30 JANUARI 1995. - Ministerieel besluit tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-03-1995 en tekstbijwerking tot 09-12-2009)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - (Bijzondere bepaling van toepassing op asielzoekers). <MB 1999-02-02/34, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-03-1999>
Art. 5-6
HOOFDSTUK III. - Opheffende- en slotbepalingen.
Art. 7-8
1996000551 1996022721 1999022108 1999024073 2001022905 2002003458 2002003459 2005002020 2007002166 2009011533
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. (De kosten van de maatschappelijke hulp door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven, worden door de Staat terugbetaald ten belope van het werkelijke bedrag van deze kosten en met als maximum het bedrag bepaald in artikel 14, § 1, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie voor de categorie van personen waartoe de begunstigde van de dienstverlening behoort.) <MB 2005-02-15/30, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Onder samenwoning wordt verstaan het onder hetzelfde dak wonen van personen die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen.) <MB 2002-10-18/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Wanneer (de behoeftige als bedoeld in het eerste lid) over inkomsten beschikt waarvan het bedrag lager is dan het bedrag waarvan sprake in het eerste lid, worden de kosten van de dienstverlening terugbetaald ten belope van maximum het verschil tussen die twee bedragen. <MB 2002-10-18/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Ingeval het bedrag van de inkomsten waarover de begunstigde beschikt gelijk is aan of hoger ligt dan het bedrag waarvan sprake in het eerste lid, is er geen terugbetaling door de Staat.
Deze inkomsten worden berekend overeenkomstig de regeling vervat in (artikel 16 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie). <MB 2002-10-18/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(De behoeftige minderjarige over wie niemand het ouderlijk gezag en de voogdij of het materieel toezicht uitoefent wordt voor de toepassing van dit besluit gelijkgesteld met een begunstigde als bedoeld in artikel 1.) <MB 2002-10-18/42, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(Lid 6 opgeheven) <MB 2005-02-15/30, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(Lid 7 opgeheven) <MB 2005-02-15/30, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.2. Indien de begunstigde van de dienstverlening één of meer minderjarige kinderen ten laste heeft, worden de plafonds bedoeld in artikel 1 verhoogd met het bedrag van de gewaarborgde gezinsbijslag, op voorwaarde dat inzake de toekenning van die bijslag een ongunstige beslissing werd genomen door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.
Art.3. § 1. De kosten voor aansluiting en de bijdragen gestort aan een verzekeringsinstelling in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden door de Staat terugbetaald, op voorwaarde dat ze werden betaald voor een begunstigde bedoeld in artikel 1.
§ 2. Binnen dezelfde grenzen van artikel 11, § 1, van de wet van 2 april 1965 betaalt de Staat de medische en farmaceutische verstrekkingen terug die werden verleend aan een begunstigde als bedoeld in artikel 1 en aan minderjarige kinderen die te zijnen laste zijn.
§ 3. De kosten bedoeld in de §§ 1 en 2 worden door de Staat terugbetaald, ongeacht de met toepassing van de artikelen 1 en 2 vastgestelde maxima.
Art.4. (§ 1. De Staat betaalt in geen geval de kosten terug van de maatschappelijke dienstverlening die werd toegekend in strijd met de artikelen 57, § 2, en 57ter van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.) <MB 1999-02-02/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 12-03-1999>
(§ 2.) In belangwekkende categorieën van gevallen kan de Minister toestaan dat de terugbetalingsplafonds, vastgesteld krachtens de artikelen 1 tot 3, worden overschreden op grond van behoorlijk met redenen omklede verslagen, voorgelegd door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en na voorafgaandelijk advies van de Hoge Raad voor Maatschappelijk Welzijn die bevoegd is op federaal vlak. <MB 1999-02-02/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 12-03-1999>
HOOFDSTUK II. - (Bijzondere bepaling van toepassing op asielzoekers).
Art.5.(Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1 tot 4, kan de Staat de kosten betalen verbonden aan de huisvesting van behoeftige asielzoekers die voor de eerste maal de dienstverlening van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ontvangen, op voorwaarde dat deze huisvesting plaatsvindt in de gemeente van het steunverlenend openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.) <MB 1999-02-02/34, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 12-03-1999>
[1 In afwijking van het voorgaande lid is de voorwaarde dat de huisvesting plaatsvindt in de gemeente van het steunverlenend openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn niet van toepassing op asielzoekers die een opvangstructuur verlaten en waarvoor Fedasil op vrijwillige basis de verplichte plaats van inschrijving in een opvangstructuur heeft opgeheven.]1
Die betaling mag (één twaalfde van het bedrag bepaald in artikel 1, eerste lid, b) voor een alleenstaande niet overschrijden. <MB 2002-10-18/42, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(Ze wordt maar uitgevoerd voor asielzoekers die zich voor de eerste maal in een woning installeren en op voorwaarde dat deze installatie niet plaatsgrijpt voor het begin van de periode van maatschappelijke dienstverlening.) <MB 1999-02-02/34, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 12-03-1999>
Wanneer het gaat om de installatie van een gezin, mag ze niet hoger zijn dan drie maal het bedrag waarvan sprake in het tweede lid.
Die tegemoetkoming kan per jaar slechts driemaal worden toegekend voor dezelfde woning, die opeenvolgend door verschillende asielzoekers wordt betrokken.
----------
(1)<MB 2009-12-02/02, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 22-09-2009>
Art.6.(Lid 1 opgeheven) <MB 2002-10-18/41, art. 4, § 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(Lid 2 opgeheven) <MB 2002-10-18/41, art. 4, § 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(Lid 3 opgeheven) <MB 2002-10-18/41, art. 4, § 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(Lid 4 opgeheven) <MB 2002-10-18/41, art. 4, § 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(Lid 5 opgeheven) <MB 2002-10-18/41, art. 4, § 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(Lid 6 opgeheven) <MB 2002-10-18/41, art. 4, § 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK III. - Opheffende- en slotbepalingen.
Art.7. Het ministerieel besluit van 20 mei 1983 ter toepassing van artikel 11, § 2, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de commissies van openbare onderstand, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 13 juni 1989, wordt opgeheven.
Art. 8. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 1995. Brussel, 30 januari 1995.
De Minister van Sociale Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. SANTKIN