Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 APRIL 1996. - Ministerieel besluit tot bepaling van de wapens die behoren tot de reglementaire uitrusting van de leden van de dienst enquêtes van het Bestuur van het hoog comité van toezicht en tot vaststelling van de bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992021032 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De individuele bewapening van de personeelsleden die geaffecteerd zijn bij de dienst enquêtes van het Bestuur van het hoog comité van toezicht, hierna "het Bestuur" genoemd, in toepassing van artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 maart 1995 betreffende de loopbaan van de enquêteurs van het Hoog Comité van toezicht, omvat, ter uitvoering van de taken van gerechtelijke politie die hen als lid van deze dienst worden opgedragen, een vuurwapen en een spuitbus met een produkt dat de tegenstander buiten gevecht stelt, waarbij geen enkel blijvend lichamelijk letsel of materiële schade wordt veroorzaakt.
  Het vuurwapen is hetzij een revolver van kaliber .38 speciaal, waarvan de loop maximaal 80 mm lang is, of een pistool van kaliber 9 x 19 mm, waarvan de loop maximaal 120 mm lang is.
  De voorgeschreven uitrusting van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden omvat, voor de uitvoering van dezelfde taken van gerechtelijke poltitie, tevens een paar handboeien en hun houder, een armband en benodigdheden voor het onderhoud van het vuurwapen alsmede de holster ervan.

Art.2. Het vuurwapen dat in dienstverband wordt gedragen, wordt geladen met de volgende munitie die door het Bestuur met uitsluiting van enig ander type munitie wordt bezorgd :
  - Voor de revolvers : KALIBER .38 SPECIAAL (SEMI) JACKETED BULLETS;
  - voor de pistolen : KALIBER 9 x 19 mm JACKETED BULLETS.

Art.3. § 1. Ieder personeelslid bedoeld in artikel 1 en bekleed met de graad van een rang lager dan rang 13, moet behoudens vrijstelling om gezondheidsredenen gestaafd door een geneeskundige verklaring, geregeld deelnemen aan de opleiding in het hanteren van wapens en aan de schietoefeningen die door het Bestuur worden georganiseerd en waarvan de teneur onderworpen is aan de goedkeuring van de Minister tot wiens bevoegdheid het Hoog Comité van toezicht behoort, hierna "de Minister" genoemd.
  Het personeelslid bedient zich daartoe van het wapen dat hem door het Bestuur is toevertrouwd.
  Het personeelslid dat in de loop van de laatste twaalf maanden op zijn minst niet aan vier schietoefeningen heeft deelgenomen of dat niet minimum 60 % der punten behaalde voor het geheel der oefeningen waaraan het tijdens diezelfde periode heeft deelgenomen wordt, ongeacht zijn graad, voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, ongeschikt bevonden om een vuurwapen voorhanden te hebben en te dragen.
  § 2. Oefenen de functie van schietinstructeur van het Bestuur uit, de personeelsleden bedoeld in artikel 1, eerste lid, die met sukses een opleiding tot schietinstructeur, ingericht door een algemene politiedienst in de zin van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, hebben gevolgd en die hiervoor door de Minister werden aangesteld.

Art.4. Alleen aan die personeelsleden die voldoende geoefend zijn in het hanteren van een dergelijk wapen, die een praktische en volledige kennis bezitten van de richtlijnen met betrekking tot het gebruik van een wapen in dienstverband, met name de regels inzake noodweer, en die door de schietinstructeurs van het Bestuur geschikt bevonden worden om een dergelijk wapen voorhanden te hebben en te dragen en er zo nodig gebruik van te maken, mag een in artikel 1 bedoeld wapen worden toevertrouwd ter uitvoering van hun taken.
  De beslissing dat een personeelslid geschikt is om een wapen voorhanden te hebben en te dragen, bedoeld in artikel 1, wordt bij algemeenheid van stemmen genomen door een college van vier schietinstructeurs van het Bestuur, bestaande uit twee leden van elke taalrol, hiervoor aangesteld door de Minister.
  Hetzelfde college kan de Minister bij unanieme beslissing voorstellen om een personeelslid wiens geschiktheid om een verweerwapen te hanteren blijkbaar niet van die aard is om door middel van schietoefeningen te worden verbeterd, definitief van deelname aan de schietoefeningen te ontslaan.
  Zonder afbreuk te doen aan de motivatie van de collegiale beslissing zijn de beraadslagingen en stemmingen in het kader van het college geheim.
  De wapens van het Bestuur die niet aan een personeelslid worden toevertrouwd, worden opgeborgen in een brandkast ten kantore van het Bestuur.

Art.5. § 1. De in artikel 4 bedoelde personeelsleden aan wie door het Bestuur een wapen wordt toevertrouwd, hebben dit wapen onafgebroken bij zich voorhanden. Zij dienen dit wapen nochtans in te leveren wanneer zij langer dan vijf dagen afwezig zijn of met verlof zijn, alsook op eender welk verzoek hiertoe van een hiërarchische overste of van een schietinstructeur van het Bestuur.
  § 2. Het personeelslid dat een aan het Bestuur toebehorend wapen voorhanden heeft, heeft het in bewaring.
  Wanneer hij het niet draagt of vervoert, moet hij het op een veilige plaats buiten het bereik van derden bewaren, en hij moet voor het onderhoud ervan instaan, onder andere voor het schoonmaken na de schietoefeningen.
  Hij toont het dadelijk voor inspectie aan de schietinstructeurs van het Bestuur.

Art.6. Het vuurwapen mag alleen worden gedragen wanneer de uitvoering van de diensttaken zulks absoluut vereist wegens het risico voor het personeelslid om zich hierbij in een toestand van noodweer te bevinden.
  Tijdens verplaatsingen die niet kaderen in de uitvoering van dergelijke opdrachten, moet het vuurwapen voor zoveel als nodig ontladen en ingepakt vervoerd worden.

Art.7. Van elk schot dat buiten de schietoefeningen met een vuurwapen wordt afgevuurd, moet binnen een termijn van drie werkdagen in de vorm van een omstandig verslag kennis worden gegeven aan de Minister.
  Dit geldt eveneens voor elk gebruik dat van een ander in artikel 1 bedoeld wapen wordt gemaakt.

Art.8. Een door de Minister aangewezen personeelslid houdt een register bij waarin elk vuurwapen wordt beschreven aan de hand van de aard, het merk, het model, het type, het kaliber en het serienummer ervan.
  In het register wordt voor elk wapen dat wordt uitgereikt speciaal vermeld aan welk personeelslid het wordt toevertrouwd.

Art. 9. Het ministerieel besluit van 21 januari 1992 tot bepaling van de wapens die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de leden van de dienst enquêtes van het Bestuur van het Hoog Comité van toezicht en tot vaststelling van de bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens, wordt opgeheven.
  Brussel, 3 april 1996.
  A. FLAHAUT