30 MAART 1995. - Ordonnantie betreffende de concessie van de openbare dienst voor de heraanleg van de wijk Brussel-Zuid.
Art. 1-15
Artikel 1. Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art.2. § 1. De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt gemachtigd de naamloze vennootschap "Maatschappij voor stadsvernieuwing van de wijk van het Zuidstation", opgericht bij akte van 23 januari 1992, hierna genoemd "de concessiehouder", de openbare dienst van het heraanleggen, in overeenstemming met de bijzondere bestemmingsplannen, van de wijk van het Zuidstation of een gedeelte ervan als concessie te verlenen.
Voor het volbrengen van zijn opdracht ziet de concessiehouder toe op de integrale uitvoering van de voorschriften van deze plannen en op de coherente en overeenstemmende verwezenlijking van de openbare en privé-aanleg en dit rekening houdend met de economische eisen, de mobiliteitseisen en de sociale eisen en meer in het bijzonder met de behoeften aan herhuisvesting van de bewoners.
De concessie bevat het verkrijgen van zakelijke rechten op het geheel van de in § 2 vermelde omtrekken en de afstand van deze rechten aan investeerders die er zich toe zullen verbinden projecten te verwezenlijken overeenkomstig de bijzondere bestemmingsplannen en de nagestreefde doelstellingen, met inachtneming van de architecturale homogeniteit, de wijkbedrijvigheid, het gemengd karakter van de functies en de mobiliteitseisen.
§ 2. De concessie bevat één of meer ondernemingen.
Iedere onderneming heeft betrekking op een door de Regering vastgestelde omtrek en wordt geregeld in een tussen de Regering en de concessiehouder te sluiten beheercontract.
Het beheercontract en de wijzigingen ervan worden door de Regering voor advies aan de betrokken gemeenteraad voorgelegd. Bij gebrek aan een advies van de gemeenteraad binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het ontwerp, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
Art.3. § 1. Ten behoeve van de concessie, kan de concessie- houder onder meer :
a) de nodige studies uitvoeren of laten uitvoeren en terwijl de operatie aan de gang is alle nuttige voorstellen doen;
b) gebouwde of ongebouwde onroerende goederen kopen of huren; deze goederen samenbrengen of in kavels verdelen;
ze onderhouden en beheren; desgevallend overgaan tot het slopen van gebouwen;
c) gebouwde of ongebouwde onroerende goederen verkopen en alle mogelijke onroerende zakelijke rechten vestigen;
d) gebruik maken van alle mogelijke vormen van financiering;
e) alle initiatieven nemen met het oog op het herhuisvesten van de bewoners en om te voldoen aan de sociale eisen.
§ 2. In zoverre ze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de concessie kan de concessiehouder werken van openbare uitrusting laten verwezenlijken, waarvan de lijst vastgesteld is in het beheercontract, en van infrastructuurwerken die gemeen zijn aan meerdere kavels.
§ 3. In het kader van de concessie, schikt de concessiehouder zich naar de wetgeving inzake overheidsopdrachten.
Art.4. § 1. De onroerende goederen die de concessiehouder wil aankopen, worden door de Regering onderworpen aan de schatting van de Ontvanger der registratie. Deze schatting moet binnen een maand na de aanvraag aan de Regering en aan de concessiehouder worden medegedeeld.
Wanneer de schatting niet binnen deze termijn wordt medegedeeld, beslist de concessiehouder vrij over de aankoopprijs.
§ 2. Indien de Ontvanger der Registratie de aankoopprijs niet heeft geschat of indien de aankoopprijs hoger is dan deze schatting, geeft de concessiehouder de Regering onmiddellijk kennis van het bedrag van deze prijs.
Binnen een maand na de ontvangst van deze kennisgeving kan de Regering de concessiehouder berichten dat het Gewest zich het recht voorbehoudt, bij eventuele ontbinding van de concessie met toepassing van artikel 12, te weigeren het bewuste goed over te nemen.
§ 3. Op verzoek van de concessiehouder staat het Gewest aan eerstgenoemde de binnen de omtrek van het project gelegen onroerende goederen van zijn privé-domein af en dit voor een prijs die niet hoger is dan de schatting van de Ontvanger der registratie.
Op verzoek van de concessiehouder kan de gemeente onder dezelfde voorwaarden de onroerende goederen van haar privé-domein afstaan.
§ 4. Indien het voor de uitvoering van de bijzondere bestemmingsplannen nodig blijkt een weg af te schaffen, kunnen het Gewest en de betrokken gemeente de zate van deze weg onderhands aan de concessiehouder afstaan, na voornoemde weg te hebben afgeschaft. De bepalingen van de ordonnantie van 12 november 1992 betreffende de vervreemding van onroerende domeingoederen zijn niet van toepassing op de afstand door het Gewest.
Indien het voor de uitvoering van de bijzondere bestemmingsplannen nodig blijkt een weg aan te leggen, kan het Gewest of de gemeente die deze weg beheert, de concessiehouder belasten met het administratief en technisch beheer van de werken die hiervoor nodig zijn. In dat geval zorgt de concessiehouder voor de voorbereiding en de uitvoering van alle beslissingen van de bouwheer, onder meer de samenstelling van het dossier voor de aanvraag om stedebouwkundige vergunning, het opstellen van het bestek, het onderzoek van de offertes, het toezicht op werken en de oplevering van de werken.
Indien een weg begrepen is in de omtrek bepaald door het beheercontract, worden de prestaties van de concessiehouder niet vergoed.
Art.5. § 1. Het Gewest gaat in naam en voor rekening van de concessiehouder en op diens kosten en risico, over tot de onteigeningen ten algemenen nutte die nodig zijn voor de verwezenlijking van de bijzondere bestemmingsplannen en dit overeenkomstig de door de Regering goedgekeurde onteigeningsplannen.
Elke onteigeningsprocedure wordt, met toepassing van de desbetreffende wetgeving, ingesteld door de Regering ten verzoeke van de concessiehouder. Daartoe dient de concessiehouder hij de Regering een met redenen omklede aanvraag in, samen met de schatting van de Ontvanger der registratie.
§ 2. In voorkomend geval stelt de concessiehouder aan de Regering het bedrag van de aan te bieden vergoeding voor, overeenkomstig de vigerende wetgeving. Hij consigneert de vergoedingen.
Art.6. § 1. Voor de berekening van de waarde van het ont- eigende goed wordt geen rekening gehouden met de meerwaarde of de minderwaarde die voortvloeit uit de voorschriften van de plannen waarvan de uitvoering aanleiding geeft tot de onteigeningsprocedure.
§ 2. Ingeval opeenvolgende onteigeningen bevolen worden voor de uitvoering van een plan, met inbegrip van een wijziging van dit plan, dan worden zij voor de beoordeling van de waarde van de te onteigenen goederen, beschouwd als één geheel te vormen op de datum van het eerste onteigeningsbesluit.
Art.7. Onverminderd de artikelen 8 en 9 van deze ordonnantie, neemt de concessiehouder de financiële lasten en risico's van de concessie die hem verleend is, op zich.
Hij is geen enkele retributie verschuldigd aan het Gewest, maar dient aan laatstgenoemde of aan de betrokken gemeente kosteloos de werken van openbare uitrusting af te staan die hij krachtens artikel 3, § 2, van deze ordonnantie heeft laten uitvoeren.
Art.8. De Regering is gemachtigd om het Gewest geheel of ten dele borg te laten staan voor de leningen die door de concessiehouder worden aangegaan om de verleende concessie uit te voeren.
De gewestwaarborg kan slaan op de terugbetaling van het kapitaal, van de interesten en toebehoren. Evenwel mag de gewaarborgde rentevoet niet hoger liggen dan die welke het Gemeentekrediet van België op de datum van het aangaan van de lening toepast voor investeringskredieten aan plaatselijke besturen.
Art.9. Voor de uitvoering van de werken van openbare uitrusting bedoeld in artikel 3, § 2 van deze ordonnantie, kan de concessiehouder in de plaats van de gemeente de subsidies aanvragen waarop laatstgenoemde aanspraak zou hebben kunnen maken indien zij de werken zelf had laten uitvoeren.
Art.10. § 1. In de boekhouding van de concessiehouder worden de rekeningen van iedere onderneming afzonderlijk vermeld.
§ 2. Voor 15 mei van ieder jaar stuurt de concessiehouder voor ieder project naar de Regering en de gemeente :
a) de rekeningen afgesloten op 31 december van het voorgaande jaar;
b) een retrospectief verslag over de voortgang van de werkzaamheden opgemaakt met verwijzing naar het prospectief neerslag dat dezelfde periode bestrijkt en het volgende bevat :
1° een vastgoedinventaris van de zakelijke rechten en van de gekochte en verkochte goederen;
2° een beschrijving van de stand van de werkzaamheden;
c) een prospectief verslag over de stand van de werkzaamheden, bevattende :
1° het nog uit te voeren programma en de planning der werken;
2° de planning van de aankopen en onteigeningen die nodig zijn om het programma te verwezenlijken en de beschrijvende opsomming van de initiatieven ter bevordering van de herhuisvesting;
3° een kostenraming van het nog te realiseren programma, per functie (huisvesting, handelsactiviteiten, kantoren en andere functies);
4° een thesaurieraming tot en met de voltooiing van de onderneming waarin onder meer de leningen nader bepaald worden die moeten worden aangegaan of afgelost.
§ 3. De personen die hiervoor door de Regering aangewezen zijn, mogen alle stukken opvragen die nodig zijn om deze documenten te controleren.
Het prospectief verslag bedoeld in § 2, c, wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering. Deze laatste mag weigeren haar goedkeuring te geven wegens overtreding van de bepalingen van deze ordonnantie of van het beheercontract of wegens strijdigheid met het algemeen belang. De beslissingen tot niet-goedkeuring moeten met redenen omkleed zijn en duidelijk vermelden op welke elementen van het verslag ze betrekking hebben.
Indien de uitdrukkelijke goedkeuring niet aan de concessiehouder betekend wordt binnen een termijn van zestig dagen na de ontvangst van het dossier, wordt het verslag geacht goedgekeurd te zijn.
§ 4. Ingeval het prospectief verslag niet goedgekeurd wordt, stuurt de concessiehouder, binnen een termijn van dertig dagen, een nieuw verslag naar de Regering. Bij gebrek aan uitdrukkelijke goedkeuring van de Regering binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het nieuw verslag, wordt het geacht goedgekeurd te zijn.
Ingeval dit nieuw verslag niet goedgekeurd wordt, is het de concessiehouder evenwel toegestaan de concessie verder uit te voeren, overeenkomstig de vooruitzichten van dit verslag indien, binnen een termijn van vijfenzeventig dagen na de datum van niet-goedkeuring, het beheercontract niet gewijzigd of opgezegd werd door de Regering krachtens artikel 12 of 14 van deze ordonnantie, naar gelang het geval.
Indien met toepassing van het bepaalde in het tweede lid het beheercontract wordt gewijzigd of opgezegd, wordt de gemeente vooraf om advies gevraagd. De Regering bepaalt de termijn waarbinnen de gemeenteraad dit advies uitbrengt.
Deze moet ten minste een maand bedragen.
§ 5. De rekeningen en het retrospectief verslag bedoeld in § 2 worden binnen een maand na hun indiening aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad meegedeeld.
Het prospectief verslag wordt binnen een maand na de goedkeuring of de niet-goedkeuring aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad meegedeeld.
Art.11. § 1. De concessie wordt toegekend voor een duur van acht jaar, tenzij ze na onderling overleg vroeger wordt ontbonden. Zij kan één keer voor een periode van maximum acht jaar worden verlengd.
§ 2. Op het einde van de concessie draagt de concessiehouder aan de betrokken gemeente, of in voorkomend geval aan het Gewest, de zakelijke rechten over van de goederen die binnen de omtrek van de werkzaamheden gelegen zijn.
Deze rechten worden overgedragen voor de prijs vastgesteld door de bevoegde Ontvanger der registratie.
Uiterlijk drie maanden vóór het einde van de concessie, vraagt de Regering de schatting van deze zakelijke rechten door de bevoegde Ontvanger der registratie. De schatting moet uiterlijk binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de aanvraag aan de Regering en aan de concessiehouder medegedeeld worden.
§ 3. De gemeen te beschikt over een recht van voorkoop op deze zakelijke rechten.
