30 JUNI 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 1984 tot vaststelling in de administratie van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces.
Art. 1-2
Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 januari 1984 tot vaststelling in de administratie van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 5. Het bij toepassing van artikel 4 vastgestelde aantal stagiairs wordt over twee contingenten verdeeld, het eerste uit de niveaus 1 en 2+, het tweede uit de niveaus 2, 3 en 4 samengesteld, in de verhouding tot het aantal personeelsleden in elk contingent op 30 juni van het jaar dat aan de tewerkstelling van de stagiairs voorafgaat, voor zover zich voor ieder contingent voldoende kandidaat-stagiairs aanbieden.
In de administraties waar de hiërarchie niet uit 5 niveaus bestaat, wordt het aantal stagiairs over twee contingenten verdeeld het eerste samengesteld uit personeelsleden waarvan de kwalificatie, op grond van de voor hun graad geldende benoemingsvoorwaarden, evenwaardig kan worden geacht met deze van Rijksambtenaren van niveau 1 of 2+, het tweede samengesteld uit personeelsleden waarvan de kwalificatie, op dezelfde basis, evenwaardig kan worden geacht met deze van Rijksambtenaren van niveau 2, 3 of 4, voor zover zich voor ieder contingent voldoende kandidaat-stagiairs aanbieden."
Art. 2. Onze Eerste Minister, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Onze Minister van Wetenschapsbeleid, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Onze Minister van Vervoer, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, Onze Staatssecretaris voor Veiligheid en Maatschappelijke integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 juni 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie,
E. DI RUPO
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Buitenlandse Handel,
Ph. MAYSTADT
De Minister van Wetenschapsbeleid,
Y. YLIEFF
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Buitenlandse Zaken,
E. DE RYCKE
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
De Minister van Vervoer,
M. DAERDEN
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
De Minister van Ambtenarenzaken,
A. FLAHAUT
De Minister van Landsverdediging,
J.-P. PONCELET
De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,
R. MOREELS
De Staatssecretaris voor Veiligheid en Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu,
J. PEETERS