6 SEPTEMBER 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 33, § 3, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, opgeheven door het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
" § 3. In afwijking van § 2, wordt de bevordering door verhoging in graad tot een graad van rang 22 toegekend in de volgende orde :
1° aan de kandidaat met de beste beoordeling;
2° tussen kandidaten met dezelfde beoordeling, aan de kandidaat die titularis was van een graad van rang 22 of 23 geschrapt door het koninklijk besluit van 14 september 1994 houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen die behoren tot de niveaus 2, 3 en 4 of door de bepalingen die in elke betrokken overheidsdienst de nieuwe met de niveaus 2, 3 en 4 verbonden loopbanen geïntegreerd hebben en die de grootste graadanciënniteit heeft in de graad van rang 20 waarvan hij titularis is, sinds de datum van zijn benoeming tot de geschrapte graad van rang 22;
3° tussen in 2° bedoelde kandidaten met dezelfde graadanciënniteit sinds de in 2° bedoelde datum, aan de kandidaat met de grootste graadanciënniteit in de graad van rang 20 waarvan hij titularis is, sinds de datum van het proces-verbaal dat het slagen vaststelt voor het examen voor verhoging in graad gelijkgesteld met het examen voor verhoging in weddeschaal op grond van artikel 35ter, § 3, van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen;
4° tussen in 2° bedoelde kandidaten met dezelfde graadanciënniteit sinds de in 3° bedoelde datum, aan de kandidaat die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het rijkspersoneel;
5° tussen kandidaten met dezelfde beoordeling en die niet bedoeld zijn in 2°, aan de kandidaat met de grootste graadanciënniteit in de graad van rang 20 waarvan hij titularis is, sinds de datum van het proces-verbaal dat het slagen vaststelt voor het examen voor verhoging in weddeschaal bepaald in artikel 28 van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de vergelijkende examens en examens georganiseerd voor de werving en de loopbaan van het rijkspersoneel of het ermee gelijkgestelde examen voor verhoging in graad op grond van artikel 35ter, § 3, van het bovenvermelde koninklijk besluit van 20 juli 1964;
6° tussen in 5° bedoelde kandidaten met dezelfde graadanciënniteit sinds de in 5° bedoelde datum, aan de kandidaat die het best gerangschikt is volgens de bepalingen die gelden inzake rangschikking van het rijkspersoneel. "
Art.2. Artikel 48 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 48. De ambtenaren van rang 20 die geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in weddeschaal voorgeschreven in rang 20, kunnen worden bevorderd tot de graden van rang 22, op voorwaarde dat zij ten minste vier jaar graadanciënniteit hebben sinds de datum van het proces-verbaal van hun examen voor verhoging in weddeschaal. "
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 4. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 september 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT