Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 APRIL 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming wat de vaststelling van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia betreft.



Inhoudstafel:


Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N1-2N1, N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1946021151 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 103sexies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, hierna reglement genoemd, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 november 1987 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° punt 4. b) wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "b) het naleven van de in dit reglement opgenomen grenswaarden en van de in bijlage II bij dit hoofdstuk vastgestelde grenswaarden;"
  2° in punt 4. c) wordt het woord "bijlage" vervangen door de woorden "bijlage I".
  3° punt 5. wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 5. beschermingsmaatregelen, onder meer toepassing van passende arbeidsprocédés en -methoden, en een passende arbeidsorganisatie;"

Art.2. De bijlage bij titel II, hoofdstuk IIbis van hetzelfde reglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 december 1991, wordt vervangen door bijlage I gevoegd bij dit besluit.

Art.3. Titel II, hoofdstuk IIbis, van hetzelfde reglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 november 1987 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 december 1991 en 14 september 1992 wordt aangevuld met bijlage II gevoegd bij dit besluit.

Art.4. In artikel 148decies 2.2., § 1, derde lid van hetzelfde reglement, wordt het punt a) gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 oktober 1973, vervangen door de volgende tekst .
  "a) de lucht van de werklokalen dient regelmatig te worden gecontroleerd om het concentratieniveau van de verontreinigende stoffen in deze lokalen zo laag mogelijk te houden."

Art.5. Artikel 183quinquies 3, van hetzelfde reglement ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 april 1972, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 183quinquies 3. Het is verboden werknemers beneden 18 jaar aan werkzaamheden te werk te stellen waarbij uit de beoordeling niet kan worden vastgesteld dat de grenswaarden voor de volgende scheikundige agentia voortdurend worden nageleefd :
  - gesmolten lood en loodlegeringen met uitzondering van soldeersel;
  - stof van lood en van loodverbindingen aangewend in de fabrieken en reparatiewerkplaatsen van loodaccumulatoren;
  - loodhoudende verfstoffen aangebracht met het pistool of door elektrostatische procédés;
  - kwik en kwikverbindingen;
  - koolstofdisulfide;
  - arseenverbindingen;
  - fluor en fluorverbindingen;
  - benzeen;
  - tetrachloorkoolstof, 1,1,2,2-tetrachloorethaan en pentachloorethaan.
  De vaststelling van voortdurende naleving van de grenswaarde kan slechts worden gedaan, wanneer het arbeidsproces zo is opgevat dat over een lange periode de grenswaarde met overschreden wordt. Dit is het geval van zodra aan één van de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° wanneer het arbeidsproces als dusdanig door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid wordt erkend;
  2° wanneer door automatische continue meting met een daaraanverbonden alarmsysteem en hieraan gekoppelde maatregelen verzekerd wordt dat de grenswaarden niet overschreden worden;
  3° wanneer uit de metingen blijkt dat de concentraties niet hoger liggen dan één vierde van de grenswaarde voor 8 uur, terwijl terzelfdertijd de grenswaarden voor korte duur worden nageleefd."

Art.6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 11 april 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET

BIJLAGE.
Art. N1. Bijlage I bij titel II, hoofdstuk IIbis. Referentiemethode bedoeld in artikel 103sexies, 4, c) :

Art. 1N1. A. Definities
  I. Deeltjes in suspensie1. Fysisch-chemische definitiesa) Stof: een suspensie van vaste stoffen in de lucht die wordt veroorzaakt door mechanische processen of door wervelingen.b) Rook : een suspensie van vaste stoffen in de lucht die ontstaat door thermische en/of chemische processen.c) Mist : een suspensie van vloeistoffen in de lucht die wordt veroorzaakt door condensatie of door dispersie.2. definitie van deeltjesgroepen vanuit arbeidsgeneeskundigen toxicologisch oogpunt :a) Stof bestaat, evenals rook en mist, uit deeltjes in suspensie.
  Om de risico's voor de gezondheid te beoordelen die samenhangen met de deeltjes in suspensie, moet niet alleen rekening worden gehouden met het aan elk agens eigen schadelijke effect, de concentratie en de duur van de blootstelling, maar ook met de grootte van de deeltjes.
  b) Van de totale hoeveelheid deeltjes in suspensie in de ademzone van de werknemer, wordt slechts een deel geïnhaleerd. Dit deel wordt de inhaleerbare fractie genoemd.
  Van doorslaggevend belang hierbij zijn de inademingssnelheden bij de neus en de mond, alsmede de luchtstromingsvoorwaarden om het hoofd.
  c) De inhaleerbare fractie kan zich, naar gelang van de grootte van de deeltjes, afzetten in verschillende delen van het ademhalingsstelsel.
  De afzetting van de deeltjes bepaalt in essentiële mate de plaats waar het schadelijke effect optreedt en de aard van dit effect.
  Het deel van de inhaleerbare fractie dat in de alveolen doordringt, wordt de inadembare fractie genoemd.
  De inadembare fractie is van bijzonder belang vanuit het oogpunt van de arbeidsgeneeskunde.
  II. Grenswaarde.
  Dit punt heeft geen betrekking op de grenswaarden voor de biologische indicatoren.
  a) De grenswaarde is de maximale concentratie van een chemisch agens, als tijdgewogen gemiddelde over een referentieperiode, waarboven geen enkele werknemer mag worden blootgesteld Onder blootstelling wordt verstaan de aanwezigheid van een chemisch agens in de ademzone van de werknemer.
  De ademzone is een halve sfeer met een diameter van 30 cm die zich situeert voor het aangezicht. Het centrum van deze sfeer ligt op het middelpunt van een lijn die de oren verbindt. De basis van de hemisfeer ligt in het vlak van deze lijn, het hoogste punt van het hoofd en het strottehoofd. Deze definitie is niet toepasbaar wanneer ademhalingsbescherming gebruikt wordt.
  De referentieperiode is 8 uur behoudens andersluidende specificatie.
  b) Voor bepaalde agentia kan ook een grenswaarde voor kortstondige blootstelling van 15 minuten vastgesteld worden.
  In dit geval mogen blootstellingen boven de numerieke waarde van de over acht uur gewogen grenswaarde slechts vier maal per dag gedurende perioden van vijftien minuten voorkomen. Tussen deze perioden met verhoogde blootstelling moeten minstens zestig minuten verlopen.
  c) Voor sommige agentia kunnen grenswaarden met een referentieperiode vastgesteld worden waarvan de duur verschilt van de hierboven vermelde. Deze referentieperiodes worden dan expliciet vermeld in bijlage II. Voor meettechnische controles wordt in dat geval verwezen naar de over die referentieperiode gewogen concentratie.
  d) Wanneer werknemers worden blootgesteld volgens een patroon dat duidelijk afwijkt van het normale (zoals een werkdag langer dan 8 uur, een werkweek langer dan 40 uur, meer dan 5 dagen per week) formuleert de arbeidsgeneesheer een gemotiveerd voorstel voor de in dat geval te hanteren grenswaarde. Dit voorstel wordt voor advies voorgelegd aan het comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen van de betrokken onderneming en gemeld aan de directie van de Medische Arbeidsinspectie van het gebied.
  e) De grenswaarde voor gassen en dampen wordt uitgedrukt in ml/m?
  (ppm), een waarde die onafhankelijk is van de toestandsgrootheden temperatuur en atmosferische druk, en ook in mg/m? bij een temperatuur van 20 °C en een druk van 101.3 kPa, een waarde die van die toestandsgrootheden afhankelijk is.
  De grenswaarde voor deeltjes in suspensie wordt uitgedrukt in mg/m?
  bij de heersende omstandigheden van druk en temperatuur op de arbeidsplaats. Alleen de inhaleerbare fractie wordt beschouwd tenzij anders vermeld in bijlage II.

Art. 2N1. B. Beoordeling van de blootstelling en meetstrategie. 1. Basiselementen.
  a) Indien de aanwezigheid van een of meer agentia in de vorm van gas, damp of deeltjes in suspensie in de lucht op de arbeidsplaats niet kan worden uitgesloten, moet de situatie worden beoordeeld om vast te stellen of de grenswaarden worden nageleefd.
  b) Bij deze beoordeling moeten er zorgvuldig gegevens worden verzameld over alle factoren die van invloed kunnen zijn op de blootstelling, bij voorbeeld :
  - de gebruikte of voortgebrachte agentia;
  - de activiteiten, de technische uitrustingen en de fabricageprocédés;
  - de verdeling in de tijd en in de ruimte van de concentraties van de agentia.
  c) Een grenswaarde wordt nageleefd indien uit de beoordeling blijkt dat de blootstelling de grenswaarde niet overschrijdt.
  Indien de verzamelde gegevens niet volstaan om op betrouwbare wijze vast te stellen of de grenswaarden worden nageleefd, moeten zij worden aangevuld met metingen op de arbeidsplaats.
  d) Blijkt uit de beoordeling dat een grenswaarde niet wordt nageleefd, dan :
  - moeten de oorzaken van de overschrijding worden vastgesteld en dienen er zo spoedig mogelijk maatregelen te worden uitgevoerd om verbetering te brengen in de situatie;
  - moet de situatie vervolgens opnieuw worden beoordeeld.
  e) Indien uit de beoordeling blijkt dat de grenswaarden worden nageleefd, moeten daarna met passende tussenpozen controlemetingen worden verricht.
  Hoe lichter de gemeten concentratie bij de grenswaarde ligt, hoe vaker deze controlemetingen, plaats moeten hebben.
  j) Indien uit de beoordeling blijkt dat de grenswaarden, gezien het soort arbeidsproces, op langere termijn worden nageleefd en een ingrijpende wijziging van de omstandigheden op de arbeidsplaats die tot een verandering van de blootstelling van de werknemers zou kunnen leiden, niet werd aangebracht, dan kan de frequentie van de controlemetingen om na te gaan of de grenswaarden worden nageleefd, worden verminderd.
  In dit geval dient op regelmatige tijdstippen de validering van de resultaten van deze beoordeling te worden uitgevoerd.
  g) Indien de werknemer gelijktijdig of achtereenvolgens aan verscheidene agentia wordt blootgesteld, dient daarmee rekening te worden gehouden wanneer wordt beoordeeld in hoeverre de gezondheid van de werknemer gevaar loopt.
  In dit geval wordt de inwerking van de agentia ervan als cumulatief beschouwd en moet de volgende formule toegepast worden :
  (Niet opgenomen om technische redenen, zie B. St. 14.06.1995, p. 17058).
  Deze formule wordt niet toegepast indien de wetenschappelijke gegevens een betere beoordeling van de blootstelling mogelijk maken.
  2. De personen die de metingen verrichten, dienen te beschikken over de vereiste kwalificaties en de noodzakelijke uitrusting.
  3. Eisen inzake de meetmethoden.
  a) De meetmethode moet resultaten opleveren die representatief zijn voor de blootstelling van de werknemer.
  b) Voor het bepalen van de blootstelling van de werknemer op de arbeidsplaats, moet zoveel mogelijk monsternemingsapparatuur op het lichaam van de werknemer worden gebruikt.
  Wanneer een groep werknemers op een zelfde plaats identieke op soortgelijke taken uitvoert en een gelijksoortige blootstelling ondergaat, mag de monsterneming binnen de groep worden verricht, zodanig dat deze representatief is.
  Vaste meetsystemen mogen worden gebuikt indien de meetresultaten het mogelijk maken de blootstelling van de werknemer op de arbeidsplaats te beoordelen.
  De monsters moeten zoveel mogelijk ter hoogte van de ademhalingsorganen en in de onmiddellijke nabijheid van de werknemer worden genomen.
  In twijfelgevallen dienen de metingen te worden verricht op de plaats waar het risico het grootst is.
  c) De gebuikte meetmethode moet worden aangepast aan het te meten agens, de voorgeschreven grenswaarde en de atmosfeer op de arbeidsplaats.
  Het meetresultaat moet de concentratie van het agens exact en in verhouding tot de grenswaarde weergeven.
  d) Indien de gebuikte meetmethode niet specifiek betrekking heeft op het te meten agens, moet het meetresultaat integraal worden toegeschreven aan het betrokken agens.
  e) De detectiegrens, de gevoeligheid en de precisie van de meetmethode moeten zijn aangepast aan de grenswaarde.
  f) De juistheid van de meetmethode moet gewaarborgd zijn.
  g) De gebruikte meetmethode moet haar waarde in de praktijk bewezen hebben.
  h) Indien de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) algemene eisen bekendmaakt voor de methoden en apparatuur die worden gebruikt bij metingen op de arbeidsplaats, alsmede de daarbij horende controlevoorschriften, moet daarmee rekening worden gehouden bij de keuze van de passende meetmethoden.
  4. Speciale voorschriften inzake de techniek van het meten van representatieve deeltjesgroepen in de lucht op de arbeidsplaats.
  a) Bij metingen van de concentratie van de deeltjes in suspensie dient rekening te worden gehouden met de wijze van werking ervan; bij de monsterneming dient dus hetzij de inhaleerbare fractie, hetzij de inadembare fractie in aanmerking te worden genomen.
  Dit veronderstelt dat men een van de aërodynamische diameter afhankelijke scheiding van de deeltjes verkrijgt die overeenstemt met de bij de inademing optredende afzetting.
  De monsternemingsapparatuur voor deeltjes voldoet aan de eisen van de norm EN481.
  b) Als inhaleerbare fractie wordt beschouwd, het gedeelte van de deeltjes in suspensie dat door de werknemer kan worden opgenomen door inhalering via de mond en/of de neus.
  c) De inadembare fractie van deeltjes in suspensie wordt gedefinieerd als een cumulatieve log-normale verdeling met een aërodynamische mediane diameter van 4,25 ?m en een geometrische standaardafwijking van 1,5.
  d) De in voorkomend geval door de Europese Commissie voor Normalisatie vastgestelde bepalingen voor het verzamelen van deeltjes in suspensie op de arbeidsplaats, moeten bij voorkeur worden toegepast.
  Er kunnen ook andere methodes worden gebruikt, mits zij wat de naleving van de grenswaarden betreft tot hetzelfde resultaat of tot een strenger resultaat leiden.

Art. N2. Bijlage II bij titel II, hoofdstuk IIbis. - Lijst van de grenswaarden voor blootstelling aan chemische agentia.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14-06-1995, p. 17077 - 17093).