Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 MAART 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994012965 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "§ 1. De werkgever, bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, kan vrijgesteld worden van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, ten aanzien van de werknemer die op het tijdstip van de indienstneming behoort tot één van de volgende categorieën :
  1° de werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledig werkloze zijn;
  b) gedurende de twaalf of vierentwintig maanden, gerekend van datum tot datum, zonder onderbreking vergoede volledig werkloze zijn;
  2° de werkzoekenden die gedurende een ononderbroken periode van twaalf of vierentwintig maanden, gerekend van datum tot datum, die aan de indienstneming voorafgaan, het bestaansminimum genieten, voorzien door de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum. Een tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt gelijkgesteld met een periode gedurende dewelke de werkzoekenden het bestaansminimum hebben genoten;
  3° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan een opleiding en/of een begeleiding van ten minste zes maanden hebben beëindigd in een onderneming voor het aanleren van een beroep, erkend en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 september 1991 betreffende de erkenning en de subsidiëring van ondernemingen voor het aanleren van een beroep;
  b) geen diploma hebben van het hoger middelbaar onderwijs;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige. De activiteiten in het kader van de opleiding en/of begeleiding zoals bedoeld in a) worden niet meegerekend;
  4° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, deeltijds onderwijs hebben beëindigd in het kader van de deeltijdse leerplicht;
  b) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige. De activiteiten in het kader van de deeltijdse leerplicht worden niet meegerekend.
  Het verderzetten na het beëindigen van de deeltijdse leerplicht van een tewerkstelling die werd aangevat gedurende de deeltijdse leerplicht wordt gelijkgesteld met een indienstneming.
  5° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan een tewerkstelling van minstens zes maanden beëindigd hebben in het raam van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd voor deze jongeren;
  b) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige.
  De activiteiten in het kader van het voornoemde koninklijk besluit nr. 495 worden niet meegerekend.
  Het verderzetten van een tewerkstelling die werd aangevat in het kader van het voornoemd besluit nr. 495 wordt gelijkgesteld met een indienstneming;
  6° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, een opleiding of een tewerkstelling hebben beëindigd van minstens zes maanden in de projecten betreffende de partnershipovereenkomsten gesloten en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug werk te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socio-professionele inschakeling;
  b) geen diploma hebben van het hoger middelbaar onderwijs;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige. De activiteiten in het kader van de opleiding en/of tewerkstelling zoals bedoeld in a) worden niet meegerekend;
  7° de werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) op het ogenblik van de indienstneming ingeschreven zijn als mindervalide bij het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap of "le Fonds Communautaire pour l'Intégration Sociale et Professionnelle des Handicapés";
  b) tijdens de laatste zes maanden die de indienstneming voorafgaan, met meer dan 150 uren gewerkt hebben als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige;
  8° de werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, een tewerkstelling van minstens zes maanden hebben beëindigd in een inschakelingsbedrijf;
  Onder inschakelingsbedrijven worden verstaan de ondernemingen en verenigingen met een rechtspersoonlijkheid, als dusdanig erkend en gesubsidieerd door de overheid van het Gewest of de Gemeenschap, en die, als sociaal doel de socio-professionele inschakeling van bijzonder moeilijk te plaatsen werklozen hebben via een activiteit van produktie van goederen of diensten.
  Onder bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden worden verstaan de werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming minstens twaalf maanden ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die geen diploma van hoger secundair onderwijs hebben behaald en die gedurende de laatste twaalf maanden geen onderwijs met volledig leerplan genoten hebben, noch meer dan 150 uren hebben gewerkt als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid erkent de inschakelingsbedrijven in het kader van dit besluit;
  b) geen diploma hebben van hoger middelbaar onderwijs;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, geen onderwijs genoten hebben met volledig leerplan en niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  De tewerkstelling in het kader van een inschakelingsbedrijf zoals bedoeld in a) wordt niet meegerekend.
  9° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) op het ogenblik van de indienstneming de leeftijd van 30 jaar nog niet bereikt hebben;
  b) niet gerechtigd zijn op wachtuitkeringen omdat hij de in artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering vereiste studies niet heeft beëindigd;
  c) gedurende de twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, die de indienstneming voorafgaan, met uitzondering van de periodes bedoeld in d), ingeschreven geweest zijn als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  d) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige;
  10° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de drie jaar die de indienstneming voorafgaan, werkloos geworden zijn in een tewerkstelling als loontrekkende met een ononderbroken duurtijd van minstens twaalf maanden en een arbeidsregeling die minder dan 18 uren per week bedraagt doch minstens één derde bedraagt van een voltijdse arbeidsregeling;
  b) gedurende de twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, die de indienstneming voorafgaan, met uitzondering van de periodes bedoeld in c), ingeschreven geweest zijn als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  11° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de drie jaar die de indienstneming voorafgaan, als koopman failliet verklaard zijn of ingevolge faillissement van de vennootschap die hij bestuurde werkloos geworden zijn;
  b) gedurende de twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, die de indienstneming voorafgaan, met uitzondering van de periodes bedoeld in c), ingeschreven geweest zijn als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt de werkzoekende die aan de vermelde voorwaarden voldoet op het tijdstip van de aflevering van de banenkaart bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gelijkgesteld met de werkzoekende die deze voorwaarden vervult op het tijdstip van de indienstneming."

