7 APRIL 1995. - Koninklijk besluit ter uitvoering van artikel 21 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Aanwending en verdeling van de bijdragen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 3
Afdeling 2. - Opvolgingskosten.
Art. 4
Afdeling 3. - Begeleidingskosten.
Art. 5
Afdeling 4. - Kosten voor de beroepsopleiding.
Art. 6
Afdeling 5. - Afrekening.
Art. 7
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 8-9
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
1° het begeleidingsplan : het plan bedoeld in hoofdstuk II, beginselen, van titel I van het samenwerkingsakkoord van 7 april 1995 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan;
2° het Evaluatiecomité : het comité bedoeld in titel III, slotbepalingen, van het samenwerkingsakkoord van 7 april 1995 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan;
3° de wet : de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling;
4° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
5° de bijdragen : de bijdragen bedoeld in artikel 19 en 20 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.
Art.2. Dit besluit bepaalt de nadere regels voor de aanwending en de verdeling van de opbrengst van de bijdragen bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de wet onder de openbare instellingen belast met de arbeidsbemiddeling, de beroepsopleiding of de controle van de werklozen.
HOOFDSTUK II. - Aanwending en verdeling van de bijdragen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.3. De Minister verdeelt volgens de bijzondere regels voorzien in dit hoofdstuk per kwartaal de bijdragen onder de vorm van voorschotten onder de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi", de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en "l'Institut Bruxellois francophone pour la formation professionnelle". De uitbetalingen gebeuren tijdens de maanden mei, augustus en november.
De uitbetalingen komen op jaarbasis overeen met de volgende bedragen :
- maximum 200 miljoen als opvolgingskosten voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;
- maximum 1 000 miljoen als begeleidingskosten voor de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, "Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi" en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;
- maximum 800 miljoen als kosten voor beroepsopleiding voor de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi" en "l'Institut Bruxellois francophone pour la formation professionnelle".
Indien de per kwartaal geïnde bijdragen lager zijn dan de bedragen die nodig zijn voor de per kwartaal overeengekomen uitbetalingen, worden deze uitbetalingen proportioneel verminderd ten belope van het tekort.
Het overblijvende saldo wordt toegevoegd aan de uitbetalingen van de volgende kwartalen.
Afdeling 2. - Opvolgingskosten.
Art.4. Aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt per kwartaal een bedrag van maximum 50 miljoen frank toegekend voor de opvolging van het begeleidingsplan.
Afdeling 3. - Begeleidingskosten.
Art.5. § 1. Aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi" en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling wordt per kwartaal een bedrag van maximum 250 miljoen frank toegekend voor de begeleiding van de in het begeleidingsplan omschreven werklozen.
§ 2. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld :
1° een vast gedeelte ten belope van 90 % wordt aan de voornoemde instellingen toegekend op basis van hun aandeel in het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen behorend tot de doelgroep van het begeleidingsplan gedurende het voorafgaand kalenderjaar.
2° Het saldo ten belope van 10 % wordt aan de voornoemde instellingen toegekend op variabele basis van hun aandeel in het totaal aantal begeleidingsplannen afgesloten gedurende het voorafgaande kwartaal en onder de voorwaarde van goedkeuring hiervan door het Evaluatiecomité.
Het Evaluatiecomité keurt in de loop van de maand voorafgaand aan de maanden van uitbetaling voorzien in artikel 3 het volgende overzicht goed, bestaande uit drie gedeelten :
a) een stand van zaken betreffende de uitvoering van de gegevenstransfer inzake de weigering van werk, van een opleiding evenals de gevallen van onbeschikbaarheid voor de arbeidsmarkt;
b) het reële aantal gerealiseerde begeleidingsplannen die aanleiding gegeven hebben tot een tewerkstelling, een opleiding, een zonder gevolg beëindigd plan of een uitwisseling van gegevens;
c) het aantal uren beroepsopleiding gevolgd door de werklozen waarvan het begeleidingsplan voorziet in dergelijke opleiding.
§ 3. Indien het Evaluatiecomité geen overzicht goedkeurde zoals voorzien in voorgaande paragraaf, kan de Minister het in paragraaf 2 voorziene bedrag afzonderlijk toekennen.
Afdeling 4. - Kosten voor de beroepsopleiding.
Art.6. Aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroeps- opleiding, "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi" en "l'Institut Bruxellois francophone pour la formation professionnelle" wordt per kwartaal een bedrag van maximum 200 miljoen frank toegekend voor begeleidingsplannen met als inhoud het verstrekken van een bijkomende beroepsopleiding, ten voordele van personen die een begeleidingsovereenkomst ondertekenden.
Dit jaarlijks bedrag van maximum 800 miljoen frank wordt als volgt verdeeld :
- 390 000 000 F maximum wordt aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding toegekend; dit bedrag omvat de opleidingen van de Vlaamse Gemeenschap verstrekt in het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- 330 000 000 F maximum wordt aan "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi" toegekend, waarvan 13 840 000 F maximum voor de beroepsopleiding in de Duitstalige Gemeenschap;- 80 000 000 F maximum voor "l'Institut Bruxellois francophone pour la formation professionnelle".
In de loop van de maand voorafgaand aan de kwartalen van uitbetaling, voorzien in artikel 3, bezorgen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi" en "l'Institut Bruxellois francophone pour la formation professionnelle" aan het Evaluatiecomité een overzicht. Dit overzicht bevat het aantal en de identiteit van de personen die een beroepsopleiding zoals bedoeld in het eerste lid volgen evenals de aard en de organisator van deze opleiding.
Afdeling 5. - Afrekening.
Art.7. § 1. De Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, "l'Office communautaire et régional de la formation professionnelle et de l'emploi", de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en "l'Institut Bruxellois francophone de la formation professionnelle" bezorgen aan de Minister na elk kalenderkwartaal een door hun leidend ambtenaar voor echt verklaard en ondertekende schuldvordering op eer inzake de, naargelang het geval, aanvraag tot betaling van het voorschot of de in dat kwartaal verrichte uitgaven met betrekking tot het begeleidingsplan.
§ 2. De in het § 1 vernoemde instellingen maken ten laatste in de eerste maand van het tweede kwartaal volgend op het kwartaal waarop de uitgaven betrekking hebben, alle verantwoordingsstukken, inclusief schuldvorderingen op eer over aan de Minister.
§ 3. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt wat moet verstaan worden onder verantwoordingsstukken en kan ook de nadere voorwaarden en/of modaliteiten bepalen noodzakelijk voor de goede uitvoering van dit koninklijk besluit.
§ 4. Wanneer vastgesteld wordt dat een te hoog bedrag uitgekeerd werd, wordt dit in mindering gebracht het daaropvolgende kwartaal.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1995.
Art. 9. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET