8 FEBRUARI 1995. - Besluit van de Vlaamse regering tot instelling en organisatie van een Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-02-1997 en tekstbijwerking tot 21-05-2008)
HOOFDSTUK I. - Budgettaire bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Oprichting, bevoegdheid en samenstelling van het beheerscomité.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Oprichting en taken van de operationele cel.
Art. 6-7
HOOFDSTUK IV. - Voorstellen voor het Impulsprogramma en Evaluatie.
Art. 8-17
HOOFDSTUK V. - Financiering van het Impulsprogramma Wetenschappelijk Onderzoek Natuurontwikkeling.
Art. 18-22
HOOFDSTUK VI. - Uitvoeringsbepalingen.
Art. 23-24
HOOFDSTUK I. - Budgettaire bepalingen.
Artikel 1. § 1. Er wordt een Vlaams Impulsprogramma Natuurontwikkeling, hierna te noemen "het Impulsprogramma" ingesteld om in opdracht van de overheid ecologisch en humaan-wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten als basis voor de realisatie van beleidsdoeleinden omschreven in het Natuurontwikkelingsplan voor Vlaanderen.
§ 2. De looptijd van het Impulsprogramma is vastgesteld op 5 jaar. Tijdens deze periode kunnen zowel kort- als langlopende projecten ingediend worden met een maximale duur van drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging voor twee jaar.
§ 3. De financiële uitgaven vanwege het Vlaams Gewest worden begroot op 500 000 000 (vijfhonderd miljoen) frank, evenredig verdeeld over de looptijd van het Impulsprogramma.
§ 4. Deze financiële uitgaven worden aangerekend op de (Gewestdienst met Afzonderlijk Beheer, Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur), binnen de beperkingen van de budgettaire middelen, jaarlijks te voorzien op het betreffende begrotingsjaar. <BVR 1997-07-15/67, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
§ 5. Onverminderd artikel 1, § 4, wordt van dit totaal bedrag, vermeld onder artikel 1, § 3, een bedrag van maximaal 20 000 000 (twintig miljoen) frank gereserveerd ter financiering van de twee contractuele personeelsleden in het kader van het beheer van dit Impulsprogramma, zoals bepaald in artikel 6, § 4, van dit besluit.
§ 6. Onverminderd artikel 1, § 4, wordt gedurende een periode van 5 jaar ,van dit bedrag in jaarlijkse schijven van 500 000 frank, gedurende een periode van vijf jaar een totaal bedrag van maximaal 2 500 000 (twee en een half miljoen) frank afgenomen ter financiering van buitenlandse experts die in het kader van de evaluatieprocedure worden ingeschakeld in het Impulsprogramma, zoals bepaald in artikel 3 van dit besluit.
§ 7. Onverminderd artikel 1, § 4, wordt gedurende de looptijd van het Impulsprogramma een enveloppe van maximaal 10 000 000 (tien miljoen) frank per jaar gereserveerd ter dekking van de kosten verbonden aan de uitvoering van de toegewezen wetenschappelijke onderzoeksprojecten van het [1 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek]1, kaderend binnen het programma.
§ 8. Onverminderd artikel 1, § 4, wordt gedurende de looptijd van het Impulsprogramma een enveloppe van maximaal 10 000 000 (tien miljoen) frank per jaar gereserveerd ter dekking van de kosten verbonden aan de uitvoering van de toegewezen wetenschappelijke onderzoeksprojecten van [1 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek]1, kaderend binnen het programma.
§ 9. Onverminderd artikel 1, § 4, worden de overige middelen, begroot op 377 500 000 (driehonderd zevenenzeventig en een half miljoen) frank aangewend ter dekking van de kosten verbonden aan de uitvoering van de toegewezen onderzoeksopdrachten, hierna te noemen individuele onderzoeksprojecten, op basis van vastgestelde prioriteiten en op basis van ingediende voorstellen, volgens de procedure zoals bepaald in Hoofdstuk II t.e.m. V van dit besluit.
§ 10. De Vlaamse regering neemt op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud alle beslissingen over de toewijzing van de onderzoeksopdrachten vermeld onder artikel 1, § 7, § 8 en § 9, over de verder- of stopzetting ervan, de maximale budgettaire overheidstussenkomst en over de besteding van het budget.
§ 11. (...) <BVR 1996-11-26/47, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-03-1997>
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 134, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
HOOFDSTUK II. - Oprichting, bevoegdheid en samenstelling van het beheerscomité.
Art.2. Voor het Vlaamse Gewest wordt een beheerscomité voor het Impulsprogramma opgericht.
