20 DECEMBER 1995. - Wet houdende sociale bepalingen.
TITEL I. - ALGEMENE BEPALING.
Art. 1
TITEL II. - SOCIALE ZAKEN.
HOOFDSTUK I. - Geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Afdeling 1. - Verzekeringscomité.
Art. 2
Afdeling 2. - Geneeskundige verstrekkingen.
Art. 3-13
Afdeling 3. - Logopedie.
Art. 14-21
Afdeling 4. - Opmaak van de begroting voor geneeskundige verzorging.
Art. 22
Afdeling 5. - Accreditering.
Art. 23
Afdeling 6. - Sociale voordelen.
Art. 24-25
Afdeling 7. - Akkoorden en overeenkomsten.
Art. 26-27
Afdeling 8. - Verstrekkingen inzake medische beeldvorming en andere verstrekkingen, bedoeld in artikel 34 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art. 28
Afdeling 9. - Plichten van de zorgverleners.
Art. 29
Afdeling 10. - Financiële bepalingen.
Art. 30-33
Afdeling 11. - Indexering.
Art. 34
Afdeling 12. - Bijzonder solidariteitsfonds.
Art. 35
Afdeling 13. - Geneesmiddelen.
Art. 36-38
Afdeling 14. - Financiering van de AIDS-referentielaboratoria
Art. 39
Afdeling 15. - Uitkeringsverzekering.
Art. 40-42
Afdeling 16. - Controle en sancties.
Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling.
Art. 43
Onderafdeling 2. - Geneeskundige controle.
Art. 44-45
Onderafdeling 3. - Administratieve controle.
Art. 46-50
Onderafdeling 4. - Sancties.
Art. 51-57
Onderafdeling 5. - Verjaring.
Art. 58
Onderafdeling 6. - Financiële bepalingen.
Art. 59
Afdeling 17. - Structuur van het RIZIV.
Art. 60-64
Afdeling 18. - Coördinatiebepalingen.
Art. 65-77
Afdeling 19. - Inwerkingtreding.
Art. 78
HOOFDSTUK II. - Financiële en diverse bepalingen.
Afdeling 1. - Rijkstoelage.
Art. 79
Afdeling 2. - Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid.
Art. 80-84
Afdeling 3. - Alternatieve financiering.
Art. 85-88
Afdeling 4. - Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten.
Art. 89
TITEL III. - SOCIALE ZAKEN EN VOLKSGEZONDHEID.
Art. 90-101
TITEL IV. - SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art. 102-104
HOOFDSTUK II. - Gezinsbijslag.
Art. 105
HOOFDSTUK III. - Bijdrage ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art. 106-108
HOOFDSTUK IV. - Rijkstoelage.
Art. 109-111
HOOFDSTUK V. - Slotbepaling.
Art. 112
TITEL V. - PENSIOENEN EN RENTEN WERKNEMERS.
HOOFDSTUK I. - Pensioenen.
Art. 113-114
HOOFDSTUK II. - Renten.
Art. 115-118
HOOFDSTUK III. - Vergoedingspensioenen.
Art. 119-120
TITEL VI. - ECONOMISCHE ZAKEN.
Art. 121-122
1948100556 1952090501 1962122410 1964032508 1965041527 1967012501 1967072702 1967102410 1967111030 1967111040 1976032903 1976032905 1989021231 1991021311 1992021199 1993021370 1994021117 1994021468 1994025244 1995012237
TITEL I. - ALGEMENE BEPALING.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
TITEL II. - SOCIALE ZAKEN.
HOOFDSTUK I. - Geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Afdeling 1. - Verzekeringscomité.
Art.2. In artikel 22, 4°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de woorden " behoudens wanneer het gaat om een voorstel uitgewerkt door de Minister overeenkomstig artikel 35, § 2, 3° " aan het einde van de zin toegevoegd.
Afdeling 2. - Geneeskundige verstrekkingen.
Art.3. Artikel 34 van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, wordt aangevuld als volgt:
"19° de enterale voeding via sonde.".
Art.4. In artikel 37 van dezelfde gecoördineerde wet wordt een § 14bis ingevoegd, luidend als volgt:
" § 14bis. De Koning stelt, na advies van het Verzekeringscomité, de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging vast voor de in artikel 34, 19°, bedoelde verstrekking, alsmede de voorwaarden voor de terugbetaling. ".
Art.5. Artikel 37, § 12, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt aangevuld met de volgende bepaling:
" alsmede de voorwaarden voor die tegemoetkoming. ".
Art.6. In artikel 34 van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het punt 14° wordt opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld als volgt:
" 20° het verstrekken van medische hulpmiddelen, dat wil zeggen medische verbruiksgoederen en klein instrumentarium, die eenmalig worden aangewend bij een patiënt voor het uitvoeren van een diagnostische of een therapeutische medisch-technische handeling. ".
Art.7. In artikel 35, § 1, van dezelfde gecoördineerde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de voorlaatste zin van het tweede lid van § 1 wordt vervangen door de volgende zin:
" De nomenclatuur van de in artikel 34, 4°, voor zover het de implantaten betreft, 5° en 20° bedoelde verstrekkingen wordt vastgesteld op grond van de aannemingscriteria die de Koning bepaalt en volgens welke die verstrekkingen kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën. ";
2° paragraaf 1, zesde lid, wordt opgeheven.
Art.8. In artikel 37 van dezelfde gecoördineerde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 13 wordt opgeheven;
2° een § 14ter wordt ingevoegd, luidend als volgt:
" § 14ter. Voor de verstrekkingen, bedoeld in artikel 34, 20°, die niet uitsluitend tot de bevoegdheid van de apothekers behoren, wordt de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging vastgesteld op 100 pct. van de prijzen vastgesteld door de in artikel 42 bedoelde overeenkomsten of door de Koning, ter uitvoering van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel of ter uitvoering van artikel 49, § 5, tweede lid.
De Koning kan evenwel, bij in Ministerraad overlegd besluit, voorzien in een persoonlijk aandeel van de rechthebbenden in de kostprijs van sommige van de in het voorgaande lid vermelde verstrekkingen.
Voor de verstrekkingen, bedoeld in artikel 34, 20°, die uitsluitend tot de bevoegdheid behoren van de apothekers, kan een gedeelte van de kostprijs voor rekening van de rechthebbenden worden gelaten, onder de voorwaarden door de Koning bepaald bij in Ministerraad overlegd besluit. ".
Art.9. In artikel 35 van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 2, 2°, worden de woorden " van de Minister of " ingevoegd, tussen de woorden " verzoek " en " van de overeenstemmende " worden de woorden " die beslist over het doorsturen ervan aan het Verzekeringscomité " geschrapt en worden in fine de woorden " Die voorstellen worden medegedeeld aan het Verzekeringscomité " toegevoegd;
2° in § 2, 3°, eerste lid, b), worden de woorden " onder punt 2° bedoelde " ingevoegd tussen de woorden " het " en " verzoek ".
Art.10. In artikel 68, § 3, van dezelfde gecoördineerde wet worden de woorden " artikel 35, § 2, 3° " ingevoegd tussen de woorden " §§ 1 en 2 van dit artikel " en de woorden " artikel 57, § 3 ".
Art.11. In artikel 37 van dezelfde gecoördineerde wet wordt § 16bis ingevoegd, luidend als volgt:
" § 16bis. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit:
- onder de voorwaarden die Hij bepaalt, het persoonlijk aandeel betreffende de geneeskundige verstrekkingen die worden verleend aan rechthebbenden met een chronische ziekte, volledig of gedeeltelijk afschaffen;
- de lijst van die ziekten opmaken;
- na advies van de Technische Geneeskundige Raad de geneeskundige verstrekkingen vaststellen waarop deze bepaling mag worden toegepast, alsmede alle andere toepassingsvoorwaarden van deze bepaling.
Het advies van de Technische Geneeskundige Raad wordt geacht te zijn gegeven indien het niet is geformuleerd binnen een termijn van twee maanden nadat hij daarom is verzocht.".
Art.12. In artikel 37, § 1, tweede lid, van dezelfde gecoördineerde wet, worden de woorden " wier inkomen zoals het door de Koning is vastgesteld, niet meer bedraagt dan een door Hem bepaald jaarbedrag " vervangen door de woorden " die aan de inkomensvoorwaarden voldoen zoals door de Koning bepaald bij in Ministerraad overlegd besluit ".
Art.13. In artikel 23, § 4, van dezelfde gecoördineerde wet wordt na het eerste lid een lid ingevoegd luidend als volgt:
" Het College bezorgt het Verzekeringscomité ook alle adviezen betreffende de vaststelling en het toezicht op de naleving van de normen van goede medische praktijk zoals bedoeld in artikel 66. "
Afdeling 3. - Logopedie.
Art.14. In artikel 22, 7°, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt de verwijzing " artikel 34, 1°, b), c), en 4° " vervangen door de verwijzing " artikel 34, 1°, b), c), 4° en 7°bis ".
Art.15. In artikel 34 van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, wordt een 7°bis ingevoegd, luidend als volgt:
" 7°bis door logopedisten verleende hulp; ".
Art.16. In artikel 37, § 1, van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de verwijzing " artikel 34, 1° " vervangen door de verwijzing " artikel 34, 1° en 7°bis ";
2° in het vierde lid worden de woorden " in de kosten van de kinesitherapie- en fysiotherapieverstrekkingen " vervangen door de woorden " in de kosten van de logopedie-, kinesitherapie- en fysiotherapieverstrekkingen ".
Art.17. In artikel 42, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet worden de woorden " de kinesitherapeuten, de verstrekkers van prothesen " vervangen door de woorden " de kinesitherapeuten, de logopedisten, de verstrekkers van prothesen ".
Art.18. Het opschrift van littera B van afdeling I van hoofdstuk V van titel III van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door het volgende opschrift:
" B. Overeenkomsten met de vroedvrouwen, de verpleegkundigen, de kinesitherapeuten, de logopedisten en de verstrekkers van prothesen, toestellen en implantaten ".
Art.19. In artikel 43, eerste lid, en artikel 44, § 1, van dezelfde gecoördineerde wet worden de woorden " de kinesitherapeuten en de verstrekkers van prothesen " telkens vervangen door de woorden " de kinesitherapeuten, de logopedisten en de verstrekkers van prothesen ".
Art.20. In artikel 44, § 3, van dezelfde gecoördineerde wet wordt de verwijzing " artikel 34, 1° " vervangen door de verwijzing " artikel 34, 1° en 7°bis ".
Art.21. Artikel 76 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Art. 76. De kinesitherapeuten, de logopedisten en de verpleegkundigen zijn ertoe gehouden, overeenkomstig de door de Koning te bepalen nadere regels, alle verstrekkingen die zij verlenen op te tekenen in een verstrekkingenregister.".
Afdeling 4. - Opmaak van de begroting voor geneeskundige verzorging.
Art.22. In artikel 40, § 1, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet worden de woorden " 1 juli " vervangen door de woorden " 31 jul
".
Afdeling 5. - Accreditering.
Art.23. Artikel 50, § 6, van dezelfde gecoördineerde wet wordt aangevuld met het volgende lid:
" De akkoorden tussen geneesheren en ziekenfondsen kunnen ook een forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging bedingen, die door het Instituut, ten laste van het budget van de medische honoraria, wordt gestort aan de zorgverleners die voldoen aan bijkomende voorwaarden, andere dan die betreffende de bekwaming, onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in de vorenbedoelde akkoorden. Het op 13 december 1993 gesloten nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen wordt geacht te voorzien in een dergelijke tegemoetkoming waarvan het jaarbedrag is vastgesteld op 20.000 frank voor het jaar 1995. ".
Afdeling 6. - Sociale voordelen.
Art.24. In artikel 54, § 1, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt aangevuld als volgt:
" De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden en volgens welke modaliteiten het aandeel van het Instituut kan worden gestort onder de vorm van voorschotten aan de instellingen waarmee de voormelde contracten zijn gesloten. ";
2° in het derde lid worden de woorden " tot en met 31 december 1999 " ingevoegd tussen de woorden " te worden gesloten " en " met een pensioenkas ";
3° in hetzelfde derde lid worden de woorden " volgens de door Hem vastgestelde voorwaarden " ingevoegd na de woorden " voor zover zij door de Koning is erkend ".
4° het vijfde lid wordt vervangen door de volgende bepaling:
" De bijdragen gestort in het kader van een rust- en overlijdensverzekeringscontract gesloten met een krachtens het derde lid door de Koning erkende pensioenkas, worden, voor de toepassing van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992, beschouwd als bijdragen die bij toepassing van de sociale wetgeving verschuldigd zijn, ten belope van maximum 150 % van het aandeel van het in het tweede lid bedoelde Instituut. Bij ontstentenis van een overeenkomst of van een akkoord stemt het in aanmerking genomen aandeel van het Instituut overeen met het terzake laatst vastgestelde bedrag.
De na afloop van het contract of bij het overlijden door deze pensioenkassen uitgekeerde kapitalen worden op het gebied van de inkomstenbelasting gelijkgesteld met de kapitalen die toegewezen worden ten belope van aanvullende pensioenen overeenkomstig artikel 52bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen. ".
Art.25. In artikel 54 van dezelfde gecoördineerde wet gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, wordt een § 1bis ingevoegd, luidend als volgt:
" § 1bis. - Wordt door de Staat gewaarborgd een som van 579 miljoen frank die de solvabiliteitsmarge van de Vereniging zonder winstoogmerk " Voorzorgskas van de geneesheren, tandartsen en apothekers " vormt. De door de Staat gewaarborgde som wordt met 115,8 miljoen frank verminderd op het einde van elk van de jaren 1995 tot 1999. ".
Afdeling 7. - Akkoorden en overeenkomsten.
Art.26. In artikel 51 van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: " Voor 1 december deelt het Verzekeringscomité, aan de Algemene Raad de gesloten akkoorden en overeenkomsten mee opdat hij uiterlijk op 31 december kan beslissen of ze in overeenstemming zijn met de begroting. ";
2° in § 3:
a) wordt het derde lid aangevuld met de woorden " en aan de Algemene Raad ";
b) wordt tussen het derde en het vierde lid het volgende lid ingevoegd:
" Op verzoek van het Verzekeringscomité, van de Algemene Raad of van de Minister kunnen verscheidene overeenkomsten- of akkoordencommissies ertoe gehouden zijn samen zitting te houden om de correctiemaatregelen vast te stellen die moeten worden aangewend in geval van beduidende overschrijding of van risico op een beduidende overschrijding, vastgesteld door de commissie voor begrotingscontrole in één of meer sectoren van de verzekering voor geneeskundige verzorging. ";
c) het laatste lid wordt vervangen door wat volgt:
" Indien de correctiemaatregelen niet worden genomen of indien ze ontoereikend zijn, worden de honoraria, de prijzen, de andere betrokken bedragen en/of de vergoedingstarieven door de Koning, maximaal ten belope van de overschrijding, bij in Ministerraad overlegd besluit, gewijzigd. ";
3° het artikel wordt aangevuld met een § 6, luidend als volgt:
" § 6. De bijkomende financiële middelen opgeleverd door besparingen in een sector ten opzichte van de jaarlijkse budgettaire doelstelling of van een deel ervan kunnen slechts worden aangewend om niet of onvoldoende gedekte verstrekkingen in bedoelde sector op te vangen, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die de Koning vastlegt.
De betrokken overeenkomsten- of akkoordencommissies kunnen aan de Algemene Raad voorstellen doen tot aanwending van de in het vorig lid bedoelde middelen.
In het kader van zijn bevoegdheid inzake begroting en algemene beleidslijnen spreekt de Algemene Raad zich uit over voormelde voorstellen. ".
Art.27. In het artikel 57, § 2, van dezelfde gecoördineerde wet, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden " zoals bedoeld in artikel 50 " worden vervangen door de woorden " bekrachtigd bij koninklijk besluit na goedkeuring door de Algemene Raad in het kader van zijn bevoegdheid inzake begroting en oriënteringen van het algemeen beleid en door de Minister. ";
2° dezelfde § 2 wordt aangevuld met een tweede lid luidend als volgt: " Ingeval het akkoord niet wordt goedgekeurd door zowel de Algemene Raad als de Minister, dan wordt de procedure voorzien in § 3 toegepast. ".
Afdeling 8. - Verstrekkingen inzake medische beeldvorming en andere verstrekkingen, bedoeld in artikel 34 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art.28. In artikel 69, § 1, van dezelfde gecoördineerde wet worden de woorden: " de bepalingen van de artikelen 57, 58, 59 en 60, § 1 " vervangen door de woorden " de bepalingen van de artikelen 57, 58, 59, 60, §§ 1 en 6".
Afdeling 9. - Plichten van de zorgverleners.
Art.29. Artikel 73 van dezelfde gecoördineerde wet wordt aangevuld met het volgende lid:
"De Koning kan de voorwaarden bepalen waaronder het voorgaande lid niet van toepassing is voor patiënten die ambulant behandeld worden in een ziekenhuis en voor patiënten die behandeld worden in een psychiatrisch verzorgingstehuis. ".
Afdeling 10. - Financiële bepalingen.
Art.30. In artikel 191 van dezelfde gecoördineerde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het 13° wordt aangevuld als volgt: " inzonderheid de verdeling van de opbrengst en het gedeelte ervan dat bestemd is voor de financiering van andere regelingen van verzekering voor geneeskundige verzorging; ";
2° het 14°, vijfde lid, wordt aangevuld als volgt: " alsook met betrekking tot de verdeling van de opbrengst en het gedeelte ervan dat bestemd is voor de financiering van andere regelingen van verzekering voor geneeskundige verzorging; ";
3° het 15°, derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Voor de jaren 1994, 1995 en 1996 kan de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Algemene Raad, het bedrag van die heffing vaststellen, zonder dat het bedrag ervan hoger mag zijn dan 3 pct, alsook het jaar bepalen waarvan de omzet voor het vaststellen van de heffing in aanmerking wordt genomen. ";
4° het 15°, vierde lid, wordt aangevuld als volgt: ", alsook met betrekking tot de verdeling van de opbrengst en het gedeelte ervan dat bestemd is voor de financiering van andere regelingen van verzekering voor geneeskundige verzorging. ".
Art.31. In artikel 195, § 1, van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het 1° wordt vervangen door de volgende bepaling: " 1° De administratiekosten van de verzekeringsinstellingen worden geheven op de verzekeringsinkomsten bedoeld in artikel 191, eerste lid, 1°, 2°, 7°, 8°, 11°, 13° en in artikel 191, eerste lid, 3° tot 5°, of op de Rijkstoelagen die volgen uit de in afwijking van laatstvermelde punten genomen bepalingen, telkens na voorafname van een gedeelte van de in artikel 192, tweede lid, bedoelde lasten. Deze verzekeringsinkomsten vormen tevens de basis voor de verdeling van het in 2° bedoeld jaarlijks bedrag onder de regelingen en sectoren. ";
2° de 2° wordt aangevuld met het volgende lid:
" De Koning legt de wijze vast waarop het bedrag dat niet afhankelijk is gesteld van deze evaluatieopdracht, onder de verzekeringsinstellingen wordt verdeeld. Deze verdeling is gesteund op de toepassing van een degressief percentage bij toenemend aantal gerechtigden, gecorrigeerd om rekening te houden met de werklast eigen aan de verschillende categorieën van aangeslotenen.".
Art.32. In afwijking van artikel 2 van de wet van 7 februari 1985 houdende aanpassing van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg van het begrotingsjaar 1984, zijn een bedrag van 480,2 miljoen franken een bedrag van 694,5 miljoen frank, afgenomen van het in artikel 1 van de wet van 5 december 1983 houdende aanpassing van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg van het begrotingsjaar 1981, vermeld bedrag van 7 miljard frank, bestemd voor de regeling voor de zelfstandigen van de tak geneeskundige verzorging van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen als supplement op de Rijkstegemoetkoming voor respectievelijk de jaren 1982 en 1983.
Art.33. In afwijking van artikel 2 van de wet van 7 februari 1985 houdende aanpassing van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg van het begrotingsjaar 1984, is een bedrag van 131 miljoen frank, afgenomen van het in artikel 1 van de wet van 5 december 1983 houdende aanpassing van de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg van het begrotingsjaar 1981, vermeld bedrag, bestemd voor de algemene regeling van de tak geneeskundige verzorging van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen als supplement op de rijkstegemoetkoming voor het jaar 1994.
Afdeling 11. - Indexering.
Art.34. Een artikel 207bis, luidend als volgt, wordt in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd:
" Art. 207bis. De Koning kan, na advies van het Verzekeringscomité en de Algemene Raad, de toepassingsmodaliteiten bepalen voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. ".
Afdeling 12. - Bijzonder solidariteitsfonds.
Art.35. Artikel 14 van de programmawet van 22 december 1989 wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Art. 14. De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze afdeling."
Afdeling 13. - Geneesmiddelen.
Art.36. Artikel 34, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" 5° het verstrekken van geneesmiddelen welke omvatten:
a) de magistrale bereidingen;
b) de farmaceutische specialiteiten waarvan het voornaamste werkzaam bestanddeel in België beschermd is door een octrooi of een certificaat ter aanvulling van de bescherming van het octrooi;
c) de farmaceutische specialiteiten waarvan het voornaamste werkzaam bestanddeel niet of niet meer in België beschermd is door een octrooi of een certificaat ter aanvulling van het octrooi. In deze onderscheiden zich twee groepen:
1) de merkspecialiteiten buiten octrooi;
2) de generische specialiteiten. ".
Art.37. In artikel 35 van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de laatste zin van § 1, tweede lid, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Deze aannemingscriteria hebben betrekking op de prijzen, de kosten voor de verzekering, het al dan niet gebreveteerd zijn van het voornaamste werkzaam bestanddeel en de elementen van geneeskundige, therapeutische en sociale aard. Uiterlijk één jaar na de oorspronkelijke toelating en eveneens uiterlijk om de vijf daarop volgende jaren zal elke toelating het voorwerp uitmaken van een herziening. Voor de geneesmiddelen waarvoor reeds een terugbetaling bestaat, is de technische raad voor farmaceutische specialiteiten bevoegd om de toepassing van de aannemingscriteria te herzien. ";
2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een 6° dat luidt als volgt:
" 6° met betrekking tot de in artikel 34, 5° bedoelde prestaties, op grond van het door de technische raad geformuleerde voorstel in het kader van een herziening van de toelating zoals bedoeld in § 1, tweede lid, dat wordt voorgelegd aan de overeenstemmende overeenkomsten- of akkoordencommissie, die beslist over het doorsturen ervan aan het Verzekeringscomité. ".
Art.38. In dezelfde gecoördineerde wet wordt een afdeling XVbis ingevoegd, die luidt als volgt:
" Afdeling XVbis. - Verplichtingen van de aanvragers voor de toelating tot terugbetaling van farmaceutische specialiteiten.
Art. 72bis. - De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de aanvragers om toelating van farmaceutische specialiteiten bedoeld in artikel 34, 5°, b) en c), ongeacht of zij de producenten, de invoerders of de verpakkers ervan zijn, verplicht zijn, met het oog op het in toom houden van de jaarlijkse uitgaven van de verzekering voor geneeskundige verzorging voor de voornoemde specialiteiten en om de eventuele bescherming van het voornaamste werkzaam bestanddeel via een octrooi of een aanvullend certificaat tot bescherming van het octrooi te kunnen evalueren, om, aan de technische raad voor farmaceutische specialiteiten, en op zijn verzoek, de inlichtingen te verstrekken aangaande de voorbije of voorziene kost voor de verzekering, alsook aangaande de toestand van het octrooi of het certificaat ter aanvulling van het octrooi voor het voornaamste werkzaam bestanddeel. ".
Afdeling 14. - Financiering van de AIDS-referentielaboratoria
Art.39. Artikel 22 van dezelfde gecoördineerde wet wordt aangevuld met de volgende bepaling:
" 15° besluit overeenkomsten met de referentielaboratoria die specifieke verstrekkingen met betrekking tot het verworven immunodeficiëntiesyndroom uitvoeren en daartoe door de Minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort, erkend zijn op grond van criteria die door de Koning worden vastgesteld; deze criteria zijn van technische aard en hebben betrekking op programmatie en kwaliteitscontrole. In de overeenkomsten wordt voorzien in een forfaitaire tenlasteneming van de geneeskundige verstrekkingen welke die laboratoria in het raam van hun specifieke opdracht verrichten. De met die bepaling gemoeide uitgaven worden aangerekend op de begroting van de administratiekosten van het Instituut en worden volledig door de tak geneeskundige verzorging ten laste genomen.".
Afdeling 15. - Uitkeringsverzekering.
Art.40. Artikel 23 van de wet van 24 december 1962 tot oprichting van een Nationale Sociale Commissie voor de kleine ondernemingen wordt opgeheven.
Art.41. Het koninklijk besluit van 25 januari 1967 tot overdracht aan het Nationaal Vereveningsfonds voor het gewaarborgd weekloon, van het overschot van de bijdragen die ter beschikking gesteld werden van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering om zijn opdracht inzake betaling van het gewaarborgd weekloon te vervullen, wordt opgeheven.