Na afloop van de concessie stuurt de concessiehouder de lijst van deze zakelijke rechten, met vermelding van hun overdrachtsprijs, gelijktijdig naar de gemeente en naar het Gewest.
Het recht van voorkoop van de gemeente moet binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van deze lijst uitgeoefend worden.
De gemeente wordt verondersteld afstand te doen van haar recht van voorkoop indien zij na het verstrijken van voornoemde termijn de lijst met de zakelijke rechten die zij overneemt niet gelijktijdig naar het Gewest en de concessiehouder heeft gestuurd.
§ 4. De zakelijke rechten waarop de gemeente haar recht van voorkoop niet heeft laten gelden, worden door het Gewest overgenomen.
§ 5. Onverminderd de eventuele schadevergoedingen, komen de in artikel 3, § 2 van deze ordonnantie bedoelde openbare uitrustingen van rechtswege toe aan het Gewest of aan de gemeente en dit in de staat waarin zij zich na afloop van de concessie bevinden, behoudens andersluidende bepaling in het beheercontract.
§ 6. Uiterlijk één jaar na afloop van de concessie, legt de concessiehouder aan de Regering en aan de gemeente een eindverslag voor, waarin verslag wordt uitgebracht over de uitvoering van de verleende concessie.
Het slotverslag wordt aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad medegedeeld binnen een maand na de indiening ervan.
Art.12. Het Gewest kan op elk ogenblik de concessie eenzijdig opzeggen om redenen van algemeen belang, mits het aldus aan de concessiehouder berokkende nadeel volledig wordt vergoed. In dit geval neemt het Gewest bovendien de last over van de leningen die door de concessiehouder aangegaan werden voor de uitvoering van de concessie.
Het Gewest kan tevens, om redenen van algemeen belang, eenzijdig het beheercontract in verband met een onderneming opzeggen, mits het aldus aan de concessiehouder berokkende nadeel volledig wordt vergoed. In dit geval neemt het Gewest bovendien de last over van de leningen die door de concessiehouder aangegaan werden voor de uitvoering van de onderneming.
De §§ 3 tot 5 van artikel 11 van deze ordonnantie zijn van toepassing in geval van opzegging overeenkomstig dit artikel. In dit geval wordt de prijs deze waarvoor de concessiehouder het zakelijk recht verkregen heeft, vermeerderd naar evenredigheid van de kosten die laatstgenoemde gedaan heeft voor de betrokken onderneming. De Regering kan de terugneming van een recht weigeren indien hierover bij het verkrijgen een kennisgeving is gedaan zoals bepaald in artikel 4, § 2, van deze ordonnantie.
Art.13. Het beheercontract regelt de gevolgen van de wijzigingen die aangebracht worden in één der bijzondere bestemmingsplannen, overeenkomstig de bepalingen van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedebouw. Het kan voorzien in een vergoeding die aan de concessiehouder ten goede komt. In voorkomend geval wordt het beheercontract aangepast.
Art.14. In geval van ernstige tekortkoming van de concessie- houder bij het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit deze ordonnantie of uit het beheercontract dat krachtens deze ordonnantie is gesloten, kan het Gewest zonder vergoeding eenzijdig overgaan tot de opzegging hetzij van de concessie in haar geheel, hetzij van het beheercontract met betrekking tot de onderneming in verband waarmee deze tekortkomingen werden vastgesteld.
De §§ 2 tot 5 van artikel 11 van deze ordonnantie zijn van toepassing in geval van opzegging overeenkomstig dit artikel.
Art. 15. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering is gemachtigd om de werkings- en studiekosten van de vennootschap die dateren van vóór het sluiten van het eerste van de beheercontracten vermeld in artikel 2, § 2, van deze ordonnantie, voor een maximumbedrag van 70 miljoen te betoelagen.
Kondigen deze ordonnantie af bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 30 maart 1995.
De Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en Minister van Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling,
Ch. PICQUE
De Minister van Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen,
J. CHABERT
De Minister van Huisvesting, Leefmilieu, Natuurbehoud en Waterbeleid,
D. GOSUIN
De Minister van Economie,
R. GRIJP
De Minister van Openbare Werken, Verkeer en Vernieuwing van Afgedankte Bedrijfsruimten,
D. HARMEL