4 APRIL 1995. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 ter bevordering van de Franstalige filmcultuur. (VERTALING).
Art. 1-12
Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 zijn de woorden "de Franse cultuur" vervangen door de woorden "de audiovisuele sector".
Art.2. In het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt er na artikel 2 en voor hoofdstuk I een titel I ingevoegd - Maatregelen ter aansporing van de produktie van films en ter bevordering van de filmkunst.
Art.3. In artikel 11 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 worden de woorden "Algemeen Bestuur van de Franstalige Culturele Zaken" vervangen door de woorden "Centrum voor de film en de audiovisuele sector".
Art.4. Lid drie van artikel 12 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 12 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt er een lid 2 gevoegd luidend als volgt : "Zij geeft aan de Minister, ofwel uit eigen beweging, ofwel op zijn verzoek, haar advies over de problemen betreffende de film.
Art.6. In de artikelen 13 en 14 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt het woord "Koning" vervangen door het woord "Minister".
Art.7. Hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 is opgehev en.
Art.8. Hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 is opgeheven.
Art.9. Bij hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 22 juni 1967, wordt er een artikel 18 gevoegd luidend als volgt : "Buiten de taken die hem worden toevertrouwd door artikel 18 van dit besluit, verzamelt de directeur-generaal een documentatie in verband met de filmcultuur in België en in het buitenland. Hij houdt deze documentatie ter beschikking van de Selectiecommissie."
Art.10. Bij het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt er een titel II gevoegd luidend als volgt :
"TITEL II. - Maatregelen ter bevordering van de vertoning van Belgische franstalige films.
HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Artikel 19. § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten, kunnen een toelage voor de vertoning en een premie voor de kwaliteit toegekend worden aan de producers van Belgische Franstalige films mits naleving van de voorwaarden vastgesteld in artikel 20.
§ 2. Geven geen aanleiding tot toekenning van de toelagen :
1° reclamefilms, d.w.z. de films die tot doel hebben een duidelijke reclame ten bate van een produkt, een dienst, een merk of een handels- en industriële firma;
2° de films besteld door de overheidsmachten of de instellingen bedoeld bij artikel 1 van de wet van 16 maart 1954, met uitzondering van de films waarvan de commerciële distributie aan de producer overgelaten is;
3° de actualiteitenfilms.
§ 3. Per jaar :
1° alleen twee afleveringen van eenzelfde serie mogen aanleiding geven tot het toekennen van toelagen;
2° alleen twee films van eenzelfde regisseur mogen per jaar ingediend worden.
De Minister mag, op advies van de Filmcommissie bedoeld in artikel 31, de toelage weigeren voor de vertoning van de films die de nodig geachte culturele kwaliteiten niet bezitten.
Art. 20. Om toelagen te kunnen genieten, moeten de producers de volgende voorwaarden vervullen :
1° aan het Centrum voor de film en de audiovisuele sector een verklaring laten toekomen met betrekking van de aanvatting van het draaien van de film waarvoor de toelagen worden gevraagd en met melding van de soort film, van zijn veronderstelde lengte, van het scenario, van de begroting van de film alsook van de datum van het begin van zijn productie; deze verklaring moet toekomen in het Centrum voor de film en de audiovisuele sector voor de aanvang van de filmopnamen; na de productie is de producer ertoe gehouden de gedetailleerde kostprijs te leveren van zijn film, alsook de bijgevoegde documenten;
2° de film moet erkend geweest zijn door het Centrum voor de film en de audiovisuele sector als Franstalige Belgische film, overeenkomstig artikel 22;
3° de films gedraaid in 35 mm moeten een minimum lengte hebben van 160 meter, voor de afmetingen andere dan 35 mm, zijn de lengten ingekort, evenredig met het gebruikte beeldformaat.
Art. 21. Elke producer mag enkel vijf films per jaar indienen.
Art. 22. Worden als Belgische Franstalige films in de zin van artikel 20, 2° erkend, de films die aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° geregisseerd geweest zijn in de Franstalige originele versie; zij mogen niettemin een deel dialogen in andere talen bevatten, dit deel mag niet groter zijn dan het vierde van de totale duur van de film, tenzij afwijking toegestaan door de Minister voor de langspeelfilms;
2° een selectieve hulp voor de productie komende van de Franse Gemeenschap van België genoten hebben; in geval van gemeenschappelijke hulp van de Franse Gemeenschappen de Vlaamse Gemeenschap, zal de hulp van de Franse Gemeenschap moeten overwegend geweest zijn;
3° in geval dat er geen selectieve hulp geweest is, zijn de films erkend als Belgische, indien zij gecoproduceerd werden overeenkomstig de geldende internationale akkoorden of indien zij ten minste tien punten behalen toegekend volgens de volgende criteria :
a) drie punten worden toegekend aan de film waarvan de regisseur een Franstalige Belg is;
b) twee punten worden toegekend aan de film waarvan de hoofdrol gespeeld wordt door een Franstalige Belgische acteur;
c) twee punten worden toegekend aan de film waarvan de afgevaardigde producer een Franstalige Belgische acteur;
d) een punt wordt toegekend aan de film waarvan het scenario een bewerking is van een werk geschreven door een auteur die verband heeft met de Belgische-Franstalige letteren;
e) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de scenarioschrijver(-ster) een Franstalige Belgische is;
f) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de componist een Franstalige Belg is;
g) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de directeur van de fotografie een Franstalige Belg is;
h) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de geluidstechnicus een Franstalige Belg is;
i) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de hoofddecorbouwer een Franstalige Belg is;
j) een punt wordt toegekend aan de film waarvan de hoofdcutter een Franstalige Belg is;
4° ten minste 50 % van de bezoldigingen en de aflosbare kosten betaald aan het geheel van de personen die een intellectuele, artistieke of technische samenwerking hebben verleend aan het regisseren van de film moeten toekomen aan staatsburgers van de lidstaten van de Europese Unie.
Een certificaat van Belgische nationaliteit dat als attest bij de bevoegde overheden van de Lidstaten van de Europese Unie kan gelden, kan afgegeven worden in toepassing van artikel 11 van de richtlijn van 15 oktober 1963 van de Raad van de EEG en onder de voorwaarden voorzien door deze richtlijn.
HOOFDSTUK II. - De toelage aan de vertoning.
Art. 23. De toelage aan de vertoning mag in geen geval hoger zijn dan de kosten van de film. Zij is geplafonneerd op een bedrag van 2,7 miljoen per korte film en indien het een co-productie betreft, op de inbreng van de Belgische co-producer.
Art. 24. § 1. De toelage wordt gestort in de vorm van premies. § 2. Geeft recht op de premie de vertoning van een film erkend als Franstalige Belgische film in de zin van artikel 20, 2° die deel uitmaakt van een volledig programma geprojecteerd in een publieke bioscoop.
Onder volledig programma moet verstaan worden : een filmprogramma bestaande uit een langspeelfilm vergezeld van een korte film.
In afwijking van vorig lid kan het volledig programma bestaan uit zeven korte films ten minste en ten hoogste uit twaalf korte films.
§ 3. De premie is vastgesteld op een bedrag equivalent aan :
1° voor de langspeelfilms, d.w.z. voor de films van 1 600 meter en meer, 15 of 25 % van het bedrag van de bruto-inkomst.
2° voor de korte films, d.w.z. voor de films van meer dan 160 meter, 2 of 5 % van het bedrag van de bruto-inkomst indien het over een documentaire gaat, 3 of 7 % van het bedrag van de bruto-inkomst indien het een korte fictiefilm betreft en 4 of 8 % van het bedrag van de bruto-inkomst indien het een korte film betreft van volledige animatie.
In afwijking van § 3, 2° indien het een korte film betreft van volledige animatie, is de minimale lengte 120 meter.
Onder bruto-inkomst moet verstaan worden : de inkomst geleverd door het programma waarvan de film deel uitmaakt.
Art. 25. De Minister bepaalt de percentages bedoeld in artikel 2 volgens de kwaliteit van de film, na het advies te hebben ingewonnen van de Filmcommissie bedoeld in artikel 31.
Art. 26. § 1. Op straffe van onontvankelijkheid, moeten de aanvragen van premies ingediend worden per trimester binnen de drie maanden die volgen op het einde van elk trimester.
Deze bepalingen zijn van toepassing op de films zelfs wanneer zij nog niet werden onderworpen aan de Filmcommissie bedoeld in artikel 31.
§ 2. Het komt de producers of de filmverhuurders toe de zaaluitbater borderellen te bezorgen die beschikbaar zijn bij het Centrum voor de film en de audiovisuele sector, waarop de uitbater binnen de acht dagen die volgen op de laatste wekelijkse vertoning de bruto-inkomst zal vermelden verwezenlijkt in de loop van de vertoningen tijdens welke hij een film heeft geprojecteerd erkend als Franstalige Belgische film. Hij zendt het originele document naar het Centrum voor de film en de audiovisuele sector en een afschrift aan het Ministerie van Financiën.
Hij houdt er een afschrift van tot 31 december van het volgend jaar en geeft er drie andere af aan de producers of verhuurders. De producer voegt er een van zijn trimestriële premieaanvraag in de vorm van een samenvattende tabel, verdeeld per bioscoop, van de bruto-inkomsten opgebracht door zijn films tijdens het trimester. Deze aanvraag is gedateerd en ondertekend en zal de vermelding dragen "Deugdelijk en onvergolden verklaard tot het bedrag van..." gevolgd door het totaal bedrag van de trimestriële premie in volle letters.
De aanvraag van de premie moet opgemaakt worden in viervoud en vergezeld gaan van een exemplaar van de borderellen. De borderellen moeten getekend en gedateerd zijn. Er mogen geen doorhalingen op de borderellen voorkomen.
§ 3. Elke valse verklaring zal de nietigheid van de aanvraag van de premie tot gevolg hebben voor de film in kwestie, onverminderd de toepassing van de strafrechtelijke straffen.
Bovendien kan de Minister bij gemotiveerde beslissing voor de toekomst het genot van de toelagen onttrekken aan de producer die valse verklaringen afgelegd zou hebben.
Vooraleer zijn beslissing te nemen, geeft de Minister aan betrokkene kennis van de feiten die de intrekking van de toelagen kunnen verantwoorden.
Binnen de veertien dagen te rekenen vanaf deze notificatie, kan betrokkene aan de Minister een verantwoordingsnota laten geworden.
Zodra de termijn bedoeld in vorig lid verstreken is, kan de Minister de beslissing tot intrekking nemen.
Art. 27. Worden enkel in aanmerking genomen voor de berekening van de premie de vertoningen die na de datum van de indiening van de aanvraag voor de erkenning van de film als Belgische Franstalige productie werden gedaan.
De toekenning van de premies heeft plaats op het einde van het begrotingsjaar.
De vertoningen die meer dan vijf jaar na de eerste uitvoering in handelsdistributie van de film werden gedaan, geven geen recht meer op de toekenning van premies.
HOOFDSTUK III. - De kwaliteitspremie.
Art. 28. Naast de toelage voor de vertoning bedoeld bij artikel 24 mogen de korte films erkend als Belgische Franstalige films in de zin van artikel 20, 2° een kwaliteitspremie genieten in de gevallen waar de begrotingskredieten het toelaten, overeenkomstig artikel 36, lid 2.
De premie is vastgesteld op een bedrag van 250 000 BF, 500 000 BF of 1 000 000 BF.
Art. 29. De Minister bepaalt het bedrag van de premie bedoeld bij het vorig artikel na het advies te hebben ingewonnen van de Filmcommissie bedoeld in artikel 31.
Per begrotingsjaar kunnen er ten hoogste 10 premies van een bedrag van 250 000 BF, 5 premies van een bedrag van 500 000 BF en 5 premies van een bedrag van 1 000 000 BF zijn.
Art. 30. De kwaliteitspremies worden verdeeld tussen de regisseur en de producer naar rata van 40 % voor de eerste en 60 % voor de tweede. HOOFDSTUK IV. - De Filmcommissie.
Art. 31. Er wordt een Filmcommissie ingesteld bestaande uit :
1° een Voorzitter en een plaatsvervangende Voorzitter benoemd onder het personeel van het Centrum voor de film en de audiovisuele sector;
2° vier effectieve leden en vier plaatsvervangende leden die de audiovisuele sector vertegenwoordigen;
3° drie effectieve leden en drie plaatsvervangende leden benoemd binnen het personeel van het Centrum voor de film en audiovisuele sector.
De Voorzitters en de leden zijn benoemd door de Regering voor een duur van vier jaar.
Ieder lid dat de Commissie verlaat, wordt vervangen binnen de drie maanden die volgen. Het nieuwe lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
Ieder effectief lid dat met aanwezig kan zijn op een vergadering verwittigt zelf zijn plaatsvervanger.
Het Secretariaat van de Commissie wordt waargenomen door het Centrum voor de film en de audiovisuele sector.
Art. 32. De Filmcommissie stelt haar huishoudelijk reglement vast.
Art. 33. De Filmcommissie geeft haar advies aan de Minister in de gevallen voorzien in de artikelen 20, 24 en 28.
Art. 34. Het Centrum voor de film en de audiovisuele sector bezorgt de producer van de film erkend als Belgische Franstalige film een identificatiebrief met vermelding van de titel en het ordernummer van de film.
Deze identificatiebrief of een duplicaat ervan moet bij elke kopij van de film gevoegd zijn.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 35. De ambtenaren aangewezen door de Regering van de Franse Gemeenschap om de toepassing te waarborgen van het ministerieel besluit van 17 november 1972 houdende aanlegging van een openbaar register voor de film zijn eveneens gemachtigd om de verklaringen ingediend door de producers van Belgische films na te zien.
Daartoe mogen zij elk stuk, document of boek laten voorleggen en alle inlichtingen opzoeken die nuttig zijn om hun opdracht te vervullen bij de producers van films en bij de zaaluitbaters.
Deze machtiging houdt voor de dienst die deze controle uitoefent het recht in aan iedere Belgische producer die een premie aanvraagt op te dringen de rekenplichtige stukken voor te leggen in de lokalen van het Centrum voor de film en de audiovisuele sector die geschikt zijn om de situatie op te helderen in geval van betwisting in de berekening van het bedrag van een premie ten laste van de Franse Gemeenschap. Het niet-voorleggen van de stukken in het lopende begrotingsjaar zal beschouwd worden als een afstand van de gevraagde premie vanwege de producer.
Art. 36. De premies bedoeld bij artikel 24 zullen toegekend worden binnen de perken van de begrotingskredieten daartoe ingeschreven op de begroting van de Franse Gemeenschap. Een maximum van 40 % van de kredieten zijn voorbehouden voor de premies voor de vertoning van de langspeelfilms.
Per begrotingsjaar indien er nog kredieten voorbehouden voor de langspeelfilms overblijven, wordt het overblijvend gedeelte voorbehouden voor de proportionele betaling van de kwaliteitspremies bedoeld in hoofdstuk II. Indien er nog kredieten voorbehouden voor de langspeelfilms en voor de kwaliteitspremies overschieten wordt het overblijvend gedeelte gevoegd bij het quotum bestemd voor de korte films. Indien er nog kredieten voorbehouden voor de korte films overblijven, gaat het overblijvend gedeelte naar het quotum bestemd voor de langspeelfilms en de kwaliteitspremies.
Art. 37. Om de twee jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, legt de Commissie voorzien in hoofdstuk IV aan de Minister een verslag voor dat toelaat de toekenning te schatten van de toelagen en de kwaliteitspremies. Dit verslag wordt voorgelegd voor advies aan de beroepsorganisaties."
Art.11. Artikel 27 van het koninklijk besluit van 22 juni 1967 wordt opgeheven.
Art. 12. De Minister tot wiens bevoegdheid de audiovisuele sector behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 april 1995.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister van Onderwijs en de Audiovisuele sector,
Ph. MAHOUX