3 APRIL 1995. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot toekenning van een toelage aan de Vereniging ter Voorkoming van Geweld op School (VERTALING).
Art. 1-8
Artikel 1. Een globale subsidie van 25 miljoen frank die aan te rekenen is op het krediet ingeschreven op de basistoelage 01.04, activiteitsprogramma 80, organieke afdeling 52 van de begroting van de Franse Gemeenschap, uitgaven van het Ministerie van Onderwijs, Onderzoek en Vorming, Begrotingsjaar 1995, wordt toegekend aan de Vereniging zonder winstoogmerk 'Vereniging ter Voorkoming van Geweld op School", rekening nr. 068/2017347/65, voor de periode van 1 september 1995 tot 30 juli 1996, hierna genoemd "de begunstigde".
De eventuele intresten moeten worden gevoegd bij de subsidie mits ze voor hetzelfde doel dienen als de subsidie zelf en met de voorafgaande toestemming van het in artikel 7 bedeelde begeleidingscomité.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde toelage is bestemd om hulp te geven bij de verwezenlijking van de aanpassingsprojecten van het levenskader om het geweld te voorkomen in de scholen met een schoolbevolking uit een minder begunstigde sociaal-culturele omgeving.
De projecten zullen afhangen van het initiatief van schoolinrichtingen en zullen de actieve deelneming van de leerlingen inhouden en, voor zover het mogelijk is, van de gehele onderwijsgemeenschap.
De middelen moeten uitsluitend toegekend worden voor uitrustings- en werkingsuitgaven, liefst voor aankoop van materieel en van gereedschap en diensten nodig voor de aanwending ervan.
Een percentage van hoogstens 1,5 % mag voor werkingskosten gebruikt worden.
Art.3. Het bedrag van de toelage wordt in twee schijven en op de volgende wijze uitbetaald :
1° een eerste schijf van twintig miljoen frank die als voorschot 80 % van het bedrag vertegenwoordigt, tegen 1 september 1995;
2° het saldo van vijf miljoen frank dat 20 % van het totaal bedrag vertegenwoordigt, moet na ontvangst en goedkeuring van de in artikel 4 bedoelde documenten worden uitbetaald.
Art.4. Na afloop van de voorziene werkzaamheden en in elk geval vóór 1 augustus 1996 moet de begunstigde de hierna opgesomde documenten voorleggen :
1° de gedetailleerde rekening (in tweevoud) van de ontvangsten en uitgaven betreffende de bedoelde werkzaamheden;
2° de bewijsstukken betreffende alle in 1° bedoelde uitgaven. Deze bewijsstukken moeten in tweevoud worden afgegeven en in volgorde op een samenvattende lijst, ook in tweevoud opgemaakt, worden opgenomen;
3° een activiteitsverslag in vijf exemplaren; dit verslag moet een synthesenota omvatten over de concrete werkzaamheden betreffende de door dit besluit gedekte periode.
Art.5. Om aan de bepalingen van artikel 4 te kunnen voldoen, houdt de begunstigde een afzonderlijke boekhouding bij voor de aanwending van de toelage.
Art.6. De toelage wordt uitbetaald ten belope van de strikt nodige uitgaven voor de verwezenlijking van het project, met uitsluiting van de uitgaven die reeds gefinancierd worden door andere bronnen dan de in dit besluit bepaalde toelage.
Het niet-gerechtvaardigde deel van de toelage moet aan de Franse Gemeenschap worden terugbetaald volgens voorwaarden die door de voor het secundair onderwijs bevoegde minister moeten worden bepaald.
Art.7. § 1. Er wordt een Begeleidingscomité opgericht om na te gaan of de werkzaamheden conform de bepalingen van dit besluit zijn.
Worden aangesteld om van dit Comité deel uit te maken :
- drie vertegenwoordigers van de Regering van de Franse Gemeenschap;
- de directeur-generaal van het secundair onderwijs;
- de voorzitter van het overlegcomité voor het confessioneel secundair onderwijs;
- de voorzitter van het overlegcomité voor het niet-confessioneel secundair onderwijs.
Het Comité wordt door een vertegenwoordiger van de Regering van de Franse Gemeenschap voorgezeten.
De beslissingen worden met een tweederdemeerderheid van de aanwezige leden genomen.
§ 2. Elke vastlegging van uitgave door de begunstigde wordt aan het voorafgaande visum van het begeleidingscomité voorgelegd.
§ 3. Een vertegenwoordiger van de Inspectie van Financiën woont met raadgevende stem de werkzaamheden van het begeleidingscomité bij.
Hij oefent de rechten uit die hem door het besluit d.d. 5 oktober 1961 betreffende de administratieve en budgettaire controle worden verleend.
Art. 8. De verantwoordelijkheid van de Minister kan niet bij de overeenkomsten, de handelingen van onderaanneming of de schade veroorzaakt aan mensen en goederen betrokken zijn.
Brussel, 3 april 1995.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister van Onderwijs,
Ph. MAHOUX