de artikelen 86 tot 89 en 146 tot 154, het geheel van de binnenlandse en buitenlandse inkomsten in aanmerking wordt genomen :
1° wanneer de belastingplichtige gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis heeft behouden;
2° wanneer de belastingplichtige in België belastbare beroepsinkomsten als vermeld in artikel 228, § 2, 3°, a, b en e, en 4° tot 7°, heeft behaald of verkregen, die ten minste 75 pct. bedragen van het geheel van zijn binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten."
Art.8. Artikel 27, § 3, tweede lid, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, vernietigd door het Arbitragehof bij arrest nr 34/94 van 26 april 1994, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
"Het eerste lid is eveneens van toepassing op de niet-inwonende belastingplichtigen die geen tehuis in België hebben behouden en die in België belastbare beroepsinkomsten als vermeld in artikel 140, § 2, 3°, a, b en e, en 4° tot 7°, hebben behaald of verkregen, in zoverre die inkomsten ten minste 75 pct. bedragen van het geheel van hun binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten."
Art.9. Artikel 28, § 3, tweede lid, van dezelfde wet, vernietigd door het Arbitragehof bij arrest nr 34/94 van 26 april 1994, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
"Die regels zijn eveneens van toepassing op de niet-inwonende belastingplichtigen die geen tehuis in België hebben behouden en die in België belastbare beroepsinkomsten als vermeld in artikel 140, § 2, 3°, a, b en e, en 4° tot 7°, hebben behaald of verkregen, in zoverre die inkomsten ten minste 75 pct. bedragen van het geheel van hun binnenlandse en buitenlandse beroepsinkomsten."
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepaling, inwerkingtreding en overgangsbepaling.
Art.10. In het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden opgeheven :
1° artikel 184, tweede lid;
2° artikel 236;
3° artikel 262, 2°;
4° artikel 283.
Artikel 10, 3°, is van toepassing op de inkomsten die worden geacht te zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten vroegste op 31 december 1995.
Art.11. De artikelen 4 en 10, 4°, zijn van toepassing met ingang van het aanslagjaar 1996. Zij zijn eveneens van toepassing op de belastingen betreffende de vorige aanslagjaren waartegen hetzij een bezwaar is ingediend in de vormen en binnen de termijnen vermeld in artikel 371 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hetzij een voorziening in beroep of in Cassatie is ingesteld, waarover nog geen uitspraak werd gedaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet.
De artikelen 6 en 7 hebben uitwerking met ingang van het aanslagjaar 1992.
De artikelen 2, 3 en 10, 1° en 2°, zijn van toepassing op de inbrengverrichtingen die plaatsvinden vanaf de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12. De directeur der belastingen of de door hem gedelegeerde ambtenaar verleent onthefflng van de aanslagen die in strijd met de bepalingen van de artikelen 6 tot 9 van deze wet zijn gevestigd, hetzij ambtshalve wanneer de overbelastingen door de administratie zijn vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie zijn bekendgemaakt binnen een termijn van één jaar vanaf de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, hetzij ingevolge een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend binnen dezelfde termijn bij de directeur der belastingen van de provincie of het gewest in wiens ambtsgebied de aanslag is gevestigd.
Geen moratoriuminteresten worden toegekend bij teruggave van belasting overeenkomstig het eerste lid.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 30 januari 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK