Details





Titel:

2 MEI 1995. - Bijzondere wet betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-07-1995 en tekstbijwerking tot 30-12-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2004021083 



Artikels:

Artikel 1.Deze wet is van toepassing op :
  1. de leden van de Vlaamse Regering, van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Regering van het Waalse Gewest alsmede de leden en staatssecretarissen van de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
  2. de leden van (het Vlaams Parlement), van (het Waals Parlement), van (het Parlement van de Franse Gemeenschap) en van (het Brussels Hoofdstedelijk Parlement); <W 2006-03-27/33, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 21-04-2006>
  3. de ambtenaren-generaal van de gemeenschapsen gewestministeries en de administrateurs-generaal van de instellingen van openbaar nut waarover de gemeenschappen of de gewesten voogdij uitoefenen. (Voor de toepassing van deze bijzondere wet wordt onder ambtenaren-generaal verstaan de ambtenaren bekleed met een van de graden van de rangen 16 en 17 of een daarmee gelijkwaardige rang; in de instellingen waarover de gemeenschappen of de gewesten het toezicht uitoefenen en waarin geen enkele persoon de titel van administrateur-generaal voert, is de wet van toepassing op de leidend ambtenaar;) <W 2004-06-26/30, art. 12, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  4. [2 de leden die in die hoedanigheid rechtstreeks of onrechtstreeks een vergoeding ontvangen, van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités :
   a) van de intercommunale en interprovinciale verenigingen;
   b) van de rechtspersonen waarop een overheid of verschillende overheden samen rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed uitoefenen :
   - door ofwel met deze rechtspersonen een beheerscontract of bestuursovereenkomst af te sluiten;
   - door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, beheers- of directieorgaan aan te wijzen of door een of meerdere personen aan te wijzen die het toezicht in hun midden moeten uitoefenen;
   - door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van het geplaatst kapitaal te bezitten;
   - door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, te beschikken over de meerderheid van de stemmen verbonden aan de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen;]2
  [2 4/1. de regeringscommissarissen en de leden van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités van een rechtspersoon die er door een beslissing van een overheid deel van uitmaken en hiervoor rechtstreeks of onrechtstreeks een vergoeding ontvangen;]2
  5. de kabinetschefs en adjunct-kabinetschefs van de ministeriële kabinetten van de gewest- en gemeenschapsregeringen, met inbegrip van de Regering en de staatssecretarissen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inbegrepen, met uitzondering evenwel van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap (, en met inbegrip van de regeringscommissarissen). <W 2004-06-26/30, art. 12, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (6. de provinciegouverneurs, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, [1 ...]1 en vice-gouverneur van het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad;
  7. de leden van de bestendige deputaties;
  8. de burgemeesters, de schepenen en de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;) <W 2007-06-03/67, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 07-07-2007>
  [3 8/1. de uitoefenaars van uitvoerende mandaten van de binnengemeentelijke territoriale organen bedoeld in artikel 41 van de Grondwet;]3
  [2 9. de met het uitbrengen van adviezen inzake beleid, politieke strategie en communicatie belaste medewerkers van de kabinetten van de leden van de regeringen van de gewesten en gemeenschappen.]2
  [2 Onder regeringscommissarissen in de zin van het eerste lid, 4/1, wordt verstaan elkeen die, ongeacht de benaming van zijn mandaat, namens de regering controle uitoefent om te beletten dat de wet wordt geschonden of het algemeen belang geschaad.]2
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/54, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<W 2018-10-14/13, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<W 2022-06-01/03, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 27-06-2022>

Art.2.§ 1. (De personen die in de loop van een jaar een in artikel 1 bedoeld ambt of mandaat uitoefenen, dienen vóór 1 [1 oktober]1 van het daaropvolgende jaar een [1 ...]1 aangifte in waarin ze melding maken van alle mandaten, leidende ambten of beroepen, van welke aard ook, die ze tijdens het eerstbedoele jaar hebben uitgeoefend, zowel in de overheidssector als voor rekening van enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, feitelijke instelling of vereniging die in België of in het buitenland gevestigd is.) <W 2004-06-26/30, art. 13, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  [2 Het eerste lid is niet van toepassing op de burgemeesters, de leden van de bestendige deputaties, de schepenen en de voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, en op de uitoefenaars van uitvoerende mandaten van de binnengemeentelijke territoriale organen bedoeld in artikel 41 van de Grondwet die, in het jaar dat volgt op dat van de verkiezingen, hun mandaat enkel hebben uitgeoefend in afwachting van de installatie van hun opvolger.]2
  [1 Deze aangifte vermeldt het brutobedrag op jaarbasis dat rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend als vergoeding voor de mandaten en ambten bedoeld in artikel 1, 1. tot 4/1.
   De aangifte vermeldt de grootteorde van het brutobedrag op jaarbasis dat rechtstreeks of onrechtstreeks wordt toegekend als vergoeding voor alle andere mandaten, leidende ambten of beroepen dan deze bedoeld in artikel 1, 1. tot 4/1. De gehanteerde vork is opgebouwd als volgt :
   1. niet vergoed;
   2. tussen 1 en 5 000 euro bruto per jaar;
   3. tussen 5 001 en 10 000 euro bruto per jaar;
   4. tussen 10 001 en 50 000 euro bruto per jaar;
   5. tussen 50 001 en 100 000 euro bruto per jaar;
   6. meer dan 100 000 euro bruto per jaar, waarbij men het bedrag vermeldt afgerond op het dichtstbijzijnde honderdduizendtal.
  [3 Voor de toepassing van deze wet worden opzeg-, afscheids- en uittredingsvergoedingen niet beschouwd als vergoedingen die worden toegekend voor de uitoefening van een mandaat, leidend ambt of beroep bedoeld in artikel 1.]3
   Elk jaar worden de bedragen [3 van de vorken]3 geïndexeerd, op basis van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de hiernavolgende formule: het nieuwe bedrag = basisbedrag x nieuw indexcijfer/aanvangsindexcijfer, waarbij :
   a) het basisbedrag het bedrag is dat geldig is voor jaar x;
   b) het aanvangsindexcijfer het indexcijfer is van de maand oktober van het jaar x-1;
   c) het nieuwe indexcijfer het indexcijfer is van de consumptieprijzen van de maand oktober van het jaar x.
   De bedragen worden afgerond op de euro, waarbij bedragen van 50 cent of hoger worden afgerond naar de hogere euro, beneden de 50 cent naar de lagere euro. De aldus geïndexeerde bedragen worden van kracht op 1 januari van het jaar x+1.]1
  Deze aangifte wordt op erewoord juist en oprecht verklaard [1 ...]1.
  § 2. Het Rekenhof ziet er op toe dat de in § 1 bedoelde lijst [3 ...]3 [1 op de website van het Rekenhof]1 wordt bekendgemaakt op de wijze bepaald door de bijzondere wet bedoeld in artikel 5.
  ----------
  (1)<W 2018-10-14/13, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2022-06-01/03, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 27-06-2022>
  (3)<W 2022-12-21/12, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.3.§ 1. [1 De personen die in de loop van een jaar een in artikel 1 bedoeld ambt of mandaat uitoefenen [2 uitgezonderd deze bedoeld in artikel 1, 4., 4/1. en 9.]2, dienen onder gesloten omslag vóór 1 [2 oktober]2 van het daaropvolgende jaar een vermogensaangifte betreffende de staat van hun vermogen op 31 december van het eerstbedoelde jaar in, die zij op hun erewoord juist en oprecht verklaren.
   Deze verplichting geldt niet wanneer er zich in de loop van het voorafgaande jaar geen aanvaarding van een ambt, benoeming tot een mandaat of beëindiging van een ambt of mandaat zoals bedoeld in artikel 1 heeft voorgedaan.
   In afwijking van het tweede lid dienen de personen die benoemd zijn voor een onbepaalde periode of een periode van meer dan zes jaar, vóór 1 [2 oktober]2 van het zesde jaar na dat van hun benoeming en vóór 1 [2 oktober]2 van ieder daaropvolgende zesde jaar, een nieuwe vermogensaangifte in betreffende de staat van hun vermogen op 31 december van het vijfde jaar na dat van hun benoeming en op 31 december van ieder daaropvolgende vijfde jaar.]1
  [1 De vermogensaangifte]1 vermeldt alle [3 schulden en]3 schuldvorderingen (zoals bankrekeningen, aandelen en obligaties), alle onroerende goederen, alsmede alle waardevolle roerende goederen zoals antiquiteiten en kunstwerken.
  § 2. [1 ...]1.
  § 3. Het Rekenhof staat borg voor de absolute vertrouwelijkheid van die documenten, die het onder (gesloten) omslag moet bewaren. <W 2004-06-26/30, art. 14, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (De personeelsleden van het Rekenhof en elke bewaarder of houder van de vermogensaangifte zijn gehouden tot het beroepsgeheim, zoals bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.) <W 2004-06-26/30, art. 14, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  § 4. Alleen een onderzoeksrechter is gemachtigd de aangifte van een persoon bedoeld in artikel 1 in te zien in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dat tegen die persoon wordt gevoerd uit hoofde van zijn mandaat of functie.
  § 5. (...) Na een periode van vijf jaar, die een aanvang neemt bij het verstrijken van het laatste mandaat of ambt dat door een in artikel 1 bedoelde persoon wordt uitgeoefend, worden de in de [1 § 1]1 bedoelde vermogensaangiften [3 vernietigd]3 op de wijze bepaald in artikel 5. <W 2004-06-26/30, art. 14, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  (§ 6. De in [1 § 1]1 bedoelde vermogensaangiften van overleden personen worden vernietigd na verloop van een periode van een maand te rekenen van de dag van het overlijden.) <W 2004-06-26/30, art. 14, 002 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  ----------
  (1)<W 2009-03-12/38, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<W 2018-10-14/13, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<W 2022-12-21/12, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.4. De in artikel 1 bedoelde personen dienen de in de artikelen 2 en 3 bedoelde aangiften in op de griffie van het Rekenhof.

Art.5.De wijze waarop de in de artikelen 2 en 3 bedoelde aangiften worden opgesteld, [1 neergelegd, gecontroleerd en vernietigd]1 wordt bij bijzondere wet geregeld.
  ----------
  (1)<W 2022-12-21/12, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.6.§ 1. De krachtens artikel 194 van her Strafwetboek vigerende straffen op valsheid in geschriften en het gebruik van valse stukken, zijn van toepassing op de aangiften bedoeld in de artikelen 2 en 3.
  § 2. Met geldboete van 100 tot 1 000 [1 euro]1 wordt gestraft, eenieder die heeft nagelaten de aangiften bepaald in de artikelen 2 en 3 in te dienen. [1 Bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van een in kracht van gewijsde gegane veroordeling wegens overtreding van deze paragraaf of van artikel 6, § 2, van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, wordt deze boete verdrievoudigd en wordt een ontzetting uit het recht om verkozen te worden voor een periode van vijf jaar uitgesproken.]1
  § 3. De lijst van de personen die de aangiften bedoeld in de artikelen 2 en 3 niet hebben ingediend, wordt [2 ...]2 [1 op de website van het Rekenhof]1 bekendgemaakt tegelijkertijd met de lijst van de mandaten zoals die is bepaald in artikel 2, § 2.
  ----------
  (1)<W 2018-10-14/13, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<W 2022-12-21/12, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 7.[1 § 1. Het Rekenhof deelt, in geval van overtreding van deze wet en de bijzondere wet van 26 juni 2004 tot uitvoering en aanvulling van de bijzondere wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen, zijn grieven mee aan de overtreder, alsook het beoogde bedrag van de administratieve geldboete en de mogelijkheid om beroep aan te tekenen.
   De administratieve geldboete bedraagt 100 tot 1 000 euro en wordt verdrievoudigd in geval van een nieuwe overtreding van de in het eerste lid vermelde bijzondere wetten binnen drie jaar na een veroordeling krachtens artikel 6, § 2. De geldboete komt toe aan de Schatkist.
   § 2. Indien de feiten zowel een strafrechtelijke als een administratiefrechtelijke overtreding vormen, wordt het origineel van het proces-verbaal toegestuurd aan de procureur des Konings. De procureur des Konings beschikt over een termijn van één maand, te rekenen van de dag van de ontvangst van het origineel van het proces-verbaal, om het Rekenhof in te lichten dat een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek werd opgestart of een strafrechtelijke vervolging werd ingesteld. Deze mededeling doet de mogelijkheid vervallen voor het Rekenhof om een administratieve geldboete op te leggen. Voor het verstrijken van deze termijn kan het Rekenhof geen administratieve geldboete opleggen, behoudens voorafgaande mededeling door de procureur des Konings dat deze geen gevolg aan het feit wenst te geven. Na het verstrijken van deze termijn kunnen de feiten enkel nog administratiefrechtelijk worden gesanctioneerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-10-14/13, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>