Details





Titel:

22 DECEMBER 1994. - Ordonnantie betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-02-1995 en tekstbijwerking tot 23-12-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Belasting op de bank- en financieringsinstellingen en de bankautomaten.
Art. 2-6
HOOFDSTUK II. - Belasting op de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen.
Art. 7-10
HOOFDSTUK III. - Belasting op de aanplakborden.
Art. 11-15
HOOFDSTUK IV. - Belasting op de verdeelapparaten van vloeibare of gasvormige motorbrandstoffen.
Art. 16-21
HOOFDSTUK V. - Belasting op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen.
Art. 22-25
HOOFDSTUK VI. - Belasting op de motorkracht.
Art. 26-32
HOOFDSTUK VII. - Belasting op de stapelplaatsen van schroot of oude voertuigen.
Art. 33-37
HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijke bepalingen toepasselijk op de vorige hoofdstukken.
Art. 38-51
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Afdeling 1. - Opheffingsbepaling.
Art. 52
Afdeling 2. - Inwerkingtreding.
Art. 53



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I. - Belasting op de bank- en financieringsinstellingen en de bankautomaten.
Art.2. Vanaf het belastingjaar 1995 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de bank- en financieringsinstellingen evenals op de bankautomaten, gevestigd of geïnstalleerd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  Onder bank- en financieringsinstelling wordt verstaan, elke instelling, hoofdzetel of bijhuis toegankelijk voor het publiek en die hoofdzakelijk deposito-, financierings-, krediet-, spaar- of wisselverrichtingen uitvoeren.
  Onder bankautomaten wordt verstaan elk toestel dat op de openbare weg of elke plaats voor het publiek toegankelijk kan gebruikt worden en dat toelaat geldopnemingen en/of deposito- of spaarverrichtingen uit te voeren.

Art.3. De belasting is verschuldigd door de uitbater, de natuurlijke of publieke of private rechtspersoon, of bij gebreke hiervan door de eigenaar van de instelling en van het toestel.

Art.4.Zijn niet aan de belasting onderworpen :
  1. de instellingen die geen twee loketten hebben. Indien er geen twee loketten zijn moeten er minstens twee personen onder bediendencontract werken om aan de belasting onderworpen te zijn;
  2. de kantoren van notarissen, verzekeringsagenten en -makelaars.
  [1 3. de structuren die door de gemeenten zijn opgericht op grond van de wet van 30 april 1848 tot wederinrichting van de Bergen van Barmhartigheid.]1
  ----------
  (1)<ORD 2020-12-17/01, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 02-01-2021>

Art.5.§ 1. De belasting wordt vastgesteld op :
  1. [2 1.875,00 EUR]2 per bank- of financieringsinstelling; <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2. [2 625,00 EUR]2 per bankautomaat. <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<ORD 2016-12-12/13, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2016. is van toepassing vanaf het belastingjaar 2017>

Art.6.[1 § 1. Indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar een bank- en financieringsinstelling opent, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.
   § 2. Indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar een bankautomaat plaatst, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK II. - Belasting op de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen.
Art.7. Vanaf het belastingjaar 1995 wordt een jaarlijkse belasting geheven op elk, op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevetigd, erkend agentschap voor weddenschappen op paardenwedrennen die in het buitenland plaatsvinden.
  Onder agentscahp wordt, voor de toepassing van de belasting, verstaan elk lokaal, of bijbureau, gelegen buiten de omheiningen waar de wedrennen plaatsgrijpen en waar de weddenschappen op de wedrennen aangenomen of ingericht worden met uitzondering van de kantoren voor onderlinge weddenschappen op paardenwedrennen die in België plaatsvinden waar overeenkomstig het bepaalde, in artikel 67, § 1, van het Wetboek op de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen gelden, bestemd tot de dienst van die weddenschappen, worden ingezameld.
  Onder erkend agentschap dient te worden verstaan elk agentschap dat erkend is door de gewestelijke directeur van de directe belastingen van het federale Ministerie van Financiën.

Art.8. De belasting is verschuldigd voor iedere persoon, vereniging of maatschappij die een agentschap uitbaat. Indien het kantoor door een beheerder of een andere aangestelde wordt gehouden voor rekening van een derde persoon, wordt, voor de toepassing van de belasting, alleen de lastgever beschouwd als uitbater.

Art.9.De belasting is vastgesteld op (450,00 EUR) per jaar. [1 ...]1. <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  [1 Tweede lid opgeheven.]1
  [1 Derde lid opgeheven.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.10.[1 Indien de belastingplichtige een agentschap opent in de loop van het belastingjaar, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 40, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK III. - Belasting op de aanplakborden.
Art.11. Vanaf het belastingjaar 1995 wordt een jaarlijkse belasting geheven ten laste van de natuurlijke of rechtspersoon door wiens tussenkomst aanplakborden zijn geplaatst op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  Onder aanplakborden wordt verstaan elke constructie in onverschillig welk materiaal geplaatst langs de openbare weg of op een plaats in open lucht die zichtbaar is vanaf de openbare weg, waarop reclame wordt aangebracht door aanplakking, vasthechting, schildering of door elk ander middel, met inbegrip van de muren of gedeelten van muren en de omheiningen die gehuurd of gebruikt worden om er reclame op aan te brengen.
  Voor de muren of gedeelten van muren waarop reclame wordt aangebracht, moet de bedekte totale oppervlakte beschouwd worden als één bord, ook indien er verschillende reclames op voorkomen.
  Deze belasting is eveneens verschuldigd voor elk mobiel paneel dat op de openbare weg in omloop wordt gebracht of van op de openbare weg zichtbaar is.

Art.12. De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die beschikt over het recht om gebruik te maken van het aanplakbord of, als de gebruiker onbekend is, door de eigenaar van de grond of van de muur waarop het bord zich bevindt, of van het voertuig dat voor het vervoer van het bord gebruikt wordt.

Art.13. De belasting is niet verschuldigd voor :
  a) de aanplakborden, vastgehecht aan de handelshuizen en bestemd voor het bevorderen van de verkoop van hun produkten;
  b) de borden geplaats door openbare besturen of openbare diensten;
  c) de borden die enkel en alleen gebruikt worden voor notariële aankondigingen;
  d) de vaste borden die enkel en alleen gebruikt worden naar aanleiding van bij de wet bepaalde verkiezingen;
  e) de borden geplaatst op sportterrreinen en gericht naar de plaats van de sportbeoefening;
  f) de vaste aanplakborden uitsluitend gebruikt door groeperingen van culturele of sportieve aard.

Art.14.§ 1. Het bedrag van deze belasting is voor elk bord afzonderlijk vastgesteld op (0,0496 EUR) per dm2. <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Voor de berekening van de belasting wordt de nuttige oppervlakte van het bord in aanmerking genomen, dit wil zeggen de oppervlakte die voor het aanplakken kan worden gebruikt, met uitzondering van de omlijsting.
  De belasting is vastgesteld volgens de totale belastbare oppervlakte van het bord.
  Wat de aanplakking op de muren of gedeelten van muren betreft, is alleen het gedeelte belastbaar dat werkelijk voor reclame wordt gebruikt. Voor de borden met meerdere vlakken wordt de belasting vastgesteld volgens de oppervlakte van alle zichtbare vlakken.
  Voor de mobiele panelen wordt de belasting forfaitair op (300,00 EUR) per jaar vastgesteld. <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. [1 ...]1.
  § 3. Indien wegens een bevel van de overheid of wegens een geval van overmacht het bord verkleind of weggenomen wordt, kan de belastingplichtige, om die reden, op geen vergoeding aanspraak maken.
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 41, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.15.[1 § 1. Indien de belastingplichtige één of meerdere aanplakborden opricht of verplaatst gedurende het belastingjaar, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.
   § 2. Indien de belastingplichtige een mobiel paneel in omloop brengt gedurende het belastingjaar, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 42, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK IV. - Belasting op de verdeelapparaten van vloeibare of gasvormige motorbrandstoffen.
Art.16. Vanaf het belastingjaar 1995 wordt een jaarlijkse belasting geheven op elk vast of beweegbaar verdeelapparaat van vloeibare of gasvormige motorbrandstoffen, zich bevindend op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en geplaatsst langs de openbare weg of op een privé-eigendom die toegankelijk is vanaf de openbare weg, en waarvan alle motorvoertuigen kunnen worden bevoorraad.
  Wordt als beweegbaar verdeelapparaat beschouwd datgene, waarvan zowel het reservoir, de teller als het bedieningspunt permanent als geheel kunnen verplaatst worden. De overige verdeelapparaten worden beschouwd als vaste, ook die waarvan de teller beweegbaar is en in het bedrijf zelf kan aangesloten worden op een vaststaand reservoir.

Art.17. De belasting is ten laste van de eigenaar van de verdeelinstallatie.

Art.18. Zijn van belasting vrijgesteld :
  a) de installaties uitsluitend gebruikt door de eigenaar en door zijn aangestelden of bedienden;
  b) de installaties die loodvrije benzine verdelen.

Art.19. De belasting beloopt per jaar en per apparaat :
  (37,50 EUR) voor een vaste pomp; <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (7,50 EUR) voor een beweegbare pomp; <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (125,00 EUR) voor een volautomatische pomp. <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Een apparaat voorzien van meerdere tellers met daarop aangesloten slangen, wordt geacht zoveel belastbare eenheden te omvatten als er tellers met daarop aangesloten slangen zijn.
  Onder een automatische pomp dient te worden verstaan elke pomp verbonden aan een apparaat al dan niet elektronisch, waarmee betalingsverrichtingen kunnen uitgevoerd worden zonder tussenkomst van een aangestelde.

Art.20.
  <Opgeheven bij ORD 2012-12-21/59, art. 43, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.21.[1 Indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar één of meerdere verdeelapparaten, die onder de toepassing van de in dit hoofdstuk opgenomen belasting vallen, plaatst, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 44, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK V. - Belasting op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen.
Art.22.[1 § 1.]1 Vanaf het belastingjaar 1995 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen van klasse 1 of klasse 2.
  Onder gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichting dient te worden verstaan elke inrichting van 1e of 2e klasse vermeld in het algemeen reglement op de arbeidsbescherming, die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt, of waarvan de activiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het voorwerp moet uitmaken van een vergunning van de administratieve overheid in uitvoering van een wet, een ordonnantie of een besluit van de nationale of van de gewestelijke overheid.
  [1 § 2. De in dit hoofdstuk omschreven belasting is verschuldigd door de houder van een in § 1 omschreven vergunning.
   Indien deze houder onbekend of insolvabel is, dan is de eigenaar van de inrichting waarvoor de vergunning werd bekomen, gehouden tot de betaling van deze belasting.
   § 3. De uitbater van een gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichting van klasse 1 of klasse 2 waarvoor geen vergunning bestaat, is de in § 1 omschreven belasting verschuldigd.
   Indien deze uitbater onbekend of insolvabel is, dan kan de eigenaar van deze inrichting worden aangesproken voor de betaling van deze belasting.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 45, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012, vanaf het belastingjaar 2013>

Art.23.§ 1. De belasting wordt vastgesteld op (125,00 EUR) voor elke inrichting bedoeld in vorig artikel. <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Indien meerdere inrichtingen, bedoeld in vorig artikel, nodig zijn voor de uitoefening van dezelfde uitbating, dan wordt elk der toegestane inrichtingen belast tegen het eenheidstarief van (125,00 EUR). <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 3. De belasting wordt verdubbeld wanneer de gevraagde vergunning betrekking heeft op meerdere rubrieken van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming of van de in bijlage bij de ordonnantie van 30 juli 1992 betreffende de milieuvergunning gevoegde lijst [1 of in lijsten van inrichtingen vastgesteld door of bij toepassing van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen]1.
  § 4. Indien de onderworpen inrichting of inrichtingen zich op een uitbatingsgebied bevinden waarvan de oppervlakte 5 a overtreft, wordt het belastingbedrag als volgt verhoogd :
  - meer dan 5 a tot 10 a : 10 000 (250,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 10 a tot 100 a : (500,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 100 a : (1 250,00 EUR). <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ----------
  (1)<ORD 2019-03-06/03, art. 141, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.24.§ 1. De belasting is niet verschuldigd wanneer de inrichting of de uitbating buiten werking is geweest gedurende het ganse belastingjaar.
  § 2. De belasting wordt met de helft verminderd :
  a) [1 ...]1;
  b) wanneer het gaat om land- en tuinbouwbedrijven.
  § 3. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 46, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012, vanaf het belastingjaar 2013>

Art.25.[1 Indien de belastingplichtige in de loop van een belastingjaar een inrichting in gebruik neemt, dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist.]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 47, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK VI. - Belasting op de motorkracht.
Art.26. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

Art.27. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

Art.28. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

Art.29. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

Art.30. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

Art.31. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

Art.32. (Opgeheven) <ORD 1997-06-05/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1997>

HOOFDSTUK VII. - Belasting op de stapelplaatsen van schroot of oude voertuigen.
Art.33. Vanaf het belastingjaar 1995 wordt een jaarlijkse belasting geheven op de stapelplaatsen van schroot of oude voertuigen, aangelegd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en gelegen in open lucht langs de openbare wegen of zichtbaar vanaf enig punt van deze wegen.

Art.34. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van gelijk welke stapelplaats, ongeacht het belang van de opgeslagen waar, zelfs indien de stapelplaats niet is toegelaten bij toepassing van de vigerende reglementering inzake gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen of inzake milieuvergunningen.

Art.35. De belasting is niet verschuldigd :
  a) indien de stapelplaats op gelijk welk punt van de hierboven in artikel 33 bedoelde wegen volledig aan het zicht onttrokken is, hetzij wegens de ligging, hetzij wegens het feit dat zij omringd is door muren, hagen of andere camoufleermiddelen waarvan de hoogte toereikend is om de plaats volledig onzichtbaar te maken;
  b) indien de stapelplaats gelegen is binnen het gebied van haven- of spoorweginstallaties.

Art.36.§ 1. De belasting wordt als volgt vastgesteld, rekening houdende met de totale oppervlakte van het terrein waarop de stapelplaats is aangelegd :
  - tot 5 are : (450,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 5 are tot 10 are : (895,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 10 are tot 20 are : (1 190,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 20 are tot 50 are : (1 500,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 50 are tot 100 are : (2 000,00 EUR); <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - meer dan 100 are : (2 500,00 EUR). <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.37.[1 Indien de belastingplichtige in de loop van een belastingjaar een nieuwe stapelplaats aanlegt of een bestaande stapelplaats verhoogt, dan dient hij de door de regering aangeduide ambtenaar hiervan binnen de maand kennis te geven bij aangetekende postzending of elektronische aangetekende zending. In deze kennisgeving, moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van deze belasting zijn vereist. ]1
  ----------
  (1)<ORD 2012-12-21/59, art. 49, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijke bepalingen toepasselijk op de vorige hoofdstukken.
Art.38. De in (euro) uitgedrukte bedragen, bepaald in de artikelen 5, 9, 14, 19, 23, 32 en 36 worden jaarlijks aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het rijk; deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december 1994. Na toepassing van de coëfficiënt, worden de bedragen afgerond naar (het hogere veelvoud van 10 cent). <BESL 2001-12-13/57, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.39.[1 Indien de belastingplichtige de hem in artikelen 6, 10, 15, 21, 25, 37 opgelegde plichten tot kennisgeving niet naleeft, dan wordt de belasting die verschuldigd is op datgene waarop de kennisgeving betrekking had, voor het belastingjaar na datgene waarin deze kennisgeving had moeten plaatsvinden, verhoogd met 50 %.]1
  ----------
  (1)<Opgeheven door art. 50; Inwerkingtreding : vanaf het belastingjaar 2013 en vervangen door art. 52 van ORD 2012-12-21/59, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.40.[1 De in deze ordonnantie vervatte belastingen zijn belastingen op aangifte.]1
  ----------
  (1)<Eerste lid opgeheven door art. 51; Inwerkingtreding : 01-01-2013 en tweede lid tot en met vierde lid opgeheven door art. 51; Inwerkingtreding : vanaf het belastingjaar 2013 en vervangen door art. 53 van ORD 2012-12-21/59, 005; Inwerkingtreding : vanaf het belastingjaar 2013,>

Art.41. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.42. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.43. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.44. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.45. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.46. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.47. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.48. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.49. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.50. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.51. <opgeheven bij ORD 1997-07-17/46, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen.
Afdeling 1. - Opheffingsbepaling.
Art.52. De volgende provinciale reglementen zijn niet meer toepasselijk in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  1° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de bank- en financieringsinstellingen en de bankautomaten (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989);
  2° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989);
  3° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de aanplakborden (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 5 december 1989, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 12 januari 1990);
  4° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de verdeelapparaten van vloeibare of gasvormige motorbrandstoffen (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989);
  5° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 23 juni 1992, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 29 juli 1992, gewijzigd bij besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 23 november 1993, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 20 december 1993);
  6° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de drijfkracht (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989);
  7° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de stapelplaatsen van schroot of oude voertuigen (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989);
  8° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de jachtverloven en de jachtvergunningen (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, gedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989, gewijzigd bij besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 26 juni 1990, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 2 augustus 1990);
  9° reglement betreffende de inning van de provinciale belasting op de bromfietsen, de motorfietsen, de pleziervaartuigen en de plezierbootjes (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989);
  10° algemeen reglement betreffende de inning van de provinciale belastingen (besluit van de Raad van de Provincie Brabant van 20 december 1988, goedgekeurd door de Koning bij besluit van 27 januari 1989).

Afdeling 2. - Inwerkingtreding.
Art. 53. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 januari 1995.