Art.42. Het overschot van de bijdragen, geïnd krachtens artikel 23 van de wet van 20 juli 1960 tot invoering van het gewaarborgd weekloon, wordt toegewezen aan de sector uitkeringen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, als bedoeld in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Afdeling 16. - Controle en sancties.
Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling.
Art.43. In artikel 138 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt het eerste lid vervangen door het volgende lid:
" De verzekeringsinstelling stelt, op eigen initiatief of op verzoek van de controlediensten van het Instituut, aan de hand van elektronisch opgeslagen en verwerkte gegevens, lijsten van verstrekkingen op met betrekking tot de verzekering voor geneeskundige verzorging. ".
Onderafdeling 2. - Geneeskundige controle.
Art.44. In artikel 150 van dezelfde gecoördineerde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Onverminderd de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie zijn de werkgevers, de verzekeringsinstellingen, de verzorgingsinrichtingen, de tariferingsdiensten, alsmede hun aangestelden of gevolmachtigden, de personen die de bij deze gecoördineerde wet omschreven geneeskundige verstrekkingen mogen verlenen, en de rechthebbenden ertoe gehouden de geneesheren-inspecteurs, de apothekers-inspecteurs, de verpleegkundigen-controleurs, de controleurs en de adjunct-controleurs alle inlichtingen en bescheiden te verstrekken welke zij ter uitoefening van hun controleopdracht behoeven. De mededeling en het gebruik van die inlichtingen en bescheiden zijn afhankelijk gesteld van eerbiediging van het geneeskundig geheim. ";
2° het vijfde lid wordt opgeheven.
Art.45. In artikel 153, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt de vierde zin vervangen door de volgende bepaling:
" De controle op de toekenning van de in artikel 37, §12, bedoelde tegemoetkoming en in het bijzonder het opzoeken van onregelmatigheden in verband met het niet naleven, door de in dat artikel bedoelde verzorgingsinrichtingen, van de reglementaire normen inzake de aanwezigheid van het personeel en de bezoldigingsvoorwaarden voor dat personeel die zijn vastgesteld ter uitvoering van bedoeld artikel 37, § 12, alsook met het feit dat de door die tegemoetkoming gedekte verzorging niet daadwerkelijk is verleend en ten slotte in verband met de overevaluatie van de scores in de evaluatieschaal die bij de aanvraag om tegemoetkoming is gevoegd, kunnen bij koninklijk besluit eveneens worden toevertrouwd aan de adviserend geneesheren en aan een door de Koning ingesteld College van adviserend geneesheren. Het resultaat van die opzoekingen wordt driemaandelijks in de vorm van verslag aan de betrokken organen bezorgd, namelijk de Dienst voor administratieve controle voor de aanwezigheid en de bezoldigingsvoorwaarden van het personeel, de Dienst voor geneeskundige controle voor de daadwerkelijke uitvoering van de verstrekkingen en de overeenkomstencommissie rustoorden-verzekeringsinstellingen voor de overevaluatie van voormelde schalen. ".
Onderafdeling 3. - Administratieve controle.
Art.46. Artikel 163, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door het volgende lid:
" Onverminderd de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie zijn de werkgevers, de verzekeringsinstellingen, de verzorgingsinrichtingen, de tariferingsdiensten , alsmede hun aangestelden of gevolmachtigden, de personen die de bij deze gecoördineerde wet omschreven geneeskundige verstrekkingen mogen verlenen, en de rechthebbenden ertoe gehouden de in artikel 162 bedoelde inspecteurs en adjunct-inspecteurs alle inlichtingen en bescheiden te verstrekken welke zij ter uitoefening van hun controleopdracht behoeven. ".
Art.47. In artikel 164 van dezelfde gecoördineerde wet worden het eerste en tweede lid vervangen door de volgende leden:
"Hij die, ten gevolge van een vergissing of bedrog, ten onrechte prestaties heeft ontvangen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, van de uitkeringsverzekering of van de moederschapsverzekering, is verplicht de waarde ervan te vergoeden aan de verzekeringsinstelling die ze heeft verleend. De waarde van de aan een rechthebbende ten onrechte uitgekeerde prestaties dient evenwel terugbetaald te worden door diegene die de verzorging heeft verstrekt of verklaard heeft ze te hebben verstrekt indien het onverschuldigd zijn van de prestaties te wijten is aan het feit dat hij daarvoor de hoedanigheid niet bezat of zich, ten gevolge van een vergissing of bedrog, niet geschikt heeft naar de wets- of verordeningsbepalingen die hij moet naleven. Indien evenwel de erelonen met betrekking tot de ten onrechte uitgekeerde prestaties niet werden betaald, zijn de zorgverlener en de rechthebbende aan wie de verzorging werd verstrekt hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de ten onrechte uitgekeerde prestaties. De prestaties vermeld op getuigschriften, facturen of magnetische dragers, die niet werden ingediend of verbeterd overeenkomstig de in de terzake door de Koning of bij verordening vastgestelde modaliteiten, worden beschouwd als ten onrechte uitgekeerde prestaties en dienen derhalve te worden terugbetaald door de betrokken zorgverlener, dienst of inrichting.
De ten onrechte uitbetaalde prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging die langs de derdebetalersregeling zijn betaald, moeten terugbetaald worden door de zorgverstrekker die de wets- of verordeningsbepalingen niet heeft nageleefd. Indien een natuurlijke persoon of een rechtspersoon de prestaties voor eigen rekening heeft geïnd, is deze samen met de zorgverlener hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling ervan.".
Art.48. In artikel 165 van dezelfde gecoördineerde wet wordt het vierde lid vervangen door het volgende lid :
" Die diensten zijn verplicht het Instituut, via de verzekeringsinstellingen die ze, wat de identiteit van de rechthebbenden betreft, anoniem moeten maken, alle gegevens te verstrekken betreffende de leveringen waarvoor ze de tariferingsverrichtingen uitvoeren. De Koning bepaalt het type van gegevens dat moet worden verzameld en aan het Instituut moet worden bezorgd, alsmede de desbetreffende modaliteiten. ".
Art.49. In artikel 49, § 3 van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden tussen de woorden " bedongen is " en " heeft " de woorden " en onverminderd de bepalingen van artikel 49, § 3bis " ingevoegd;
2° in de tweede zin worden tussen de woorden " wilsuiting " en " geacht " de woorden " en onverminderd de bepalingen van artikel 49, § 3bis " ingevoegd.
Art.50. In artikel 49 van dezelfde gecoördineerde wet wordt een § 3bis ingevoegd, luidend als volgt:
" § 3bis. De overeenkomstencommissie kan in geval van misbruiken de overeenkomst eenzijdig voor bepaalde of onbepaalde duur opzeggen. De Koning bepaalt wat onder misbruiken moet worden verstaan.
De beslissing tot opzegging van de overeenkomst wordt bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Deze beslissing moet deugdelijk gemotiveerd zijn.
Dergelijke beslissing tot opzegging van de overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand tijdens welke de beslissing bij een ter post aangetekende brief aan de zorgverstrekker, dienst of instelling werd betekend.
De opzegging blijft onverminderd gelden ten overstaan van stilzwijgend verlengde of nieuwe overeenkomsten die in de plaats komen van de opgezegde overeenkomst. "
Onderafdeling 4. - Sancties.
Art.51. In artikel 170 van dezelfde gecoördineerde wet, worden de woorden " Met een door de politierechtbank uit te spreken geldboete van 26 tot 500 frank per inbreuk worden gestraft" vervangen door de woorden " Met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en/of een geldboete van 26 tot 500 frank per inbreuk worden gestraft. ".
Art.52. In artikel 170 van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in b) worden tussen de woorden " medewerkers " en de woorden " en de beheerders " de woorden " de beheerders van rustoorden voor bejaarden " ingevoegd;
2° in f) worden tussen de woorden " verplegingsinrichtingen " en de woorden " en de paramedische " de woorden " de beheerders van rustoorden voor bejaarden " ingevoegd;
3°
f) wordt aangevuld als volgt " of aan de bepalingen van deze gecoördineerde wet en haar uitvoeringsbesluiten en -verordeningen.
Art.53. Artikel 171 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Art. 171. Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt gestraft met acht dagen tot een maand gevangenisstraf en/of een geldboete van 26 tot 500 frank eenieder die hetzij de adviserend geneesheren, de geneesheren-inspecteurs, de apothekers-inspecteurs, de verpleegkundigen-controleurs, de controleurs, de adjunct-controleurs, de inspecteurs of de adjunct-inspecteurs, respectievelijk bedoeld in artikel 153, 146, 151 en 162, of de door hen afgevaardigde ambtenaren, hetzij de krachtens artikel 191, eerste lid, 7° en 8°, aangewezen ambtenaren, hetzij de inspecteurs of adjunct-inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu hindert bij de uitoefening van hun taak of onjuiste inlichtingen verstrekt.
Inroeping van het beroepsgeheim door de geneesheer, de tandheelkundige of de apotheker kan echter een reden van verantwoording van de in het vorige lid bedoelde feiten zijn, in zoverre het gaat over andere bescheiden of inlichtingen dan die waarvoor krachtens een wets- of verordeningsbepaling de verplichting geldt om ze te verstrekken of bij te houden ten behoeve van de geneesheren- en apothekersinspecteurs.
Om na te gaan of de aldus aangevoerde verantwoording gegrond is, kan de rechter, naar gelang van het geval, een lid van de Raad van de Orde van geneesheren of van apothekers van het betrokken ressort als deskundige aanwijzen. ".
Art.54. Artikel 172 van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Art. 172. In geval van herhaling binnen één jaar na een vorige veroordeling kan de straf op het dubbele worden gebracht van het in de artikelen 170 en 171 vastgestelde maximum. ".
Art.55. Artikel 173 van dezelfde gecoördineerde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Art. 173. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bepaald bij deze wet. ".
Art.56. In artikel 168 van dezelfde gecoördineerde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het vierde lid worden de woorden " aan de kinesitherapeut of verpleegkundige " vervangen door de woorden " aan de kinesitherapeut, de logopedist of de verpleegkundige ";
2° tussen het vierde en vijfde lid worden de volgende leden ingevoegd:
" De verantwoordelijke personen van rustoorden voor bejaarden en van erkende rust- en verzorgingstehuizen die de aanvragen om tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging hebben ondertekend en de verplichtingen niet naleven die voortvloeien uit de bepalingen van artikel 37, § 12, worden gestraft met een administratieve geldboete.
De geldboete bedraagt:
- minimum 33 pct. en maximum 50 pct. van het bedrag van de ten onrechte betaalde prestaties zo deze voortvloeien uit het niet naleven van de opgelegde aanwezigheidsnormen voor het personeel;
- minimum 5 pct. en maximum 20 pct. van het bedrag van de ten onrechte betaalde prestaties zo deze voortvloeien uit het niet naleven van de bezoldigingsvoorwaarden van het personeel.
De persoon die overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek ter zake burgerrechtelijk aansprakelijk is, is er echter toe gehouden de geldboete te betalen die aan zijn aangestelde is opgelegd.
De Koning bepaalt de nadere regels en de procedure voor het vaststellen van die inbreuken en voor het uitspreken van de geldboeten. ".
Art.57. Artikel 47, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt:
" § 3. In de overeenkomst kan worden bepaald dat de overeenkomstencommissie de toetreding tot de overeenkomst kan schorsen van een instelling waarin systematisch zware misbruiken worden vastgesteld in het nadeel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. De commissie beslist over de datum waarop de schorsing ingaat en over de schorsingsperiode. De vermindering van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging welke uit die schorsing voortvloeit, mag in geen geval door de betrokken instelling worden teruggevorderd van de rechthebbenden. De Koning bepaalt wat onder " systematisch zware misbruiken " wordt verstaan."
Onderafdeling 5. - Verjaring.
Art.58. Artikel 174, 10°, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" 10° Voor de toepassing van artikel 141, § 1, eerste lid, 9°, moeten de vaststellingen op straffe van nietigheid zijn gedaan binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop de bescheiden betreffende de litigieuze feiten door de verzekeringsinstellingen zijn ontvangen. ".
Onderafdeling 6. - Financiële bepalingen.
Art.59. Artikel 191, eerste lid, 12°, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" 12° de opbrengst van de administratieve geldboeten die het Instituut int in toepassing van deze gecoördineerde wet; ".
Afdeling 17. - Structuur van het RIZIV.
Art.60. Artikel 12, 2°, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" 2° stelt de Minister de wijzigingen voor in de personeelsformatie; ".
Art.61. Artikel 12, 3°, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" 3° doet onder de in het statuut gestelde voorwaarden uitspraak over de aanwerving, de benoeming, de dienstaanwijzing, de bevordering, het ontslag en de afzetting van het personeel, alsmede over de tuchtstraffen die het moeten worden opgelegd; ".
Art.62. Artikelen 16, §1, 8°, 80, 13°, 141, §1, 16°, 161, eerste lid, 9° van dezelfde gecoördineerde wet worden opgeheven.
Art.63. Artikel 161, tweede lid van dezelfde gecoördineerde wet, wordt vervangen door het volgende lid:
" De in artikel 160 bedoelde vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen hebben zitting met raadgevende stem wat de materies betreft waarvan sprake is in het eerste lid, 1° en 10°. ".
Art.64. Artikel 206 van dezelfde gecoördineerde wet, wordt aangevuld met het volgende lid:
" Bij de Algemene diensten van het Instituut wordt een Technische, boekhoudkundige en statistische commissie opgericht, waarvan de Koning de bevoegdheden, de samenstelling en de werking bepaalt. ".
Afdeling 18. - Coördinatiebepalingen.
Art.65. In artikel 12, 7°, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt de verwijzing " artikel 191, eerste lid, 1°, 3° tot 9° en 11° tot 20°" vervangen door de verwijzing " artikel 191, eerste lid, 1°, 3° tot 9° en 11° tot 21° en 23° ".
Art.66. Artikel 22, 12°, van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling:
" 12° wijst de in artikel 192 bedoelde inkomsten die hem zijn toegekend, toe aan de verzekeringsinstellingen, rekening houdend met de bepalingen van artikel 197, § 1, tweede lid; ".
Art.67. Artikel 155, negende lid, van dezelfde gecoördineerde wet, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Zowel voor het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle als voor de commissies van beroep, moet de geneesheer of de apotheker vooraf worden gehoord en mag hij zich laten bijstaan door een persoon die hij kiest. ".
Art.68. Het artikel 174, 9°, van dezelfde gecoördineerde wet wordt vervangen door de volgende bepaling:
9° De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde persoonlijke bijdragen gesteund op de uitvoeringsmaatregelen van de artikelen 33 en 125, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarop ze betrekking hebben; ".
Art.69. In artikel 191, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 23°, worden de woorden " door Ons " vervangen door de woorden " door de Koning ";
2° in de Franse tekst van het tweede lid worden de woorden "Par dérogation à l'alinéa 1er, 3°, 4° et 5° " vervangen door de woorden " Par dérogation aux dispositions de l'alinéa 1er, 3°, 4° et 5° ".
Art.70. Artikel 192, tweede lid, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt vervangen door het volgende lid:
" Het heft op die inkomsten het bedrag van zijn administratiekosten, opgenomen in het in artikel 12, 4°, bedoelde begrotingsdocument en het in artikel 195, § 4, bedoelde meerbedrag der administratiekosten van de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. ".
Art.71. In de artikelen 193, § 2, 198, §§ 2 en 3, en 203, § 5, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt het woord " dienstjaar " vervangen door het woord " boekjaar ".
Art.72. In artikel 203, § 2, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden "financieel dienstjaar " vervangen door het woord " boekjaar ".
Art.73. In artikel 199, § 4, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden " de verplichte ziekteverzekering " vervangen door de woorden " de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ".
Art.74. In de artikelen 199, § 4, en 200, derde lid, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden " na advies van het Technisch Comité" vervangen door de woorden " na advies van zijn Technisch Comité ".
Art.75. Artikel 202, eerste lid, van dezelfde gecoördineerde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt vervangen door het volgende lid:
" Het Instituut stort vóór het einde van de maand aan iedere verzekeringsinstelling een voorschot, gelijk aan het twaalfde van haar uitgaven, opgenomen in het in artikel 12, 4° bedoelde begrotingsdocument van het lopende boekjaar.".
Art.76. In artikel 207, van dezelfde gecoördineerde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, worden de woorden ", hetzij om de inkomsten van die verzekering aan te vullen tot beloop van haar uitgavenbegrotingsvooruitzichten, hetzij om in de bij toepassing van artikel 201 nodige inkomsten te voorzien " vervangen door de woorden " om de inkomsten van die verzekering aan te vullen tot beloop van haar uitgavenbegrotingsvooruitzichten. ";
2° in § 3, wordt de verwijzing " artikel 200 " vervangen door de verwijzing " artikel 193, § 2 ".
Art.77. In artikel 53 van dezelfde gecoördineerde wet wordt het negende lid vervangen door de volgende bepaling:
" De Koning bepaalt, na advies van het Verzekeringscomité, van het Comité van de Dienst voor administratieve controle en van het Toezichtscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, de voorwaarden waaronder, met betrekking tot de in deze gecoördineerde wet omschreven geneeskundige verstrekkingen, bewijskracht tot bewijs van het tegendeel kan worden verleend aan de door de zorgverleners electronisch opgeslagen en verwerkte gegevens, aan gegevens die door de zorgverleners op een andere wijze dan op een papieren drager worden verstrekt, alsmede aan de weergave van de voormelde gegevens op een leesbare drager. Deze bepaling is met name van toepassing op gegevens die door de zorgverleners worden verstrekt aan de verzekeringsinstellingen, maar ook op gegevens die door deze laatsten worden verstrekt aan het Instituut. ".
Afdeling 19. - Inwerkingtreding.
Art.78. 1° De artikelen 24, 25 en 31 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1995.
2° De artikelen 6, 1°,7,2°, en 8,1° hebben uitwerking met ingang van 1 juli 1995.
3° De artikelen 36, 37 en 38 treden in werking op 1 januari 1996.
HOOFDSTUK II. - Financiële en diverse bepalingen.
Afdeling 1. - Rijkstoelage.
Art.79. In artikel 6 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen wordt het jaartal " 1995 " telkens vervangen door het jaartal " 1997 ".
Afdeling 2. - Bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid.
Art.80. Artikel 108, § 1, eerste lid, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen wordt vervangen door het volgende lid:
"De gezinnen waarvan de in artikel 106, §§ 1 tot 3, bedoelde personen deel uitmaken, zijn een jaarlijkse bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid verschuldigd. Die bijdrage wordt bepaald indien het gezinsinkomen:
- begrepen is in de schijf van 750.000 frank tot 850.000 frank: op 9 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 750.000 frank;
- begrepen is in de schijf van 850.001 frank tot 2.426.923 frank: op 9.000 frank verhoogd met 1,3 pct. van het gedeelte van het gezinsinkomen dat meer bedraagt dan 850.000 frank;
- hoger is dan 2.426.923 frank: op 29.500 frank.".
Art.81. In artikel 109, §1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid:
" Deze inhouding bedraagt:
1° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 235.407 frank tot 265.055 frank: 7,6 pct. van het maandloon dat meer bedraagt dan 78.469 frank, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 78.469 frank tot 88.352 frank.
Voor personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft en waarvan het driemaandelijks aan te geven loon begrepen is in de schijf van 132.528 frank tot 235.407 frank wordt de inhouding forfaitair bepaald op 375 frank per maand;
2° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 265.056 frank tot 729.588 frank: 750 frank, verhoogd met 1,1 pct. van het gedeelte van het maandloon dat meer bedraagt dan 88.352 frank, wanneer dit maandloon begrepen is in de schijf van 88.353 frank tot 243.196 frank, zonder dat deze inhouding meer dan 2 083 frank per maand kan bedragen voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft;
3° indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven hoger is dan 729.588 frank:
a) 2.083 frank per maand voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft;
b) 2.458 frank per maand voor de personen die alleenstaand zijn of wier echtgenoot geen beroepsinkomsten heeft.";
2° een derde lid luidend als volgt wordt toegevoegd:
" Voor andere dan bij de RSZ.-PPO. aangegeven handarbeiders wordt voor handarbeiders en gelijkgestelden het loon berekend tegen 108 pct. ".
Art.82. In artikel 110, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, worden tussen de woorden " de opbrengst " en de woorden " aan het Fonds voor het financieel evenwicht " de woorden " na voorafname van 2.500 miljoen frank ten voordele van de Rijksmiddelenbegroting " ingevoegd.
Art.83. Artikel 108 van dezelfde wet zoals het bestond voordat het gewijzigd werd door artikel 80 van deze wet, blijft van toepassing voor het jaar 1995.
Art.84. De artikelen 80 tot 82 van deze wet treden in werking op 1 januari 1
96.
Afdeling 3. - Alternatieve financiering.
Art.85. In toepassing van artikel 14 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen wordt de definitieve afrekening betreffende het jaar 1994 van de aan het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid over te dragen bedragen, bepaald op 17.140 miljoen frank.
In toepassing van artikel 14, tweede en derde lid van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, wordt de definitieve afrekening betreffende het jaar 1994 van de aan het Fonds voor het financieel evenwicht en het sociaal statuut der zelfstandigen over te dragen bedragen, op 1439 miljoen frank bepaald.
Art.86. In artikel 13 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden " voor de jaren 1994 en 1995 " ingevoegd tussen de woorden " worden " en " ten belope van 3.000 miljoen frank ";
2° in het tweede lid worden de woorden " voor de jaren 1994 en 1995 " ingevoegd tussen de woorden " Tevens wordt " en " het saldo ".
Art.87. In artikel 14 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden " voor de jaren 1994, 1995 en 1996 "vervangen door de woorden " voor de jaren 1994 en 1995 ".
2° in het tweede lid worden de woorden " voor het jaar 1994, 1995 en 1996 " vervangen door de woorden " voor de jaren 1994 en 1995 ".
Art.88. Artikel 89 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Art. 89. § 1. De opbrengst van de aanvullende crisisbijdrage, bedoeld in artikel 463bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt voor het jaar 1996 ten belope van 20.400 miljoen frank toegewezen aan het Fonds voor financieel evenwicht van de sociale zekerheid, bedoeld in artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en ten belope van 2.000 miljoen frank toegewezen aan het Fonds voor financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
§ 2. Het totaal bedrag aan alternatieve financiering, met uitzondering van het aandeel in de opbrengst van de aanvullende crisisbijdrage als bedoeld in § 1 en van 140 miljoen frank in te schrijven op de begroting van het departement Wetenschapsbeleid voor de aanwerving van 100 bijkomende onderzoekers, wordt met ingang van het jaar 1996 uitgedrukt als een percentage van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde en wordt uitsluitend voorafgenomen op deze belasting.
Dat percentage wordt jaarlijks door de Koning, op voorstel van de Minister van Financiën, bij in Ministerraad overlegd besluit, vastgesteld.
§ 3. Na aftrek van:
- 3.000 miljoen frank ten voordele van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten ter financiering van de verschillende initiatieven als bedoeld in artikel 1, § 2quater, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen;
- een bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgesteld bedrag ter financiering van de administratieve omkadering van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen als bedoeld in artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt het saldo van het, op basis van het in § 2, tweede lid, bepaalde percentage, voorafgenomen gedeelte van de opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde voor 96,12 % toevertrouwd aan het Fonds voor financieel evenwicht van de sociale zekerheid bedoeld in artikel 39bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en voor 3,88 % aan het Fonds voor financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Het in § 2, tweede lid, vastgestelde percentage wordt toegepast op de maandelijkse opbrengst van de belasting over de toegevoegde waarde. De in vorig lid vermelde bedragen worden in maandelijkse schijven verrekend en doorgestort.
Het totaal bedrag toegewezen aan het voornoemde Fonds voor financieel evenwicht van de sociale zekerheid voor werknemers mag echter vanaf 1996 niet lager zijn dan het met 9.286 miljoen frank verhoogde bedrag toegewezen voor het jaar 1995, jaarlijks aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen.
Het totaal bedrag toegewezen aan het voornoemde Fonds voor financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen mag echter vanaf 1996 niet lager zijn dan het met 886 miljoen frank verhoogde bedrag toegewezen voor het jaar 1995, jaarlijks aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen. ".
Afdeling 4. - Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten.
Art.89. In artikel 23 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1, worden de woorden " de tussenkomst in de personeelskosten " vervangen door de woorden " de tussenkomst in de loonkosten en in de werkingskosten ";
2° het artikel wordt aangevuld door de volgende bepaling:
" § 3. De bijdragen bedoeld in § 1 zijn bestemd voor het subsidiëren van de opvangprojecten krachtens onderhavige wet, de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van een aantal bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992 en de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen. ".
TITEL III. - SOCIALE ZAKEN EN VOLKSGEZONDHEID.
Art.90. In artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, wordt een derde lid toegevoegd, luidend als volgt:
" In afwijking van het eerste lid kan het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen worden voorbehouden aan bepaalde groepen beoefenaars, houders van een bijzondere beroepstitel als bedoeld in artikel 35ter, die al dan niet werkzaam zijn in bepaalde medische diensten, erkend krachtens de wet op de ziekenhuizen gecoördineerd op 7 juli 1987. De Koning bepaalt de gevallen en de voorwaarden waaronder dit lid wordt toegepast. ".
Art.91. Artikel 6quater van de wet over de geneesmiddelen van 25 maart 1964 wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Art. 6quater. Elk geneesmiddel dat overeenkomstig artikel 6 is geregistreerd, wordt, volgens de regels en de voorwaarden die de Koning bepaalt, onderworpen aan een onderzoek inzake de doorzichtigheid. Te dien einde wordt bij het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu een Doorzichtigheidscommissie opgericht voor geneesmiddelen voor humaan gebruik.
De Commissie verstrekt een gemotiveerd advies dat ondermeer betrekking heeft op het innoverend karakter van het geneesmiddel, op zijn plaats binnen de farmacologische groepen, binnen de vigerende medische praktijk alsook binnen de therapeutische behoeften, op zijn dosering en verpakking en op de economische variabelen inzake het geneesmiddel en de medische praktijk. Ze maakt haar conclusies bekend onder de voorwaarden die de Koning bepaalt. "
Art.92. In dezelfde wet wordt een artikel 6quinquies ingevoegd luidend als volgt:
"Art. 6quinquies. De Koning richt een Doorzichtigheidscommissie op voor geregistreerde geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Hij bepaalt de werking en de samenstelling van deze commissie op voorstel van de Minister die Volksgezondheid tot zijn bevoegdheid heeft en van de Minister die Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft. ".
Art.93. In artikel 6 van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid, vervangen bij de wet van 24 december 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling:
" De in deze wet bedoelde keuringen, onderzoeken en gezondheidscontroles, evenals de behandeling van een aanvraag tot erkenning, kunnen aanleiding geven tot de heffing van een recht lastens de exploitant van een inrichting bedoeld in artikel 14 en lastens de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die vlees of voedingsmiddelen die vlees bevatten invoert. De bedoelde rechten zijn bestemd om de kosten te dekken die uit de bedoelde keuringen, onderzoeken, gezondheidscontroles en behandelingen van een aanvraag tot erkenning voortvloeien.
Het vorige lid is niet van toepassing op de laboratoriumonderzoeken bedoeld in artikel 3, tweede lid, noch op de onderzoeken waarbij residuen van farmacologische stoffen worden aangetoond waarvan de toediening verboden is. De kosten van die onderzoeken zijn volledig ten laste van de eigenaar of verantwoordelijke van het dier.".
2° het derde en het vierde lid worden opgeheven.
Art.94. In artikel 1, van de wet van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, gewijzigd door de wet van 13 juli 1981, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt aangevuld als volgt:
" 5° vlees: het vlees dat afkomstig is van gevogelte, konijnen en wild ".
2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt:
" § 4. Onverminderd de bepalingen van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten of de uitvoeringsbesluiten ervan, is deze wet ook van toepassing op de voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten. "
Art.95. In artikel 6 dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981 en 22 april 1982, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste, tweede en derde lid worden vervangen door het volgende lid:
" Rechten kunnen worden geïnd lastens de exploitant van een inrichting, een vismijn, een verkoopsorganisme van de uit zee in de vismijnen aangevoerde vis, de natuurlijke of de rechtspersoon die vis ter keuring aanbiedt buiten de vismijn, de exploitant van de viskwekerij of lastens de natuurlijke of de rechtspersoon die vlees of vis of voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten invoert. Deze rechten zijn bestemd om de kosten te dekken van de keuringen, gezondheidsonderzoekingen en -controles."
2° de volgende leden worden toegevoegd:
" In geval de in dit artikel bedoelde rechten niet worden betaald door de exploitant van een slachthuis of een vismijn, zelfs indien de betaling het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken, kan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, de uitvoering van de keuring, bedoeld in artikel 4 van deze wet, in het betrokken slachthuis of de vismijn opschorten en de erkenning of registratie ervan opschorten vanaf de vijftiende werkdag volgend op die waarop de ingebrekestelling bij ter post aangetekende brief werd betekend.
De ingebrekestelling herneemt de tekst van het voorgaande lid.
De ministeriële beslissingen nemen van rechtswege een einde op de werkdag volgend op die waarop de verschuldigde rechten effectief op de rekening van het Instituut voor veterinaire keuring werden gecrediteerd; "
Art.96. Artikel 1, § 2, 3°, b), van de wet van 14 juli 1994 betreffende de financiering van het Instituut voor veterinaire keuring wordt vervangen door de volgende bepaling:
" b) de vis, het gevogelte en het wild, bedoeld in artikel 1, §§ 2 en 3 van de voornoemde wet van 15 april 1965 met uitzondering van het gekweekt wild, en wat de toepassing van de artikelen 3, § 2, 3bis, § 2 en 4, § 2 van deze wet betreft, vis, gevogelte en wild in gekookte toestand en bereidingen welke deze produkten bevatten, conserven daarbij inbegrepen, afkomstig uit derde landen. "
Art.97. In dezelfde wet wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidend als volgt:
" Art. 3bis, § 1. Het bedrag van de rechten dat geïnd wordt bij het ter keuring aanbieden van vrij wild, is per bezoek van de keurder vastgesteld op 304 frank, vermeerderd met:
1° vrij vederwild tot 3 kg levend gewicht: 0,26 frank per dier;
2° vrij vederwild tot 7 kg levend gewicht, alsmede haarwild: 1,78 frank per dier;
3° vrij vederwild boven 7 kg levend gewicht, struisvogels uitgezonderd: 7,96 frank per dier;
4° tweehoevig wild, met uitzondering van reeën, damherten en everzwijnen: 243 frank per dier;
5° everzwijnen, reeën en damherten: 140 frank per dier;
6° struisvogels: 243 frank per dier.
§ 2. Het bedrag van de rechten dat geïnd wordt bij de invoer van produkten die afkomstig zijn van vrij wild is vastgesteld op 0,84 frank per kg.
§ 3. De artikelen 6 tot 11 zijn op overeenkomstige wijze van toepassing op de rechten bedoeld in dit artikel.
Art.98. Aan artikel 6 van dezelfde wet wordt een § 4 toegevoegd luidend als volgt:
" § 4. De rechten bedoeld in artikel 2, § 1 van deze wet worden verhoogd met 600 frank voor dieren waarvan de identificatiegegevens ontbreken, ongeldig zijn of niet overeenstemmen met het aangeboden dier. "
Art.99. In artikel 11, §1, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden " aan het wettelijk tarief vervangen door de woorden " van 12 %".
Art.100. Artikel 15, derde lid van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling:
" Deze wet houdt op van kracht te zijn op de datum van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 6 van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel en van artikel 6 van de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel. "
Art.101. De artikelen 96 tot 99 van deze wet treden in werking op 1 januari 1996.
TITEL IV. - SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN.
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art.102. Artikel 10, § 2,5°, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd door de wet van 14 december 1989, wordt vervangen door de volgende tekst:
" 5° de gevallen waarin, ingevolge het niet bestaan van de bijdrageplicht, geen verplichting tot aansluiting bestaat of waarin, ingevolge insolvabiliteit, kan worden afgezien van ambtshalve aansluiting bij de Nationale Hulpkas bedoeld bij artikel 20, § 3. "
Art.103. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1970, 12 juli 1972, 6 februari 1976, 31 maart 1987, 30 december 1992, 6 augustus 1993 en 30 maart 1994, en bij het koninklijk besluit nr. 507 van 31 december 1986, wordt een § 2ter ingevoegd, luidend als volgt:
" § 2ter. Voor de toepassing van deze paragraaf dient te worden verstaan onder:
a) " de Minister ": de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft;
b) " het Bestuur ": het Bestuur van het sociaal statuut der zelfstandigen van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, opgericht bij koninklijk besluit van 28 november 1994 houdende oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;
c) " de directeur-generaal ": de directeur-generaal van het onder b) genoemde Bestuur;
d) " het Rijksinstituut ": het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen bedoeld bij artikel 21 van dit besluit.
Onverminderd de toepassing van § 2, derde lid, 3°, van dit artikel, kan de directeur-generaal de sociale verzekeringskassen bij wijze van sanctie de betaling van een geldsom opleggen in volgende gevallen:
1° wanneer een sociale verzekeringskas geen of onvoldoende gevolg geeft aan de richtlijnen, nota's of opdrachten die door de Minister, het Bestuur of het Rijksinstituut geformuleerd worden in toepassing van dit besluit;
2° wanneer een sociale verzekeringskas geen of onvoldoende gevolg geeft aan de door de Minister, het Bestuur of het Rijksinstituut naar aanleiding van het onderzoek van individuele gevallen geformuleerde opmerkingen in toepassing van dit besluit.
De directeur-generaal kan deze sanctie opleggen mits een voorafgaande ingebrekestelling bij ter post aangetekend schrijven. Dergelijke ingebrekestelling is evenwel niet vereist indien in voormelde richtlijnen, nota's, opdrachten of opmerkingen een termijn of een vaste datum werd bepaald met het oog op het vervullen van de erin bepaalde verplichtingen.
Voornoemde sanctie wordt uitgedrukt in een percentage van de werkingskosten die de betrokken sociale verzekeringskas heeft ontvangen in de loop van het tweede kalenderkwartaal voorafgaand aan datgene in de loop waarvan het te sanctioneren feit werd vastgesteld.
Het percentage bedraagt:
- 0,25 % in de in het tweede lid, 1° bedoelde gevallen, met een minimum van 50.000 fr. en een maximum van 250.000 fr.;
- 0,10 % in de in het tweede lid, 2°, bedoelde gevallen, met een minimum van 10.000 fr. en een maximum van 60.000 fr.
Deze sommen dienen door de sociale verzekeringskas betaald te worden met de opbrengst van de bijdragen die bestemd zijn om de werkingskosten te dekken.
Tegen deze beslissing van de directeur-generaal is beroep mogelijk bij de Minister.
De opbrengst van deze sancties wordt toegewezen aan het Fonds voor het financieel evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoeld in artikel 21bis van dit besluit.
De Koning bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van deze paragraaf. "
Art.104. In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1970, 12 juli 1972, 6 februari 1976, 31 maart 1987, 30 december 1992, 6 augustus 1993 en 30 maart 1994, en bij het koninklijk besluit nr. 507 van 31 december 1986, wordt een § 4bis ingevoegd, luidend als volgt:
"§ 4bis. De Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt jaarlijks het bedrag per aangeslotene dat de in § 1 bedoelde kassen, evenals de in § 3 bedoelde Nationale Hulpkas, ten laste van hun werkingskosten moeten doorstorten aan het in § 2ter bedoelde Rijksinstituut, tot vergoeding van de informaticakosten die dit Instituut voor hen heeft gemaakt. "
HOOFDSTUK II. - Gezinsbijslag.
Art.105. Een artikel 4bis, luidend als volgt, wordt in de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen ingevoegd:
" Art. 4bis. In de geschillen betreffende de kinderbijslag ten voordele van de zelfstandigen, waarin een medisch expert wordt aangewezen door het bevoegde arbeidsgerecht, worden de voorschotten, erelonen en kosten die zijn opgenomen in de nota die de expert opstelt overeenkomstig de bepalingen van het gerechtelijk Wetboek, opgegeven met toepassing van het door de Koning vastgestelde tarief. "
HOOFDSTUK III. - Bijdrage ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen.
Art.106. Artikel 79, 2°, van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen wordt vervangen door de volgende tekst:
" 2° onder welke voorwaarden de bijdrage verhoogd wordt wanneer de vennootschappen de door of krachtens dit hoofdstuk opgelegde verplichtingen niet of met vertraging nakomen, met dien verstande dat deze verhogingen een totaal bedrag van 18.000 frank niet mogen overschrijden; "
Art.107. Artikel 79 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt:
" 5° de gevallen waarin de toepassing van de verhogingen bedoeld onder 2° kan worden verzaakt. "
Art.108. Artikel 94 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen wordt aangevuld als volgt:
" 10° de gevallen waarin de toepassing van de verhogingen bedoeld in artikel 93 kan worden verzaakt. "
HOOFDSTUK IV. - Rijkstoelage.
Art.109. In afwijking van artikel 6, § 1, eerste lid, 2°, en tweede lid van de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, wordt de rijkstoelage voor het begrotingsjaar 1996 vastgesteld op 4.983,1 miljoen frank.
Art.110. In artikel 42, 2°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, gewijzigd bij de wetten van 15 mei 1984, 7 november 1987, 30 december 1988, 22 december 1989, 29 december 1990, 26 juni 1992, 30 december 1992 en 30 maart 1994 worden de woorden " 10.736,2 miljoen frank " vervangen door de woorden " 10.789,2 miljoen frank ".
Art.111. In afwijking van artikel 43 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 6 februari 1976, wordt de Rijkssubsidie bedoeld in artikel 42, 2°, van hetzelfde besluit, voor elk van de jaren 1995 en 1996, beperkt tot het bedrag van 22.600 miljoen frank.
HOOFDSTUK V. - Slotbepaling.
Art.112. De bepalingen van deze titel treden in werking op 1 januari 1996 met uitzondering van artikel 110 en 111 die in werking treden op 1 januari 1995.
TITEL V. - PENSIOENEN EN RENTEN WERKNEMERS.
HOOFDSTUK I. - Pensioenen.
Art.113. Een artikel 3bis luidend als volgt, wordt in het Koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, ingevoegd :
" Art. 3bis.
De in artikel 1 bedoelde pensioenen gaan daadwerkelijk en voor de eerste maal in wanneer het voordeel wordt betaald. In geval van uitbetaling van vervallen achterstallen, wordt enkel de vervaldatum in aanmerking genomen. "
Art.114. Artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 maart 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Art. 42.De Rijksdienst voor pensioenen wordt beheerd door een Beheerscomité dat samengesteld is uit:
1° een voorzitter;
2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, die alleen stemgerechtigd zijn.
Het aantal effectieve en plaatsvervangende leden van het beheerscomité wordt door de Koning vastgesteld na advies van de werkgevers- en werknemersorganisaties, die geroepen zijn om kandidaten voor te dragen. ".
HOOFDSTUK II. - Renten.
Art.115. Wat de renten betreft voorzien in de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, die ingaan ten vroegste van 1 januari 1996 af, wordt, niettegenstaande alle andersluidende bepalingen, de mogelijkheid tot het bekomen van de uitbetaling in geld van ten hoogste drie zevenden van de gekapitaliseerde waarde van de rente opgeheven.
De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de wetgevingen opgenomen in artikel 1 van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelstels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, zoals onder andere gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 415 van 16 juli 1986 en de wet van 30 december 1988, opheffen of wijzigen teneinde deze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit artikel.
Art.116. In afwijking van artikel 8 van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, worden aan de Rijksdienst voor pensioenen overgedragen:
- voor het dienstjaar 1996 de wiskundige reserves met betrekking tot de voordelen die kunnen ingaan tijdens het jaar 1996;
- vanaf het dienstjaar 1996 de wiskundige reserves met betrekking tot de door de vrouwen die de leeftijd van 61 jaar hebben bereikt niet opgevraagde voordelen.
Art.117. Voor het dienstjaar 1996 wordt de last van de indexering die voortvloeit uit de toepassing van artikel 36 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers ten laste gelegd van het kapitalisatiestelsel ingericht in het raam van de wetten betreffende de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood bij de Rijksdienst voor pensioenen, ten belope van 2,8 miljard frank en dit niettegenstaande elke andersluidende bepaling.
Art.118. De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de uitvoeringsmodaliteiten van dit hoofds
uk.
HOOFDSTUK III. - Vergoedingspensioenen.
Art.119. Artikel 52, § 4 van de samengeordende wetten op de vergoedingspensioenen wordt aangevuld met het volgende lid:
" De bepalingen van het vorige lid doen echter geen afbreuk aan de toepassing van de bepalingen van artikel 136, § 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 ".
Art.120. Deze Titel heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1
96.
TITEL VI. - ECONOMISCHE ZAKEN.
Art.121. In artikel 314 van de programmawet van 22 december 1989, wordt een § 4 ingevoegd luidend als volgt:
"§ 4. De Minister kan tevens prijsverminderingen t.a.v. bestaande geneesmiddelen opleggen onder de voorwaarden door de Koning vastgesteld ".
Art. 122. Artikel 317 van de programmawet van 22 december 1989, wordt aangevuld als volgt:
" Deze prijzen mogen lager zijn dan de prijzen toegepast op de datum van zijn beslissing ".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 december 1995.
ALBERT
Van Koningswege:
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Economie,
E. DI RUPO
De Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY
De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN
De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen,
K. PINXTEN
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
S. DE CLERCK