Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 FEBRUARI 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 april 1976 betreffende de bevordering van keur- en hoofdonderofficieren van de rijkswacht tot de graad van onderluitenant van de rijkswacht en van lagere onderofficieren van de rijkswacht tot de graad van opperwachtmeester van de rijkswacht.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht
Art. 3-5
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art. 6-8
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 9-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976040251  1977112905  1979040902 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 2 april 1976 betreffende de bevordering van keur- en hoofdonderofficieren van de rijkswacht tot de graad van onderluitenant van de rijkswacht en van lagere onderofficieren van de rijkswacht tot de graad van opperwachtmeester van de rijkswacht.
Artikel 1. Artikel 15, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 april 1976 betreffende de bevordering van keur- en hoofdonderofficieren van de rijkswacht tot de graad van onderluitenant van de rijkswacht en van lagere onderofficieren van de rijkswacht tot de graad van opperwachtmeester van de rijkswacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 december 1993, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht
Art.2. Artikel 6 van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 september 1988, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Artikel 6. § 1. De officieren die houder zijn van een in België erkend diploma of studiegetuigschrift dat ten minste gelijkwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau 1 bij de Rijksbesturen, genieten de anciënniteitsbijslag bedoeld in artikel 43 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.
  § 2. De anciënniteitsbijslag bedraagt twee jaar, vermeerderd met de duur van de voorbereidende cyclus bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.
  De officieren die houder zijn van één of meer diploma's of studiegetuigschriften met betrekking tot studies waarvan de gecumuleerde duur, te rekenen na het tweede jaar der kandidaturen, ten minste drie jaar bedraagt, genieten een bijkomende anciënniteitsbijslag van één jaar.
  § 3. De anciënniteitsbijslag wordt toegekend naar rata van één jaar bij de benoeming in de graad van kapitein en naar rata van het saldo bij de benoeming in de graad van luitenant.
  § 4. Bij afwijking van artikel 4, § 1, worden de officieren die een anciënniteitsbijslag genieten, bij de benoeming in de graad van luitenant gerangschikt vóór de officieren wier anciënniteit in de graad van onderluitenant dezelfde is als die welke wegens de werkelijk verkregen bijslag voor hun ancienniteitsrang zal worden vastgesteld.
  § 5. Bij afwijking van artikel 4, § 1, worden de officieren die een anciënniteitsbijslag genieten, bij de benoeming in de graad van kapitein en voor de latere bevorderingen gerangschikt onder de officieren wier anciënniteit in de graad van onderluitenant dezelfde is als die welke wegens de werkelijk verkregen anciënniteitsbijslag voor hun anciënniteitsrang zal worden verkregen. Die rangschikking geschiedt op grond van het beoordelingscijfer op basis waarvan de rangschikking werd opgesteld na hun basisopleiding bedoeld in de artikelen 22 tot 28quater van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht.".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht
Art.3. Artikel 28bis, § 3, van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 mei 1995, wordt opgeheven.

Art.4. In artikel 42 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 december 1994 en 19 mei 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. Worden aangesteld in de graad van onderluitenant :
  1° de kandidaat-officieren en de kandidaat-officieren-polytechnici die voor de eerste twee jaren van de opleiding geslaagd zijn. De kandidaat-officieren-polytechnici aangesteld in de graad van onderluitenant worden evenwel gerangschikt vóór de andere kandidaat-officieren;
  2° de kandidaat-officieren aangeworven op diploma, bij de aanvang van de beroepscyclus. Hun rangschikking volgt de dalende orde van het algemeen beoordelingscijfer dat zij voor de voorbereidende cyclus behaalden;
  3° de kandidaat-officieren sociale promotie, bij de aanvang van de beroepscyclus. Zij worden onderling gerangschikt op grond van hun betrekkelijke anciënniteit in hun vorige graad. Zij worden evenwel gerangschikt na de kandidaat-officieren bedoeld in 2°.";
  2°
  § 2 wordt opgeheven.

Art.5. Artikel 45, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 september 1988, 12 oktober 1993 en 19 mei 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. De rangschikking van alle kandidaat-officieren bij de benoeming in de graad van onderluitenant volgt de dalende orde van het algemeen beoordelingscijfer dat zij voor de beroepscyclus behaalden.
  De kandidaat-officieren en de kandidaat-officieren aangeworven op diploma die in de tweede examenzittijd slagen, worden gerangschikt na de kandidaten die in de eerste examenzittijd slagen.
  De kandidaat-officieren sociale promotie worden na de andere kandidaat-officieren gerangschikt."

HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art.6. § 1. De officieren, licentiaten in de rechten die de anciënniteitsbijslag genieten bedoeld in artikel 43 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, blijven onder de toepassing vallen van artikel 6, §§ 1, 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht, zoals dat op hen toepassing vond vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  § 2. Voor de officieren bedoeld in § 1, wordt de anciënniteitsbijslag toegekend naar rata van :
  1° één jaar in de graad van onderluitenant en drie jaar in de graad van luitenant voor zij die tot de opleidingscyclus van officier werden toegelaten in september 1991;
  2° twee jaar in de graden van onderluitenant en luitenant voor zij die tot de opleidingscyclus van officier werden toegelaten in september 1992;
  3° drie jaar in de graad van onderluitenant en één jaar in de graad van luitenant voor zij die tot de opleidingscyclus van officier werden toegelaten in september 1993.
  § 3. Bij de benoeming in de graad van luitenant, worden de officieren bedoeld in § 1 gerangschikt na de officieren wier anciënniteit in de graad van onderluitenant dezelfde is als die welke wegens de werkelijk verkregen bijslag voor hun anciënniteitsrang zal worden vastgesteld.
  § 4. Artikel 6, § 5, van het koninklijk besluit van 29 november 1977 betreffende de graden en de bevordering van de officieren van het operationeel korps van de rijkswacht, ingevoegd bij dit besluit, is toepasselijk op de officieren licentiaten in de rechten bedoeld in § 1, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, reeds in de graad van kapitein werden benoemd.

Art.7. § 1. Voor hun aanstelling in de graad van onderluitenant volgt de rangschikking van de kandidaat-officieren licentiaten in de rechten, bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 19 mei 1995 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de basisopleiding van de officieren van de rijkswacht, de dalende orde van het algemeen beoordelingscijfer dat zij voor de cyclus van algemene en beroepsvorming behaalden. Ze worden evenwel gerangschikt voor de kandidaat-officieren aangesteld in de graad van onderluitenant op dezelfde datum.
  § 2. Voor de kandidaat-officieren bedoeld in § 1, is de anciënniteitsbijslag gelijk aan drie jaar, toegekend naar rata van zevenentwintig maanden in de graad van luitenant en negen maanden in de graad van kapitein.

Art.8. De kandidaat-officieren polytechnici die vóór 31 juli 1995 tot een opleidingscyclus van officier werden toegelaten, blijven onderworpen aan de bepalingen inzake aanstelling die op hen toepasselijk waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 25 september 1995.

Art. 10. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 25 februari 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  J. VANDE LANOTTE