Art.2. Artikel 1, § 3, 7°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "7° de periodes van tewerkstelling als uitzendkracht, in geval van latere indienstneming door om het even welke gebruiker. Deze bepaling geldt slechts voor de periodes van tewerkstelling als uitzendkracht waarvoor de voordelen van dit besluit werden toegekend."

Art.3. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
  a) 3° d) wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder het toezicht vallen van de onder a), b) en c) voornoemde instellingen, met uitzondering van de openbare kredietinstellingen, de autonome overheidsbedrijven, de openbare maatschappij voor personenvervoer, evenals de openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van een tijdelijke arbeid, overeenkomstig (de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers). (Err B.St. 16-12-1995, p. 33726)"
  b) een 4° wordt toegevoegd, luidend als volgt :
  "4° de werknemers waarvan na klacht vastgesteld wordt, dat de aanwerving gebeurde ter vervanging en in eenzelfde functie van een werknemer ontslagen met als hoofdzakelijk doel de voordelen van dit koninklijk besluit te bekomen. Het toezicht gebeurt door de hierna vermelde Inspecties waarvan de bevoegdheden zijn bepaald bij de wet van 16 november 1972 betreffende de Arbeidsinspectie :
  1. de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Administratie van de Arbeidsbetrekkingen en -reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;2. de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Voorzorg;
  3. de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
  4. de hoofdcontroleurs, de controleurs en de adjunct-controleurs van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening alsmede de eerstaanwezend inspecteurs-hoofd van dienst, de eerst-aanwezend inspecteurs, de inspecteurs, de eerstaanwezend adjunct-inspecteurs, de adjunct-inspecteurs 2e klasse en de adjunct-inspecteurs 1ste klasse van de Algemene Inspectie van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid beslist op basis van het rapport van deze Inspecties."

Art.4. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) het eerste lid 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "1° voor de werkzoekende die gedurende de twaalf maanden, die aan de indienstneming voorafgaan, aan de voorwaarden inzake de vergoede werkloosheidsduur of het genot van het bestaansminimum voldoet, evenals voor de werkzoekenden, bedoeld in artikel 1°, § 1, 3° tot en met 11° :
  - 75 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  - 50 % gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad." b) het eerste lid 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "2° wanneer de werkzoekende gedurende vierentwintig maanden, die aan de indienstneming voorafgaan, aan de voorwaarden inzake de vergoede werkloosheidsduur of het genot van het bestaansminimum voldoet :
  - 100 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  - 75 % gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad."
  c) het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Wanneer een werkgever een werkzoekende in dienst neemt die hij als gebruiker via een uitzendbureau tewerkgesteld heeft, is het percentage van de vrijstelling evenwel gelijk aan het percentage geldend voor de recentste tewerkstelling als uitzendkracht waarvoor de voordelen van dit besluit werden toegekend en is de aanvangsdatum van de periode van vrijstelling, deze die gold voor de voormelde tewerkstelling als uitzendkracht."

Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van de bepalingen van artikel 1, § 1, 2°, 7° tot en met 11° van het voormelde koninklijk besluit van 27 december 1994, zoals gewijzigd door het artikel 1 van dit besluit en van de bepalingen van artikel 2, artikel 3, a) en artikel 4, a) en c), die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1995.
  In afwijking van het vorig lid worden de vrijstellingen van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 27 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen toch toegekend voor de aanwervingen gerealiseerd vanaf de dag van publikatie van dit besluit op basis van een geldige banenkaart afgeleverd voor de publikatie van dit besluit, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.

Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 30 maart 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN