8 MAART 1995. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van regelen betreffende de toekenning van projectgebonden facultatieve toelagen voor het lokale beleid.
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de ondergeschikte besturen;
2° de administratie : de administratie Binnenlandse Aangelegenheden van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden, Land- en Tuinbouw;
3° het project : een initiatief, uitgaande van een rechtspersoon, dat beantwoordt aan de volgende voorwaarden :
a) het bevat een concreet omschreven doelstelling met een daaraan gekoppeld uitvoeringsplan;
b) het is in de tijd beperkt met opgave van begin- en einddatum;
c) het is binnen de bevoegdheidssfeer van de minister, gericht op het lokale bestuursniveau in het algemeen en levert een waardevolle bijdrage tot de lokale beleidsuitoefening;
d) het houdt geen verband met een ondersteuning van de interne werking van of informatieverstrekking door een rechtspersoon.
Art.2. Om ontvankelijk te zijn moet de aanvraag bij de administratie worden ingediend uiterlijk 50 dagen vóór de begindatum van het project en ten minste de volgende elementen bevatten :
1) een uiteenzetting van de concrete doelstelling van het project, de methodiek en het procesplan van de uitvoering met inbegrip van de start- en einddatum;
2) de wijze van rapportering;
3) de gemotiveerde raming van de kostprijs van het project.
Art.3. Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten voor projectgebonden facultatieve toelagen, kan de minister een toelage toekennen op basis van de gemotiveerde aanvraag.
De beslissing om de toelage toe te kennen wordt genomen vóór de begindatum van het project.
Art.4. De toegekende toelage betreft een maximaal forfaitair bedrag dat aan de aanvrager wordt uitbetaald volgens de modaliteiten vastgesteld in het toekenningsbesluit, met dien verstande dat ten minste 20 % pas wordt uitbetaald na overlegging van het eindverslag over de uitvoering van het project met inbegrip van de bewijsstukken waaruit de besteding blijkt.
Het bedrag kan worden verminderd of teruggevorderd bij gebrek aan verantwoording.
Art.5. Bij de uitvoering van het project wordt de medewerking van de administratie vermeld.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1995.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ondergeschikte besturen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 maart 1995.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
Th. KELCHTERMANS