Art.3. § 1. Het beheerscomité geeft advies aan de Vlaamse minister bevoegd voor het natuurbehoud, bij de beoordeling van individuele onderzoeksprojectvoorstellen, zoals vermeld onder artikel 1, § 9, van dit besluit, van het gedetailleerde werkprogramma van het [1 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek]1, zoals vermeld onder artikel 10 en van hun projecten, zoals vermeld onder artikel 1, § 7 en § 8, van dit besluit.
§ 2. Het beheerscomité kan ook advies geven omtrent :
1° de doelgroepen waarop het impulsprogramma zich dient te richten;
2° de maximale budgettaire kostenaanrekening per individueel onderzoeksproject, en de tijdsduur van het project rekening houdend met het beschikbare budget en het tijdsverloop van het programma;
3° de verdeling van het programmabudget over uit te besteden onderzoek en de individuele onderzoeksprojecten;
4° de verdere verfijning van de evaluatieprocedure, zoals beschreven onder artikel 9 t.e.m. artikel 11 van dit besluit.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 135, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.4. Het beheerscomité bestaat uit een voorzitter, negen effectieve leden en vier adviserende leden, allen vertrouwd met het wetenschappelijk onderzoek inzake natuurbehoud en -ontwikkeling en aangesteld door de Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting.
De voorzitter wordt aangesteld op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, vijf effectieve leden van het beheerscomité zijn ambtenaren respectievelijk afgevaardigd door [1 het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, en het Agentschap voor Natuur en Bos]1 en door de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), twee effectieve leden zijn ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een Vlaamse Openbare Instelling; één ervan wordt voorgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting, twee effectieve leden worden afgevaardigd door de universitaire instellingen op voordracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad, twee van de vier waarnemende (adviserende) leden van het beheerscomité worden afgevaardigd door organisaties, vertegenwoordigd in de MINA-raad, op voordracht van de MINA-raad, de twee overige leden worden afgevaardigd door de sociale partners op voordracht van de SERV.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 136, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.5. Het beheerscomité doet voor zijn adviserende taak een beroep op subcommissies, op ad hoc basis samen te stellen uit drie wetenschappelijke autoriteiten inzake ecologie, natuurbehoud, natuurontwikkeling en de erbij betrokken maatschappelijke disciplines. Bij de samenstelling van de subcommissies wordt rekening gehouden met de mogelijke inbreng van buitenlandse expertise.
Het beheerscomité wordt in al zijn werkzaamheden bijgestaan door een operationele cel, die met dit doel wordt opgericht binnen [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 137, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
HOOFDSTUK III. - Oprichting en taken van de operationele cel.
Art.6. § 1. [1 Het Agentschap voor Natuur en Bos]1, hierna te noemen het bestuur, wordt belast met de coördinatie, het administratieve, budgettaire en technische beheer van het Impulsprogramma.
§ 2. Het dagelijkse beheer van het Impulsprogramma zal worden waargenomen door een operationele cel, op te richten binnen het bestuur, dat verder voor de administratieve ondersteuning van deze operationele cel zorgt.
§ 3. Voor deze operationele cel worden twee contractuele personeelsleden, deskundig in het wetenschappelijk onderzoek inzake natuurbehoud en -ontwikkeling, aangeworven, voor een periode van zes jaar.
§ 4. De personeelsleden vermeld onder artikel 6, § 4, treden op als vertegenwoordigers van het bestuur en nemen deel aan de vergaderingen van het beheerscomité.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 138, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.7. De taken van de operationele cel omvatten : 1° het opstellen van een jaarlijkse informatiebrochure, van een oproep voor individuele projectvoorstellen, te verspreiden naar de beoogde onderzoeksinstellingen, zoals vermeld onder artikel 8 van dit besluit;
2° de voortgangsbewaking van de projecten vermeld onder artikel 1, § 7, § 8 en § 9, de ontvangst van voorstellen, ontvankelijkheid- en volledigheidsonderzoek, verslaggeving en voorbereiding van de individuele aanvraagdossiers ten behoeve van het beheerscomité;
3° het opmaken van een jaarlijks rapport met het oog op de evaluatie van het Impulsprogramma;
4° de verspreiding van onderzoeksresultaten voortkomend uit het Impulsprogramma;
5° de financiële en administratieve voortgangsbewaking van de uitbetalingen en eventuele terugbetalingen ten laste van de departementele begroting;
6° het opstellen van een modelcontract, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Inspectie van Financiën.
HOOFDSTUK IV. - Voorstellen voor het Impulsprogramma en Evaluatie.
Art.8. Voor toewijzing van de onderzoeksopdrachten komen in aanmerking : 1° Universitaire instellingen en instituten die relevant wetenschappelijk onderzoek verrichten in zake natuurontwikkeling, uitgezonderd het [1 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek]1;
2° Particuliere natuur- en milieuverenigingen die een voldoende deskundigheid kunnen bewijzen.
De onderzoeksprojecten worden ingediend bij [1 het Agentschap voor Natuur en Bos]1 en daar bezorgd aan de operationele cel.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 139, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.9. Behoudens verdere verfijningen die op voorstel van het beheerscomité aan de evaluatieprocedure aangebracht kunnen worden, zijn de belangrijkste stappen in deze procedure :
1° De operationele directie lanceert jaarlijks een algemene oproep voor individuele onderzoeksprojecten die twee maanden na het bekendmaken van deze oproep wordt afgesloten.
2° Tijdens deze periode worden geen onderzoeksprojecten geëvalueerd. De activiteiten van de operationele cel en het beheerscomité beperken zich in deze periode tot de beoordeling van de ingediende dossiers op hun ontvankelijkheid en volledigheid.
3° Op voorstel van de operationele cel beslist het beheerscomité over de ontvankelijkheid en de volledigheid van de dossiers.
4° De onderzoeksprojecten worden inhoudelijk geëvalueerd doorlopend in de periode na de call for proposals en pas nadat het desbetreffende dossier als volledig wordt beschouwd.
- De inhoudelijke evaluatie start met het aanwijzen van een subcommissie door het beheerscomité, op voorstel van de operationele cel.
- De subcommissie evalueert het onderzoeksproject en formuleert een advies op basis van het anonieme technische gedeelte van de aanvraag.
- De operationele cel brengt over het dossier schriftelijk verslag uit aan het beheerscomité, met inachtneming van de evaluatie en het advies van de subcommissie, gericht aan het beheerscomité.
5° Het beheerscomité formuleert een advies met betrekking tot het project op basis van alle voorgaande elementen aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud.
6° De Inspectie van Financiën verleent een advies met betrekking tot het project aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud.
Art.10. De wetenschappelijke onderzoeksprojecten die beide instellingen binnen het kader van het Impulsprogramma indienen, moeten passen, binnen een jaarlijks werkprogramma dat door beide instellingen wordt opgemaakt.
Behoudens verdere verfijningen die op voorstel van het beheerscomité aangebracht kunnen worden, zijn de belangrijkste stappen in de evaluatieprocedure :
1° jaarlijks wordt door beide instellingen een werkprogramma ingediend bij de operationele cel van het programma, uiterlijk voor het begin van ieder nieuw werkingsjaar van het programma.
2° De operationele cel onderzoekt deze werkprogramma's op hun volledigheid en brengt hierover verslag uit aan het beheerscomité.
3° Het beheerscomité beslist over de ontvankelijkheid van het ontwerp van werkprogramma.
4° De operationele cel neemt de werkprogramma's op in de informatiebrochure, zoals vermeld onder artikel 7, 1°.
Art.11. Behoudens verdere verfijningen die op voorstel van het beheerscomité kunnen worden aangebracht, zijn de belangrijkste stappen in de evaluatieprocedure met betrekking tot onderzoeksprojecten van het [1 Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek]1 de volgende :
1° Binnen het kader van de werkprogramma's, vermeld onder artikel 10 kunnen beide instellingen voor specifieke onderzoeksprojecten, al dan niet, maar hij voorkeur in samenwerkingsverbanden met individuele middelen onderzoeksploegen, worden toegewezen ter dekking van de kosten verbonden aan de uitvoering van deze opdrachten, binnen de perken van de voor hen gereserveerde jaarlijkse enveloppe, zoals bepaald onder artikel 1, § 7.
2° Deze projecten worden inhoudelijk geëvalueerd volgens de procedure beschreven onder artikel 9, 4°.
3° Het beheerscomité formuleert een advies met betrekking tot het project op basis van alle voorgaande elementen aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud.
4° De Inspectie van Financiën verleent een advies met betrekking tot het project aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud.
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 140, 004; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
Art.12. Voor alle onderzoeksprojecten ingediend binnen het kader van dit Impulsprogramma gelden een aantal gemeenschappelijke criteria : 1° de wetenschappelijke kwaliteit van het voorgestelde onderzoek, met specifieke aandacht voor het interdisciplinaire en vernieuwende karakter;
2° hun inpasbaarheid in de betrokken onderzoekseenheid, instelling of vereniging, rekening houdend met de daar aanwezige competentie en ervaring in het betrokken onderzoeksdomein;
3° hun beleidsrelevantie in het kader van de bepaling/uitvoering/evaluatie van het beleid inzake natuurbehoud en -ontwikkeling zoals vastgesteld door de Vlaamse regering of bij delegatie door de Vlaamse minister, bevoegd voor natuurbehoud.
Art.13. Voor de individuele onderzoeksprojecten geldt dat zij complementair zijn aan, of ondersteunend zijn voor de werkprogramma's die binnen het kader van het Impulsprogramma door beide reeds vernoemde instellingen werden uitgewerkt.
Art.14. Voor de beoordeling van de werkprogramma's van beide instellingen geldt als doorslaggevend criterium : de opportuniteit die deze werkprogramma's bieden om tot vruchtbare samenwerkingsverbanden te komen met individuele onderzoeksprojecten.
Art.15. § 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, beslist, na advies van het beheerscomité en het advies van Inspectie van Financiën over de toewijzing van de onderzoeksprojecten en de maximale overheidstussenkomst, zoals vermeld onder artikel 1, § 7, § 8 en § 9, van dit besluit.
§ 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, kan slechts bij een met redenen omkleed besluit afwijken van het advies van het beheerscomité.
Art.16. De op grond van artikel 15, § 1, genomen beslissing wordt samen met het voorstel van contract zoals beschreven in artikel 7, 1°, bij ter post aangetekende zending met ontvangstmelding aan de aanvrager ter kennis gebracht.
Deze laatste dient, op straffe van verval, binnen zestig werkdagen, te rekenen vanaf de op de aangetekende zending aangebrachte stempel van de post, zijn instemming met de voorwaarden te doen kennen door het voorstel voor contract te ondertekenen. Op schriftelijk verzoek van de aanvrager dan de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, deze termijn in uitzonderlijke gevallen verlengen.
Art.17. Het contract, bedoeld in artikel 7, 1°, bepaalt tevens dat de onderzoekseenheid, instelling of vereniging jaarlijks en op een bepaalde datum, een technisch en financieel verslag uitbrengt over de uitvoering van het individuele onderzoeksproject.
Dit verslag wordt opgemaakt overeenkomstig de richtlijnen die door de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, zijn vastgesteld en die gevoegd zijn bij het contract.
Het contract wordt opgemaakt in tweevoud en bij ter post aangetekende zending toegestuurd aan het bestuur, die het bezorgt aan de operationele cel.
De operationele cel brengt hierover verslag uit aan het beheerscomité, dat op basis daarvan aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, advies uitbrengt over verder- of stopzetting van het onderzoeksproject.
HOOFDSTUK V. - Financiering van het Impulsprogramma Wetenschappelijk Onderzoek Natuurontwikkeling.
Art.18. De vastleggingen, betalingen, vorderingen en terugbetalingen in het kader van het Impulsprogramma worden uitgevoerd ten laste van de (Gewestdienst met Afzonderlijk beheer, Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur). Vastleggingen moeten gebeuren uiterlijk 5 jaar na de datum van opstarten van dit programma. <BVR 1997-07-15/67, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Art.19. De onderzoeksprojecten worden gefinancierd onder de modaliteiten zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 2e, 3e en 4elid.
Art.20. Op basis van het verslag bedoeld in artikel 7, wordt jaarlijks een financiële afrekening gemaakt van de uitgevoerde onderzoekingen, en wordt eventueel het te veel uitbetaalde bedrag onmiddellijk na advies van het beheerscomité en beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, bij de opdrachthouder van een onderzoeksproject gevorderd.
Art.21. De opdrachthouder van een onderzoeksproject die nalaat de terugbetaling uit te voeren van te veel uitgekeerde bedragen bedoeld in artikel 20, wordt bij ter post aangetekend schrijven in gebreke gesteld. Vanaf de datum van dit schrijven, is hij interest verschuldigd die gelijk is aan de interest van lange-termijnleningen bij de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid.
Art.22. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, legt jaarlijks en uiterlijk op 31 juli aan de Vlaamse regering een verslag voor over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering en de evaluatie van het Impulsprogramma, alsmede over eventuele bijsturingen. Hij stelt hierbij eventueel de nodige beslissingen voor tot aanpassing van dit programma.
HOOFDSTUK VI. - Uitvoeringsbepalingen.
Art.23. De Vlaamse minister bevoegd voor het natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 24. Dit besluit treedt in werking op de dag dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 8 februari 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER