Details





Titel:

9 NOVEMBER 1994. - Besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra (VERTALING). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-12-1995 en tekstbijwerking tot 09-11-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3bis, 4, 4bis, 4ter, 4quater, 4quinquies, 4sexies, 5-12, 12bis, 13-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1995033042 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995033099  1996033070  1998033118  1998033119  2001033071 



Artikels:

Artikel 1. <BDG 1995-03-15/47, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1994> Artikel 12bis, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.

Art.2.<BDG 2001-08-30/38, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Dit besluit is toepasselijk op de personeelsleden vermeld in
  1° [1 ...]1
  2° de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra;
  3° de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut van de personeelsleden van het rijksonderwijs;
  4° het decreet van 14 december 1998 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs en van het gesubsidieerd vrij PMS-centrum [1 ;]1
  [1 5° het decreet van 29 maart 2004 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra;
   6° het decreet van 27 juni 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool.]1
  [2 7° het decreet van 31 maart 2014 betreffende het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;]2
  [3 8° in het decreet van 25 juni 2012 over de onderwijsinspectie, het adviespunt voor schoolontwikkeling en het adviespunt voor inclusie en integratie in het onderwijs.]3
  [1 Dit besluit is ook toepasselijk op de personeelsleden die in dienst genomen zijn als gesubsidieerde contractuelen in een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling;]1
  ----------
  (1)<DDG 2012-07-16/05, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2015-06-29/19, art. 29, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
  (3)<DDG 2021-06-28/11, art. 133, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art. 2.1. [1 Met behoud van de toepassing van andersluidende wettelijke of decretale bepalingen moeten de Regering en andere personen die bij de uitvoering van dit besluit betrokken zijn, de gegevens die hun in de uitoefening van hun opdracht toevertrouwd worden, vertrouwelijk behandelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-06-28/11, art. 134, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art.3.<BDG 2001-08-30/38, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. Op hun verzoek mogen de in artikel 2 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1, de volledige onderbreking van hun beroepsloopbaan verkrijgen, als ze een ambt bekleden dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. [2 Dit artikel is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 2 die voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn.]2
  Op hun verzoek mogen de in artikel 2 vermelde personeelsleden die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1, de gedeeltelijke onderbreking van hun beroepsloopbaan verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
  1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
  2° het aantal uren of lesuren verbonden met het (de) ambt(en) waarvoor zij vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, bedraagt ten minste de helft van het aantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in hetzelfde (dezelfde) ambt(en).
  § 2. De personeelsleden die wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking zijn gesteld of die een uurroosteraanvulling aanvragen, worden geacht het aantal uren of lesuren te presteren dat zij vóór hun terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of vóór hun aanvraag om uurroosteraanvulling presteerden.
  ----------
  (1)<DDG 2008-04-21/31, art. 68, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<DDG 2021-06-28/11, art. 135, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art. 3bis <Ingevoegd bij BDG 2001-08-30/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. Bij een gedeeltelijke loopbaanonderbreking worden de dienstprestaties van de in artikel 2 vermelde personeelsleden, die vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, [1 en de voor een doorlopende duur tijdelijk aangestelde of aangeworven personeelsleden]1 met de helft - hierna is er sprake van een halftijdse loopbaanonderbreking - met één vierde of met één vijfde van een voltijdse betrekking verminderd. [6 Dit artikel is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in artikel 2 die voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn.]6
  [8 ...]8
  Als noemer van de breuk wordt het minimaal aantal uren of lesuren in aanmerking genomen dat noodzakelijk is om een voltijdse betrekking in het betrokken ambt te vormen. Als de breuk van de in het eerste lid bepaalde vermindering geen heel getal is, wordt ze naar de hogere eenheid afgerond [7 voor de leden van het onderwijzend personeel, met uitzondering van de pedagogen voor specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon basisonderwijs en met uitzondering van het onderwijzend personeel dat is aangesteld in de autonome hogeschool]7.
  § 2. De personeelsleden die een bevorderingsambt bekleden, mogen uitsluitend een volledige loopbaanonderbreking aanvragen.
  De personeelsleden die een selectieambt bekleden, mogen uitsluitend een volledige of een halftijdse loopbaanonderbreking aanvragen. [2 [5 Dit geldt niet voor personeelsleden die het ambt van directiesecretaris, het ambt van beheerder Financiën en Gebouwen, het ambt van adviseur voor bevorderingspedagogiek aan een gespecialiseerde basis- en secundaire school, [6 het ambt van school- en leerbegeleider voor bevorderingspedagogiek,]6 het ambt van lasthebber voor onderzoek, het ambt van externe evaluator, het ambt van adjunct of het ambt van onderwijzer aan een oefenbasisschool bekleden.]5]2
  In afwijking van het eerste lid kunnen de personeelsleden die een bevorderingsambt bekleden ook een halftijdse loopbaanonderbreking aanvragen in de gevallen vermeld in de artikelen 4bis, 4ter en 4quater.
  ----------
  (1)<DDG 2008-04-21/31, art. 69, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<DDG 2013-06-24/47, art. 81, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (3)<DDG 2016-06-20/09, art. 51, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (4)<DDG 2019-05-06/10, art. 105, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
  (5)<DDG 2020-06-22/15, art. 50, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (6)<DDG 2021-06-28/11, art. 136, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (7)<BDG 2022-06-27/13, art. 38, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (8)<DDG 2023-06-26/12, art. 61, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.4.<BDG 2001-08-30/38, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2001> Op hun verzoek mogen de in artikel 2 vermelde personeelsleden [3 die tijdelijk voor bepaalde duur of voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn]3 [1 of als gesubsidieerde contractuelen in dienst genomen zijn,]1 de volledige onderbreking van hun beroepsloopbaan uitsluitend in de gevallen opgenomen in de artikelen 4bis, [3 4ter, 4quater en 4sexies]3 verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
  1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
  2° [2 hun aanwijzing of aanstelling]2 is vanaf 1 september of 1 oktober voor het hele school- of dienstjaar geldig.
  Op hun verzoek mogen de in artikel 2 vermelde personeelsleden [3 die tijdelijk voor bepaalde duur of voor doorlopende duur vanaf indiensttreding aangesteld of aangeworven zijn]3 [2 of als gesubsidieerde contractueel in dienst genomen zijn]2, de halftijdse onderbreking van hun beroepsloopbaan uitsluitend in de gevallen opgenomen in de artikelen 4bis, [3 4ter, 4quater, 4quinquies en 4sexies]3 verkrijgen, als er aan volgende voorwaarden wordt voldaan :
  1° ze bekleden een ambt dat als een hoofdambt moet worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
  2° het aantal uren of lesuren verbonden met het (de) ambt(en) waarvoor zij vastbenoemd of definitief aangesteld zijn, bedraagt ten minste de helft van het aantal uren of lesuren dat noodzakelijk is voor een voltijdse betrekking in hetzelfde (dezelfde) ambt(en);
(NOTA : De wijziging in artikel 4, L2, 2°, aangebracht bij DDG 2012-07-16/05, art. 10, 3°, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012, is niet kunnen uitgevoerd worden)
  3° [2 hun aanwijzing of aanstelling]2 is vanaf 1 september of 1 oktober voor het hele school- of dienstjaar geldig.
  ----------
  (1)<DDG 2012-01-16/06, art. 22, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2012-07-16/05, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<DDG 2021-06-28/11, art. 137, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art. 4bis.<Ingevoegd bij BDG 2001-08-30/38, art. 5; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. De personeelsleden vermeld in de artikelen 3 of 4 kunnen hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken [2 ...]2 , voor het verstrekken van palliatieve verzorging krachtens de bepalingen van de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
  [2 ...]2
  § 2. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [1 personeelsleden en voor gesubsidieerde contractuelen]1 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
  ----------
  (1)<DDG 2012-07-16/05, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2013-06-24/47, art. 82, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art. 4ter.<Ingevoegd bij BDG 2001-08-30/38, art. 6; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. [2 In geval van geboorte of adoptie van een kind kunnen de personeelsleden vermeld in de artikelen 3 of 4 hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken op basis van artikel 4quater van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. Die loopbaanonderbreking wordt toegekend voor een ononderbroken periode en wordt "ouderschapsverlof" genoemd.]2
  § 2. [2 ...]2
  § 3. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [1 personeelsleden en voor gesubsidieerde contractuelen]1 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
  § 4. [4 ...]4
  [3 § 5. Het personeelslid kan een aanpassing van zijn werktijden aanvragen voor een duur van zes maanden na afloop van het ouderschapsverlof. Bij de aanpassing van de werktijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met het belang van het betrokken personeelslid om de verenigbaarheid van het beroepsleven en het gezinsleven te verbeteren.
   De aanvraag om de werktijd aan te passen, moet minstens drie weken vóór afloop van het ouderschapsverlof, via het inrichtingshoofd, schriftelijk ingediend worden bij de inrichtende macht die de beslissing neemt in overleg met het inrichtingshoofd.
   Als de aanvraag afgewezen wordt, wordt de reden minstens één week voor afloop van het ouderschapsverlof schriftelijk meegedeeld aan het betrokken personeelslid.]3
  § 6. [4 ...]4
  ----------
  (1)<DDG 2012-07-16/05, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<DDG 2012-12-11/25, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 11-12-2012>
  (3)<DDG 2016-06-20/09, art. 52, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
  (4)<DDG 2023-06-26/12, art. 62, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art. 4quater.<Ingevoegd bij BDG 2001-08-30/38, art. 7; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. [3 De personeelsleden vermeld in de artikelen 3 of 4 kunnen hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken overeenkomstig [4 artikelen 4ter en 4ter/1]4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra om [4 ...]4 te zorgen voor een gezinslid of een familielid dat aan een zware ziekte lijdt.]3
  § 2. [3 ...]3
  § 3. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde [2 personeelsleden en voor gesubsidieerde contractuelen]2 eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.
  ----------
  (1)<DDG 2009-05-25/27, art. 121, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<DDG 2012-07-16/05, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<DDG 2013-06-24/47, art. 83, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (4)<DDG 2015-06-29/19, art. 30, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

Art. 4quinquies. [1 § 1. De personeelsleden vermeld in artikel 3 of in artikel 4 kunnen hun loopbaan met de helft of met één vijfde onderbreken overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 23 van 13 mei 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) houdende het corona-ouderschapsverlof.
   § 2. Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, alsook voor gesubsidieerde contractuelen eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2020-06-22/15, art. 51, 019; Inwerkingtreding : 01-05-2020>


Art. 4sexies. [1 § 1 - De in artikel 3 of 4 vermelde personeelsleden die overeenkomstig artikel 100ter en 102ter van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen erkend zijn als mantelzorger van een zorgbehoevende persoon, kunnen hun loopbaan volledig of halftijds onderbreken om voor die zorgbehoevende persoon te zorgen.
   § 2 - Voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden, alsook voor gesubsidieerde contractuelen eindigt het verlof ten laatste op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling eindigt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2021-06-28/11, art. 138, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>


Art.5.§ 1. (De onderbreking van de beroepsloopbaan wordt toegestaan voor een periode beginnend op 1 september of 1 oktober en eindigend op 31 augustus van het volgende jaar :
  - aan de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel, aan het sociaal en psychologisch personeel, aan het inspectiepersoneel en aan de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst;
  - aan het administratief personeel en aan het meesters-, vak- en dienstpersoneel;
  - aan het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra.) <BDG 1995-03-15/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1994>
  § 2. In afwijking van de voorafgaande bepalingen mag de onderbreking van de beroepsloopbaan echter beginnen op de dag volgend op het einde van een moederschapsverlof of van een opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij toegekend aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap.
  In dit geval moet de loopbaanonderbreking aangevraagd worden voor het begin van het moederschapsverlof of van het verlof dat met het oog op adoptie en pleegvoogdij toegekend wordt aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen die door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd worden.
  § 3. [1 ...]1
  (§ 4. [1 De totale duur van de voltijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking, alsook de manier waarop de totale duur wordt berekend, stemmen overeen met hetgeen bepaald is in het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.]1
  [1 De personeelsleden kunnen hun loopbaan onderbreken overeenkomstig artikel 3, §§ 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, volgens de nadere regels bepaald in het voorliggende besluit.]1
  Om het voordeel van de bepalingen van artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit d.d. 12 augustus 1991 betreffende de toelagen voor loopbaanonderbreking toegekend aan de personeelsleden van het onderwijs en van de PMS-centra, moet het personeelslid dat de leeftijd van [1 vijfenvijftig]1 jaar heeft bereikt, een schriftelijke aanvraag indienen waarin het om een gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan verzoekt en zich ertoe verbindt zijn beroepsloopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan zijn opruststelling, en zulks onherroepelijk. Het moet de toelating van de Minister verkrijgen.) <BDG 1998-11-04/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1996>
  ----------
  (1)<DDG 2013-06-24/47, art. 84, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.6.<BDG 2001-08-30/38, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-08-2001> § 1. (Het personeelslid dat zijn loopbaan wenst te onderbreken, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag - ten laatste [3 vier]3 maanden vóór het begin van de onderbreking - bij de Regering in. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend.
  In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een gedeeltelijke loopbaanonderbreking kiest en vermeldt er de begin- en einddatum van.
  In afwijking van het eerste lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het eerste lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.) <DCG 2006-06-26/38, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
  [4 In afwijking van het eerste lid kunnen personeelsleden die een selectie- of bevorderingsambt bekleden en vóór 1 september 2023 nog niet in aanmerking komen voor de deeltijdse loopbaanonderbreking ten belope van één vijfde van een voltijdse betrekking, de aanvraag tot en met 15 juli 2023 indienen, als ze met ingang van 1 september 2023 aanspraak willen maken op die vorm van loopbaanonderbreking.]4
  § 2. Het personeelslid dat zijn loopbaan op basis van artikel 4bis voor het verstrekken van palliatieve verzorging wenst te onderbreken, deelt dit mee aan zijn inrichtende macht en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend.
  In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een halftijdse onderbreking kiest.
  Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd dat door de behandelende geneesheer van de patiënt afgeleverd is en waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verstrekken, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
  In afwijking van artikel 5, § 1, begint de onderbreking van de beroepsloopbaan de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de aanvraag ingediend werd.
  Indien het personeelslid gebruik wenst te maken van de verlenging van de periode met één maand, dient het opnieuw een aanvraag overeenkomstig de leden 1 tot 3 in te dienen. Voor eenzelfde patiënt is slechts één verlenging toegelaten.
  § 3. Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4ter zijn loopbaan wenst te onderbreken om een ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend.
  In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een halftijdse onderbreking kiest.
  De aanvraag moet ten minste dertig dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.
  Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind ofwel een attest in waaruit de adoptie blijkt. Bovendien dient het personeelslid een attest over de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt, alsmede desgevallend een attest in waaruit blijkt dat het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.
  (In afwijking van het derde lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het derde lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.) <DCG 2006-06-26/38, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
  § 4. Het personeelslid dat zijn loopbaan op basis van artikel 4quater wenst te onderbreken voor het verstrekken van verzorging aan een gezinslid of een familielid, dat lijdt aan een zware ziekte, deelt dit mee aan zijn inrichtende macht en dient door haar bemiddeling zijn schriftelijke aanvraag in bij de Minister bevoegd inzake Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag door bemiddeling van het inrichtingshoofd of van de directeur ingediend.
  In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een volledige dan wel een halftijdse onderbreking kiest.
  Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd dat door de behandelende geneesheer van de patiënt afgeleverd is en waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard de verzorging te verstrekken.
  (De aanvraag moet ten minste zeven dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.) <DCG 2006-06-26/38, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
  Indien het personeelslid gebruik wenst te maken van de verlenging, dient het opnieuw het attest vermeld in het derde lid in en deelt de duur van de verlenging mede. [2 Behalve in het geval dat de dienst gedurende ten minste twee opeenvolgende maanden wordt hervat, sluit de verlenging onmiddellijk aan op de vorige periode van loopbaanonderbreking.]2
  [1 § 5. Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4quinquies zijn loopbaan wenst te onderbreken om corona-ouderschapsverlof te nemen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient via de inrichtende macht een schriftelijke aanvraag in bij de minister die bevoegd is voor onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of de directeur ingediend.
   In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een halftijdse loopbaanonderbreking kiest, dan wel voor een 1/5de loopbaanonderbreking.
   De aanvraag moet ten minste drie dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking worden ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking. De aanvraagtermijn kan in onderlinge overeenstemming verkort worden.
   Vóór het begin van de loopbaanonderbreking dient het personeelslid ofwel een uittreksel uit de geboorteakte van het kind in, ofwel een attest van adoptie of pleegouderschap. Bovendien dient het personeelslid een attest in van de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister waaruit de samenstelling van het gezin blijkt en - in voorkomend geval - een attest waaruit blijkt dat het kind een lichamelijke of geestelijke handicap heeft in de zin van de wetgeving betreffende de gezinsbijslagen.
   Een personeelslid dat één van de loopbaanonderbrekingen vermeld in de artikelen 4 tot 4quater neemt, kan die loopbaanonderbrekingen schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen.
   Een personeelslid dat een beroep doet op één van de verloven voor verminderde prestaties vermeld in artikel 113, tweede lid, 2° tot 4°, van het decreet van 26 juni 2006 houdende maatregelen inzake onderwijs 2006, mag dat verlof schorsen om corona-ouderschapsverlof te nemen, op voorwaarde dat de omvang van de vermindering onveranderd blijft.]1
  [2 § 6 - Het personeelslid dat met toepassing van artikel 4sexies zijn loopbaan wenst te onderbreken om voor een zorgbehoevende persoon te zorgen, deelt dit aan zijn inrichtende macht mee en dient zijn schriftelijke aanvraag via die inrichtende macht in bij de minister bevoegd voor Onderwijs. Gaat het om een personeelslid van het gemeenschapsonderwijs, dan wordt de aanvraag via het inrichtingshoofd of via de directeur ingediend.
   In de aanvraag deelt het personeelslid mee of het voor een voltijdse dan wel een halftijdse onderbreking kiest.
   De aanvraag wordt ten minste zeven dagen vóór het begin van de loopbaanonderbreking ingediend en vermeldt, in afwijking van artikel 5, § 1, de begin- en einddatum van de loopbaanonderbreking.
   In afwijking van het derde lid kan de Regering de loopbaanonderbreking echter ook toestaan na afloop van de in het derde lid bepaalde aanvraagtermijn, voorzover dit de goede werking van de dienst niet in het gedrang brengt.
   Bij de aanvraag wordt een attest gevoegd waaruit blijkt dat het personeelslid erkend is als mantelzorger van de zorgbehoevende persoon voor wie dat personeelslid in het kader van de aangevraagde loopbaanonderbreking zorgt.]2
  ----------
  (1)<DDG 2020-06-22/15, art. 52, 019; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
  (2)<DDG 2021-06-28/11, art. 139,2°-139,3°, 020; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (3)<DDG 2021-06-28/11, art. 139,1°, 020; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
  (4)<DDG 2023-04-24/06, art. 25, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.7. § 1. Tijdens zijn loopbaanonderbreking ontvangt het personeelslid geen wedde of weddetoelage. De loopbaanonderbreking wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
  Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 3, lid 4 neemt de Duitstalige Gemeenschap het gedeelte van de onderbrekingsuitkering voor haar rekening dat overeenstemt met de uren of lesuren van terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of met de verloren uren of lesuren van de opdracht die niet voor vervanging in aanmerking komen.
  § 2. Tijdens zijn loopbaanonderbreking blijft het personeelslid onderworpen aan het statuut dat op hem toepasselijk is, voor zover een statuut bestaat, en dus aan de bepalingen betreffende de plichten en onverenigbaarheden.
  § 3. Het moederschapsverlof of het opvangverlof toegekend met het oog op adoptie of pleegvoogdij dat in de periode van loopbaanonderbreking valt, beëindigt de loopbaanonderbreking niet maar schort ze op, zelfs wanneer het moederschapsverlof opgesplitst wordt.
  In dit geval geniet het personeelslid de bezoldiging waarop het recht heeft krachtens de reglementering die van toepassing is inzake moederschapsverlof of opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij toegekend aan de personeelsleden van de onderwijsinrichtingen georganiseerd of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap.
  (§ 4. Indien een personeelslid tijdens het schooljaar een loopbaanonderbreking heeft genoten en die loopbaanonderbreking met toepassing van artikel 8 voortijdig heeft beëindigd, wordt de wedde die het tijdens de vakantiemaanden juli en augustus verkrijgt, overeenkomstig verminderd, waarbij het percentage van de in verhouding met een voltijdse betrekking werkelijk gepresteerde diensten als verminderingscoëfficiënt wordt toegepast.
  Lid 1 geldt niet voor de in de artikelen 4bis, 4ter en 4quater vermelde loopbaanonderbrekingen.) <DDG 2004-05-17/49, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2004>

Art.8.§ 1. Om buitengewone redenen en met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand kan het personeelslid dat zijn loopbaan heeft onderbroken de toelating verkrijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen.
  [1 In afwijking van het eerste lid kan de opzeggingstermijn minder dan een maand bedragen indien de inrichtende macht daarmee instemt en de goede werking van de dienst hierdoor niet in het gedrang komt.]1
  De aanvraag moet schriftelijk ingediend en aan de Minister of aan zijn gevolmachtigde medegedeeld worden :
  - via het inrichtingshoofd in het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap, de directeur van het psycho-medisch-sociaal centrum van de Duitstalige Gemeenschap, de hiërarchische overheid voor de leden van de inspectiediensten;
  - via en met het akkoord van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
  Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst van het onderwijs van de Duitstalige Gemeenschap en van het gesubsidieerd officieel onderwijs moet deze aanvraag vergezeld zijn van het akkoord van het hoofd van de betrokken eredienst.
  § 2. De in artikel 5, § 1 van dit besluit bedoelde personeelsleden mogen in geen geval hun ambt weer opnemen of het ambt opnieuw volledig uitoefenen na de eerste mei van het school- of academiejaar.
  § 3. Het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap brengt, binnen de veertien dagen na de beslissing, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op de hoogte van de datum waarop het personeelslid zijn ambt opnieuw opneemt of het opnieuw volledig uitoefent.
  ----------
  (1)<DDG 2013-06-24/47, art. 85, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art. 8.1. [1 Na afloop van de loopbaanonderbrekingen opgesomd in de artikelen 4bis, 4ter, 4quater en 4sexies heeft het personeelslid het recht terug te keren in zijn vroegere functie of, indien dat niet mogelijk is, in een gelijkwaardige of vergelijkbare functie. Dat geldt niet voor tijdelijk aangewezen of aangestelde personeelsleden en gesubsidieerde contractuelen van wie de loopbaanonderbreking eindigt op de dag waarop de aanwijzing of aanstelling vervalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DDG 2023-06-26/12, art. 63, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2023>


Art.9.§ 1. Een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt wordt - overeenkomstig de verordeningsbepalingen die toepasselijk zijn inzake reaffectatie en wedertewerkstelling bij voorrang vervangen door één of meerdere personeelsleden ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.
  In selectie- en bevorderingsambten mag een personeelslid echter tijdelijk vervangen worden door een personeelslid dat vastbenoemd is in het wervingsambt dat toegang geeft tot dat selectie- of bevorderingsambt.
  In dat geval worden de bepalingen van het eerste lid toegepast op het tijdelijk volledig of gedeeltelijk verlaten wervingsambt.
  [1 ...]1
  [1 ...]1
  § 2. [1 ...]1
  § 3. Het personeelslid zal bij voorrang door een persoon worden vervangen die bij het begin van de onderbreking
  1° ofwel een personeelslid is, dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld werd;
  2° ofwel een vergoede volledig werkloze is, die voor elke dag van de week een uitkering geniet;
  3° ofwel een werknemer is die met bewaring van zijn rechten een deeltijdse betrekking wenst uit te oefenen en een werkloosheidsuitkering verkrijgt in toepassing van de artikelen 99 en 107 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
  4° ofwel een personeelslid is dat een personeelslid gedurende een moederschapsverlof vervangen heeft en dat bij de aanvang van de vervanging een vergoede volledig werkloze was die uitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week, ofwel behoorde tot één van de categorieën van personeel bedoeld in 1° of 3°;
  5° ofwel een vergoede volledig werkloze is met een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van ten minste de helft van het gemiddeld wekelijks aantal uren gepresteerd door een werknemer met een voltijdse betrekking in een gelijkwaardig ambt in dezelfde onderneming of, bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak;
  6° ofwel een persoon is die volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid zich op de arbeidsmarkt wenst in te schakelen of te herinschakelen.
  § 4. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DDG 2013-06-24/47, art. 86, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.10. In het door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerd onderwijs wordt de werkloze, die een lid van het meesters-, vak- en dienstpersoneel vervangt, aangeworven op basis van een vervangingsovereenkomst in de zin van artikel 11ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. In de andere gevallen wordt de werkloze als tijdelijke aangesteld.

Art.11.
  <Opgeheven bij DDG 2013-06-24/47, art. 87, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.12.Indien het recht op uitkeringen door een beslissing van de gewestelijke werkloosheidsinspecteur, genomen in toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991, geweigerd wordt aan een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt, moet het inrichtingshoofd of de inrichtende macht de Afdeling van de Duitstalige Gemeenschap waaronder het/zij ressorteert onverwijld daarvan in kennis stellen.
  [1 Vanaf het tijdstip waarop de uitkering voor de loopbaanonderbreking geweigerd wordt tot het vastgelegd einde van die loopbaanonderbreking, wordt de voltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden en wordt de deeltijdse loopbaanonderbreking van rechtswege omgezet in een verlof voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden.]1
  ----------
  (1)<DDG 2016-06-20/09, art. 53, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 12bis. <Ingevoegd bij BDG 2001-08-30/38, art. 11; Inwerkingtreding : 01-08-2001> De dienstprestaties van de personeelsleden die hun loopbaan deeltijds onderbreken, worden op ten hoogste 4 dagen per week verdeeld. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden bovendien de dienstprestaties tot ten hoogste 6 halve dagen per week beperkt.

Art.13. Het besluit van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap van 16 maart 1994 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra wordt opgeheven.

Art.14. <BDG 1995-03-15/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1994> Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994.

Art. 15. De Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur, Jeugd en Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.