10 JULI 1996. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Art. 1-7
Overgangsbepalingen.
Art. 8
Inwerkingtreding.
Art. 9
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art.2. In de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt een artikel 51/4 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 51/4. - § 1. Het onderzoek van de in de artikelen 50 en 51 bedoelde verklaring of aanvraag geschiedt in het Nederlands of in het Frans.
De taal van het onderzoek is tevens de taal van de beslissing waartoe het aanleiding geeft alsmede die van de eventuele daaropvolgende beslissingen tot verwijdering van het grondgebied.
§ 2. De vreemdeling, bedoeld in de artikelen 50 of 51, dient onherroepelijk en schriftelijk aan te geven of hij bij het onderzoek van de in de vorige paragraaf bedoelde aanvraag de hulp van een tolk nodig heeft.
Indien de vreemdeling niet verklaart de hulp van een tolk te verlangen, kan hij volgens dezelfde regels het Nederlands of het Frans kiezen als taal van het onderzoek.
Indien de vreemdeling geen van die talen heeft gekozen of verklaard heeft de hulp van een tolk te verlangen, bepaalt de Minister of zijn gemachtigde de taal van het onderzoek, in functie van de noodwendigheden van de diensten en instanties. Tegen die beslissing kan geen afzonderlijk beroep worden ingesteld.
§ 3. In de eventuele daaropvolgende procedures voor de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, voor de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen en voor de Raad van State wordt de taal gebruikt die overeenkomstig paragraaf 2 is gekozen of bepaald.
Paragraaf 1, tweede lid, is van toepassing. "
Art.3. Artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 69. - Een beroep tot nietigverklaring, dat onder de regeling valt van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, kan worden ingesteld tegen een beslissing waarbij aanspraak op een bij deze wet bepaald recht geweigerd wordt.
De indiening van een verzoek tot herziening verhindert niet dat rechtstreeks een beroep tot nietigverklaring wordt ingesteld tegen de beslissing waarvan de herziening wordt gevraagd.
In dat geval wordt het onderzoek van het beroep tot nietigverklaring opgeschort totdat de Minister uitspraak heeft gedaan over de ontvankelijkheid van het verzoek. "
Art.4. Artikel 70 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 70. - Wanneer bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring en, in voorkomend geval, een vordering tot schorsing van een beslissing waarin deze wet voorziet, is ingesteld, doet de Raad uitspraak overeenkomstig de bijzondere regels inzake termijn en rechtspleging die de Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over het beroep tot nietigverklaring is niet vatbaar voor verzet, derdenverzet of herziening. "
Art.5. Artikel 71 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 71. - De vreemdeling die het voorwerp is van een maatregel van vrijheidsberoving genomen met toepassing van de artikelen 7, 25, 27, 29, tweede lid, 51/5, § 3, vierde lid, 52bis, vierde lid, 54, 63/5, derde lid, 67 en 74/6 kan tegen die maatregel beroep instellen door een verzoekschrift neer te leggen bij de raadkamer van de correctionele rechtbank van zijn verblijfplaats in het Rijk of van de plaats waar hij werd aangetroffen.
De vreemdeling wiens vasthouding in een welbepaalde aan de grens gelegen plaats verlengd wordt overeenkomstig artikel 74/5, § 3, kan tegen die maatregel beroep instellen door een verzoekschrift neer te leggen bij de raadkamer van de correctionele rechtbank van de plaats waar hij wordt vastgehouden.
De betrokkene kan het in de voorgaande leden bedoelde beroep om de maand indienen.
Indien de Minister evenwel overeenkomstig artikel 74 de raadkamer geadieerd heeft, kan de vreemdeling het in de voorgaande leden bedoelde beroep slechts instellen tegen de beslissing tot verlenging van de termijn van opsluiting of vasthouding vanaf de dertigste dag na de verlenging. "
Art.6. In artikel 72 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 28 juni 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De raadkamer doet uitspraak binnen vijf werkdagen na het neerleggen van het verzoekschrift, na de betrokkene of zijn advocaat in hun middelen en het openbaar ministerie in zijn advies te hebben gehoord. Indien de Minister overeenkomstig artikel 74 de raadkamer geadieerd heeft, moet ook de Minister, zijn gemachtigde of zijn advocaat in zijn middelen worden gehoord. Indien de raadkamer geen uitspraak heeft gedaan binnen de gestelde termijn, wordt de vreemdeling in vrijheid gesteld. ";
2° het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Tegen de beschikkingen van de raadkamer kan hoger beroep worden ingesteld door de vreemdeling, door het openbaar ministerie en, in het door artikel 74 bedoelde geval, door de Minister of zijn gemachtigde. ".
Art.7. Artikel 74 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 74. - Wanneer de Minister met toepassing van de artikelen 7, vijfde lid, 25, vijfde lid, 29, derde lid, 74/5, § 3, en 74/6, § 2, een beslissing neemt tot verlenging van de opsluiting of vasthouding van de vreemdeling, moet hij binnen vijf werkdagen na de verlenging, bij verzoekschrift de raadkamer adiëren van de verblijfplaats van de vreemdeling in het Rijk of van de plaats waar hij werd aangetroffen, ten einde een uitspraak te bekomen over de wettigheid van de verlenging.
Indien de raadkamer niet binnen de gestelde termijn geadieerd werd, moet de betrokkene in vrijheid gesteld worden.
Voor het overige wordt er gehandeld overeenkomstig de artikelen 72 en 73. ".
Overgangsbepalingen.
Art.8. § 1. Vanaf haar inwerkingtreding is deze wet van toepassing op alle bij haar bepalingen bedoelde toestanden.
§ 2. Artikel 2 van deze wet is evenwel niet van toepassing op de aanvragen tot erkenning van de status van vluchteling ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet.
De Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of een van zijn adjuncten kan de vreemdeling die de verklaring of de aanvraag bedoeld in de artikelen 50 en 51 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, heeft afgelegd vóór de inwerkingtreding van onderhavige wet, vragen of hij de hulp van een tolk nodig heeft.
Indien de vreemdeling verklaart geen hulp van een tolk nodig te hebben, kan hij het Nederlands of het Frans als taal van het onderzoek kiezen. Reageert hij niet binnen een termijn van een maand op de vraag of hij de hulp van een tolk nodig heeft of verklaart hij de hulp van een tolk nodig te hebben, dan kan de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of een van zijn adjuncten vrij de taal van het onderzoek bepalen. Deze beslissing is niet vatbaar voor enig afzonderlijk beroep.
De vreemdeling die de verklaring of de aanvraag bedoeld in de artikelen 50 en 51 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, heeft afgelegd vóór de inwerkingtreding van deze wet, geeft in zijn verzoekschrift waarbij het beroep wordt ingesteld bij de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen, onherroepelijk aan of hij de hulp van een tolk nodig heeft. Indien de vreemdeling verklaart geen hulp van een tolk nodig te hebben, kan hij het Nederlands of het Frans als taal van de rechtspleging kiezen. Kiest hij niet voor een van deze talen of verklaart hij de hulp van een tolk nodig te hebben, dan bepalen de eerste voorzitters gezamenlijk de taal van de rechtspleging. Deze beslissing is niet vatbaar voor enig afzonderlijk beroep.
Inwerkingtreding.
Art. 9. Met uitzondering van dit artikel, treden de bepalingen van deze wet in werking op de door de Koning vast te stellen data en uiterlijk op de eerste dag van de zevende maand volgend op die waarin ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 juli 1996.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK