Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 DECEMBER 1994. - Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 1995. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-01-1995 en tekstbijwerking tot 01-09-2015)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1.01.1-1.01.9
SECTIE 11. - Diensten van de Eerste Minister.
Art. 2.11.1-2.11.9
SECTIE 12. - Justitie.
Art. 2.12.1-2.12.7
SECTIE 13. - Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art. 2.13.1-2.13.5
SECTIE 14. - Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
Art. 2.14.1-2.14.8
SECTIE 15. - Ontwikkelingssamenwerking.
Art. 2.15.1-2.15.7
Sectie 16. - Ministerie van Landsverdediging.
Art. 2.16.1-2.16.22
Sectie 17. - Algemene Politiesteundienst en Rijkswacht.
Art. 2.17.1-2.17.12
SECTIE 18. - Ministerie van Financiën.
Art. 2.18.1-2.18.10
SECTIE 19. - Ambtenarenzaken.
Art. 2.19.1-2.19.3
SECTIE 21. - Pensioenen.
Art. 2.21.1-2.21.7
SECTIE 22. - Ministerie van Middenstand.
Art. 2.22.1-2.22.4
SECTIE 23. - Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 2.23.1-2.23.10
SECTIE 24. - Ministerie van Sociale Voorzorg.
Art. 2.24.1-2.24.4
SECTIE 25. - Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 2.25.1-2.25.12
SECTIE 31. - Landbouw.
Art. 2.31.1-2.31.14
SECTIE 32. - Ministerie van Economische Zaken.
Art. 2.32.1-2.32.3
SECTIE 33. - Verkeer en Infrastructuur.
Art. 2.33.1-2.33.16
Sectie 51. - Rijksschuld.
Art. 2.51.1-2.51.8
HOOFDSTUK 3. - Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art. 3.01.1-3.01.3
HOOFDSTUK 4. - Afzonderlijke sectie.
Art. 4.01.1-4.01.2
Bijlagen.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.01.1. Worden geopend niet-gesplitste en gesplitste kredieten bestemd om de uitgaven van het begrotingsjaar 1995 van de Staat te dekken, overeenkomstig de programma's opgesomd in de bij deze wet gevoegde tabel en waarvan de synthese hierna is weergegeven.
  Dezelfde tabel geeft eveneens de raming op van de in 1995 aan te rekenen uitgaven op de veranderlijke kredieten.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 16/01/1995, p. 802-804)
  Die kredieten worden opgesomd in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 1.01.2. Par. 1. - De kredieten voor de programma's die betrekking hebben op de werkingskosten van de administraties - bestaansmiddelenprogramma's genoemd - behelzen :
  1. De bezoldigingen en allerhande toelagen van het actief en ter beschikking gesteld personeel, de bezoldigingen of lonen van het hulppersoneel, de toelagen voor hogere en bijzondere functies, de vergoedingen voor arbeidsongevallen - inbegrepen de uitkering van deze vergoedingen aan leden van de familie van het slachtoffer in geval van overlijden - alsook de verminderde bezoldigingen of lonen van het tijdelijk of hulppersoneel, in dienst door werkongeval getroffen.
  2. Bestendige uitgaven voor aankopen van niet-duurzame goederen en van diensten :
  - Erelonen van advokaten en geneesheren - Gerechtskosten inzake burgerlijke, administratieve en strafzaken - Presentiegelden, reis- en verblijfkosten van niet tot de Rijksdiensten behorende personen - Bezoldigingen van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden;
  - Verbruiksuitgaven met betrekking tot het bezetten van de lokalen - met inbegrip van de uitgaven voor energieverbruik "stookolie, gas, benzine, elektriciteit, kolen" - en uitgaven voor onderhoud. - Bureaukosten, huur van informatica-uitrustingen, vervoer, belastingen, retributies, publikaties van het departement, beroepsscholing, kleding en andere kleine bestuursuitgaven;
  - Allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor werkelijke lasten en materiële schade, de vervoerkosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het departement die zich naar het buitenland begeven, de tegemoetkoming van de Staat in de vervoerkosten van de personeelsleden.
  3. Uitgaven voor uitzonderlijke aankopen van niet-duurzame goederen en van diensten, waaronder werken en leveringen voor de inrichting van nieuwe lokalen en de verhuiskosten.
  4. Huur van onroerende goederen en daarmee verband houdende belastingen van de verschillende diensten van het departement, betaald zonder de tussenkomst van de Regie der Gebouwen.
  5. Andere uitgaven met betrekking tot de werking van de diensten waarvan de gedetailleerde omschrijving in de administratieve begrotingen wordt weergegeven.
  6. Uitgaven voor de aankoop van duurzame roerende goederen : machines, meubilair, materieel en vervoermiddelen te land.
  Par. 2. - In afwijking van de artikelen 15 en 22 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11 03 - Vast en stagedoend statutair personeel" en "11 04 - Ander dan statutair personeel", binnen éénzelfde administratieve begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.
  Ieder gebruik van deze bepaling zal, met vermelding van de betrokken programma's en bedragen, driemaandelijks medegedeeld worden aan de wetgevende Kamers.

Art. 1.01.3. In afwijking van artikel 40 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, gebeurt de betaling van de geboortetoelagen en van de vergoedingen voor begrafeniskosten overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 41, 1ste lid, van dezelfde wetten.

Art. 1.01.4. Ten behoeve van de bestellingen die worden gedaan door toedoen van het Centraal Bureau voor Benodigdheden, mogen provisionele stortingen worden uitgevoerd ten bate van de begroting van die instelling door middel van ordonnanties van betaling door overschrijving in de schrifturen van de Thesaurie.

Art. 1.01.5. Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advokaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.

Art. 1.01.6. In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij onderhavige wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot :
  - erelonen van advokaten en geneesheren;
  - gerechtskosten inzake burgerlijke, administratieve en strafzaken;
  - presentiegelden, reis- en verblijfkosten van niet tot de Rijksdiensten behorende personen;
  - bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden (met inbegrip van de provisionele voorschotten);
  - allerhande schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van zijn verantwoordelijkheid ten overstaan van door zijn organen en door zijn bedienden gepleegde daden;
  - bedragen verschuldigd aan de controleorganen van de Staat bij en voor rekening van instellingen van openbaar nut.

Art. 1.01.7. De Schatkist mag voorschotten toekennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot een rekening "Bezoldigingen en andere vaste uitgaven voor het gesubsidieerd contractueel personeel" (artikelen 93 tot 101 van de Programmawet van 30 december 1988) van de sectie "Ordeverrichtingen van de Diensten van de Schatkist", een debettoestand veroorzaken.

Art. 1.01.8. In afwijking van het artikel 12, par. 1 van de wet van 8 juni 1976 tot oprichting van het Nationaal Geografisch Instituut, wordt de last van de Staatstoelage voor het begrotingsjaar 1995 volledig gedragen door de kredieten van de Sectie 16 - Landsverdediging.

Art. 1.01.9. De begrotingsverrichtingen betreffende het nieuwe Ministerie van Middenstand en van Landbouw mogen aangerekend worden ten laste van de secties 22 - Ministerie van Middenstand - en 31 - Ministerie van Landbouw.

SECTIE 11. - Diensten van de Eerste Minister.
Art. 2.11.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten verleend worden :
  - tot een maximumbedrag van 15.000.000 F aan de buitengewone rekenplichtige van de Kanselarij van de Eerste Minister;
  - tot een maximumbedrag van 10.000.000 F aan de buitengewone rekenplichtigen van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden (D.W.T.C.) en aan de buitengewone rekenplichtigen van de instellingen die ervan afhangen;
  - tot een maximumbedrag van 4.000.000 F aan de andere buitengewone rekenplichtigen van de Diensten van de Eerste Minister.
  Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen schuldvorderingen van allerlei aard betalen die niet hoger zijn dan 100.000 F.

Art. 2.11.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen opeenvolgende geldvoorschotten van ten hoogste 100.000 F die later zullen verantwoord worden, toegestaan worden aan de rekenplichtige die belast is met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard.

Art. 2.11.3. In afwijking van de artikelen 5 en 34 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen ten laste van de bij onderhavige wet geopende kredieten schuldvorderingen van vorige jaren worden aangezuiverd met betrekking tot :
  - uitgaven van alle aard met betrekking tot het Belgische voorzitterschap van het Eureka-initiatief (programma 60/1);
  - uitgaven van alle aard met betrekking tot de Belgische deelname aan de activiteiten van het Europees Ruimtevaart Agentschap (programma 60/2);
  - Belgische bijdrage in de werkingskosten van de Eureka-secretariaten ("technologie" en audiovisueel) (programma 60/2);
  - uitgaven van alle aard betreffende de lasten van het verleden Onderwijs/Education nationale (programma 61/5).

Art. 2.11.4. Bij beslissingen van de Ministerraad worden de vastleggingskredieten bestemd voor de volgende uitgaven :
  - uitgaven van allerlei aard betreffende de regeringsinitiatieven voor O & O. op nationaal vlak (programma 60/1);
  - uitgaven van allerlei aard betreffende de inter-universitaire attractiepolen (programma 60/1);
  - onderzoek op ministerieel initiatief (programma 60/1);
  - Belgische deelneming aan de bilaterale of multilaterale ruimtevaartprojecten buiten ESA (programma 60/2).

Art. 2.11.5. In afwijking van de artikelen 12 en 14 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen alle uitgaven van de Diensten van de Eerste Minister met betrekking tot schadevergoedingen aan derden voortvloeiend uit het opnemen door de Staat van de verantwoordelijkheid, aangerekend worden op de B.A. 01.33.01 van de organisatieafdeling 40 - Kanselarij van de Eerste Minister.

Art. 2.11.6. De Eerste Minister is gemachtigd om, in het belang van de Schatkist en mits naleving van de wetgeving op de overheidsopdrachten, ruilovereenkomsten af te sluiten teneinde de vernieuwing van de BISTEL-uitrustingen te bevorderen.

Art. 2.11.7. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/2. - BELGA
  Rechtstreekse hulp aan de opiniepers - Belga.
  PROGRAMMA 40/3 - SOCIALE TUSSENKOMSTEN
  1. Toelage aan de Belgische Stichting van de Roeping.
  2. Bijdrage van België aan de werkingskosten van een Internationaal Centrum voor de Pers te Brussel.
  3. Toelage aan de Koning Boudewijnstichting tot bevordering van de kwaliteit van het leven.
  4. Dotatie vakbondspremies.
  PROGRAMMA 40/4 - VOORLICHTING
  Toelage aan de Federale Belgische Voorlichtingsdienst - F.V.D. (voorheen INBEL).
  PROGRAMMA 56/1 - CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING
  Toelage aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
  PROGRAMMA 60/0 - BESTAANSMIDDELEN
  Toelage aan de Nationale Stichting voor de Financiering van het Wetenschappelijk Onderzoek.
  PROGRAMMA 60/1 - O & O OP NATIONAAL VLAK
  1. Uitgaven van allerlei aard betreffende de regeringsinitiatieven voor O & O op nationaal vlak.
  2. Uitgaven van allerlei aard betreffende de inter-universitaire attractiepolen.
  3. O & O-fases van militaire projecten.
  4. Financiering van studies, onderzoek en opdrachten voor derden.
  5. Onderzoek op ministerieel initiatief.
  6. Toelage aan de Academia Belgica.
  7. Toelage aan het patrimonium van de Academie voor Overzeese Wetenschappen.
  8. Toelage aan het patrimonium van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België.
  (9. Uitgaven van allerlei aard in verband met de operationele centra van de D.W.T.C.) <W 1995-11-24/32, art. 2.11.13, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 60/2 - O & O OP INTERNATIONAAL VLAK
  1. Uitgaven van allerlei aard betreffende de regeringsinitiatieven voor O & O op internationaal vlak (waaronder COST, EMBL, EMBC, PHARE, ESRF, ETSAP, INTAS, ...).
  2. Uitgaven van allerlei aard met betrekking tot de Belgische deelname aan de activiteiten van het Europees Ruimtevaart Agentschap.
  3. Belgische deelneming aan de bilaterale of multilaterale ruimtevaartprojecten (buiten ESA) : SPOT, MIRAS enz.
  4. Toelage aan het "Institut de la recherche scientifique et technique" te Butare-Rwanda.
  5. Toelagen aan de intergouvernementele organisaties voor onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening.
  6. Toelagen aan de internationale organisaties, groeperingen en centra voor onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening.
  PROGRAMMA 60/3 - WETENSCHAPPELIJKE INRICHTINGEN VAN DE STAAT EN DAARMEE GELIJKGESTELDE INSTELLINGEN.
  1. Dotaties aan de wetenschappelijke instellingen van de Staat.
  2. Toelage aan de centra bij de wetenschappelijke instellingen van de Staat.
  3. Toelage aan het Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
  4. Toelage aan het Nationaal Centrum voor wetenschappelijke en technische documentatie.
  PROGRAMMA 60/4 - ONDERWIJS-VORMING; EDUCATIEVE ACTIVITEITEN
  1. Toelage aan het Europa College (Brugge).
  2. Toelage aan de Stichting Biermans-Lapôtre (Parijs).
  3. Toelage aan het Europees Universitair Instituut (Florentië).
  4. Toelage aan en uitgaven van allerlei aard met betrekking tot de Universitaire Stichting.
  5. Toelage aan de "Belgian-American Educational Foundation".
  PROGRAMMA 61/1 - GEMEENSCHAPPELIJKE CULTURELE ACTIVITEITEN
  1. Toelage aan de Federatie van de Vrienden van de Belgische Musea en andere verenigingen voor culturele ondersteuning.
  2. Toelage aan het Museum van het Kind.
  3. Toelage aan het Koninklijk Filmarchief.
  4. Toelage aan de Filharmonische Vereniging van Brussel.
  5. Toelage aan het Belgische Centrum voor Muziekdocumentatie (CEBEDEM).
  6. Toelage aan de concertverenigingen die voldoen aan de criteria vastgesteld door het K.B. van 20 januari 1956 tot regeling van de toelagen aan de concertverenigingen.
  7. Toelage aan de vzw "Europalia".
  8. Toelage aan de vzw "Decentralisatie van de klassieke en hedendaagse films".
  9. Toelage aan het Filmmuseum.
  10. Toelage aan de Muziekkapel "Koningin Elisabeth".
  11. Toelage aan de Vereniging voor Tentoonstellingen.
  12. Internationale wedstrijd Koningin Elisabeth - Prijs van de Regering.
  13. Archieven voor historische films en actualiteitsbeelden.
  14. Toelage aan de vzw "Jonge Filharmonie".
  (15. Uitzonderlijke toelage aan de vzw "Internationaal Museum van het Verzet en van de Concentratiekampen (1939-1945).) <W 1995-11-24/32, art. 2.11.3, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 61/2. - BUITENLANDSE BETREKKINGEN
  1. Toelagen aan internationale instellingen voor de Jeugd.
  2. Belgische bijdrage aan de financiering van de "Commission for Educational Exchanges USA, Belgium, Luxemburg".
  3. Toelage aan het Secretariaat Internationale Federatie van de Muziekjeugd.
  4. Toelagen en contributies aan internationale organisaties.
  5. Belgische bijdrage aan de UNESCO.
  6. Toelage I.C.C.R.O.M.
  PROGRAMMA 61/4 - ONDERWIJS-VORMING (buiten Wetenschapsbeleid) EN SCHOOLINVESTERINGEN
  Internationale school SHAPE.

Art. 2.11.8. De Minister van Wetenschapsbeleid is gemachtigd om, conform de door België aangegane verbintenissen, ter aanvulling van de Belgische bijdrage aan de begroting van het EUREKA Secretariaat "Technologie", ten laste van zijn begroting de huur en de kosten ten laste van de huurder (met inbegrip van de elektriciteits- en verwarmingsuitgaven) te dragen van het EUREKA Secretariaat "Technologie" en de helft van de huur van het EUREKA Secretariaat AUDIOVISUEEL, alsook om aan de genoemde secretariaten het bedrag terug te betalen van de door hun betaalde belasting over de toegevoegde waarde voor elke uitgave die zij gedaan hebben en van de roerende voorheffing op de interesten die zij ontvangen hebben.

Art. 2.11.9. De Minister van Wetenschapsbeleid is, overeenkomstig de eenparige verbintenissen van de lidstaten van het Europees Ruimteagentschap, gemachtigd af te zien van het invorderen van de nationale rechten en belastingen die toepasselijk zijn op de prijs van werken en leveringen uitgevoerd in België voor die organisatie en waarvan de betaling ten laste van zijn begroting werd voorgeschoten; hij is eveneens gemachtigd aan die organisatie, ter aanvulling van de Belgische bijdrage, het bedrag terug te betalen van de nationale rechten en belastingen die voornoemd Agentschap eventueel voor dergelijke werken of leveringen heeft betaald.

SECTIE 12. - Justitie.
Art. 2.12.1. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 20.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement. Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten tot 250.000 frank betalen, alsmede, ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen van alle aard welke op de begroting toegekend worden en de kosten voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat.
  Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen.
  De buitengewone rekenplichtigen kunnen eveneens voorschotten toekennen aan de verbindingsofficieren van de gerechtelijke politie met standplaats in het buitenland om hen in de gelegenheid te stellen de uitgaven die ze verrichten, te betalen overeenkomstig de regels die in de landen in kwestie van kracht zijn, ongeacht het bedrag ervan.

Art. 2.12.2. Er kunnen voorlopig en dadelijk bij de opening van het begrotingsjaar geldvoorschotten ter beschikking worden gesteld :
  a) van de rekenplichtigen van de gevangenissen te Vorst, Sint-Gillis, Lantin en Mons, en van de rekenplichtige van de centrale apotheek bij de gevangenis te Vorst, welke geldvoorschotten 20.000.000 frank niet mogen overschrijden;
  b) van de rekenplichtige van het Hoofdbestuur belast met de betaling der kleine uitgaven van de Rechterlijke Macht, welke geldvoorschotten 20.000.000 frank niet mogen overschrijden.

Art. 2.12.3. Dadelijk bij de opening van het begrotingsjaar kunnen kredieten geopend worden ten behoeve van het Bestuur der Strafinrichtingen, voor de betaling van de dringende uitgaven betreffende de voeding en het onderhoud van de gedetineerden en geïnterneerden.

Art. 2.12.4. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, zullen geldvoorschotten kunnen toegestaan worden binnen de bij artikel 2.12.1 van deze wet vastgestelde perken, met het oog op de uitbetaling van hulpgelden en toelagen met sociaal karakter, alsmede van toelagen ten gunste van de cultuur- en sportkringen opgericht onder het personeel van het Ministerie van Justitie.

Art. 2.12.5. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, zullen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 8.000.000 frank kunnen toegestaan worden met het oog op de uitbetaling van vergoedingen die werkelijke lasten dekken aan de leden van de gerechtelijke politie die tot dergelijke uitgaven verplicht zijn.

Art. 2.12.6. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
  1) Gerechtskosten in criminele, correctionele en politiezaken (de kosten voor vervoer van de naar de grens gebrachte vreemdelingen worden met de gerechtskosten gelijkgesteld en volgens dezelfde tarieven vereffend). - Kosten van berekening van de uitzettingsbesluiten. - Vergoedingen in de bij artikel 447 van het Wetboek van strafvordering en in de wet op de voorlopige hechtenis voorziene gevallen. - Vergoeding van schade bij een gerechtelijk optreden geleden. - Kosten voortvloeiend uit de toepassing van de wet betreffende de gerechtelijke bijstand en de toelating om kosteloos te procederen (wet van 10 oktober 1967) (progr. 56/0);
  2) Vergoedingen uit te keren aan de provincies en gemeenten (art. 77 tot 81 van de wet van 14 februari 1961) (progr. 56/0);
  3) Aandeel van België in de werkingskosten van Europol en van het "Schengen Information System".

Art. 2.12.7. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/3 - STUDIES EN DOCUMENTATIE
  1) Toelage aan de "Revue du droit pénal";
  2) Toelagen aan publikaties en aan wetenschappelijke instellingen.
  PROGRAMMA 40/4 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
  Deelneming van België in de werkingskosten van internationale instellingen.
  PROGRAMMA 51/0 - CONTRACT MET DE BURGER
  Toelagen aan organismen voor onthaal en begeleiding werkzaam in het kader van werken van algemeen belang.
  PROGRAMMA 56/0 - BESTAANSMIDDELEN
  Toelagen voor het gebruik door de gerechtelijke diensten van de bibliotheken van de balies in sommige gerechtsgebouwen.
  PROGRAMMA 58/1 - STUDIES EN DOCUMENTATIE
  Toelage aan het Centrum voor politiestudies.
  PROGRAMMA 58/2 - INTERNATIONALE SAMENWERKING.
  (Aandeel van België in de werkingskosten van de Internationale Organisatie voor de Criminele Politie te Lyon, de Europese politiedienst te Den Haag en het "Schengen Information System". <W 1995-11-24/32, art. 2.12.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 59/0 - BESTAANSMIDDELEN
  Toelage voor de erkenning van de islamitische eredienst (wet van 19 juli 1974).

SECTIE 13. - Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art. 2.13.1. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 15.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige sectie zijn ingeschreven.
  Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard welke bij aanrekening op de begroting zullen worden verleend evenals de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen tot en met 250.000 frank betalen.
  Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschotten worden bestreden :
  1) de uitgaven van sociale aard, ook deze in verband met de gewetensbezwaarden;
  2) al de uitgaven voor de gewetensbezwaarden alsmede de uitgaven in verband met de opleiding en het aanwenden van het voltijds en niet-voltijds personeel van de Civiele Bescherming;
  3) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten; aan de buitengewone rekenplichtigen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren;
  4) alle werkingskosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard van de Provinciale Gouvernementen, met uitzondering van de uitgaven voor aankoop van duurzame roerende goederen, binnen de perken van de basisallocaties van het programma 58/0.
  (5) alle uitgaven van het programma 55/0 voor de kosten van repratriëring en verwijdering van ongewenst geachte personen.) <W 1995-11-24/32, art. 2.13.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

Art. 2.13.2. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
  1) Verkiezingsuitgaven;
  2) Militaire begraafplaatsen;
  3) Militievergoedingen;
  4) Allerhande uitgaven in verband met het ten laste nemen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de gewetensbezwaarden.

Art. 2.13.3. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/1 - PROTOCOL
  1° Toelagen aan hen die daden van moed hebben verricht en daarbij het slachtoffer van hun offervaardigheid zijn geworden of aan rechthebbenden van helden die door hun moedige daad het leven verloren hebben of aan de klaarblijkelijke gevolgen ervan bezweken zijn - ook voor vergoedingen voor begrafeniskosten;
  2° Vriendenkring van de overlevenden van Breendonk;
  3° Comité van de Vlam;
  4° Comité van het monument van Koning Albert aan de IJzer;
  5° Bijdrage van de Staat in de kosten van de stad Brussel voor het inrichten van de herinneringsplechtigheid op het Martelarenplein.
  (6) Toelage aan de Vereniging tot Bevordering van Brussel als tussenkomst in de kosten voor inrichting van feestelijkheden in de Warande ter gelegenheid van het jaarlijks Natioaal Feest.) <W 1995-11-24/32, art. 2.13.2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 51/6 - GEWETENSBEZWAARDEN
  Toelage aan de "V.Z.W. Burgerdienst voor de jeugd" en aan de "A.S.B.L. Confédération du Service civil de la jeunesse".
  PROGRAMMA 51/7 - MILITAIRE BEGRAAFPLAATSEN
  Toelage aan de organisatie belast met de restauratie van het museum van het kamp AUSCHWITZ-BIRKENAU te OSWIECIM.
  (2) Financiële bijdrage voor de oprichting van het Museum voor deportatie en verzet.) <W 1995-11-24/32, art. 2.13.2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 54/2 - BRANDWEERDIENSTEN
  1° Bijdrage in de kosten van laboratoria belast met onderzoekingen betreffende brandvoorkoming;
  2° Koninklijke vereniging der brandweerkorpsen van België en Nationaal Fonds voor hulpverlening aan brandweerlieden;
  3° Opleidingscentra voor brandweerlieden;
  4° Toelage aan agglomeraties, aan intercommunales en aan de gemeenten voor het aankopen van bijzonder materieel voor de brandweerdiensten;
  5° Toelage aan een opleidingsraad voor de brandweer;
  6° Toelagen aan de gemeenten voor de behoeften van de brandweerdiensten met het oog op de informatisering van de statistieken;
  7° Bijdrage in de realisatie van het "Euroclasses-systeem" voor reactie bij brand;
  8° Bijdrage ten voordele van de brandweerdiensten in de kosten van informatiecampagnes voor brandvoorkoming, als steun aan lokale initiatieven;
  9° Bijdrage in de recyclage cursussen voor de officieren van de brandweerdiensten.
  PROGRAMMA 56/1 - ALGEMENE ADMINISTRATIE POLITIE - OPLEIDING, PREVENTIE EN UITRUSTING
  1° Toelage aan de gemeenten voor de verwerving van materieel en uitrusting voor de gemeentepolitie;
  2° Tussenkomst van de Staat voor de bevordering van de aanwerving en de bijzondere opleidingsinitiatieven van de gemeentepolitie evenals van het stimuleren van initiatieven die het verbeteren van het imago van de politie of het bevorderen van de contacten tussen de korpsen, zowel nationaal als internationaal, tot doel hebben:
  3° Tussenkomst voor de verwezenlijking van investeringen met een supralokaal karakter ten behoeve van de gemeentepolitie en voor de financiering van campagnes en studieopdrachten;
  4° Betoelaging enerzijds van erkende scholen en trainings- en opleidingscentra, anderzijds van universitaire instellingen, voor bijscholings- en specialiteitscycli die er ten behoeve van politieofficieren worden ingericht;
  5° Toelage aan de V.Z.W. "POLITEIA", voor het uitgeven en bevorderen van publikaties betreffende de uitoefening van de politiefunctie evenals voor het ontwerpen en bevorderen van de didactische methodes betreffende de uitoefening van de politiefunctie;
  6° Betoelaging van Belgische universiteiten of andere instellingen, betrokken bij de studie of beheersing van de criminaliteit, van publieke of private initiatieven inzake criminaliteitspreventie, inzonderheid voetbalvandalisme, geïntegreerde initiatieven van lokale criminaliteit en onderzoek naar het voorkomen van bepaalde criminele fenomenen;
  7° Toelage aan de "Koninklijke Federatie van commissarissen en adjunct-commissarissen van politie van België V.Z.W." voor de onkosten gemaakt naar aanleiding van haar aansluiting bij de "Fédération internationale des Fonctionnaires supérieurs de police";
  8° Toelage aan de commissie "Public Relations" van de gemeentepolitie, teneinde de betrekkingen tussen de gemeentepolitie en de gemeenschap te bevorderen en als tussenkomst van de Staat in de door de commissie gemaakte kosten naar aanleiding van manifestaties met nationaal karakter;
  9° Toelagen bestemd voor initiatieven ter bevordering van de rekrutering van leden voor de gemeentepolitie";
  10° Tussenkomst van de Staat in de uitgaven bestemd ter bevordering van de coördinatie tussen de politieëenheden en de autoriteiten verantwoordelijk voor de politiek en het beheer terzake;
  11° Een toelage van de "V.Z.W. Transporti Interculturali" als tussenkomst in de organisatiekosten van het opstellen van cursussen teneinde de aandacht voor het omgaan met migranten te integreren in de navorming van het politiepersoneel;
  12° Een toelage aan de "V.Z.W. Centrum voor Politiestudies" als tussenkomst in de werkings- en administratiekosten;
  13° Tussenkomst voor de algemene ondersteuning van gemeenten waar, door tussenkomst van de gemeentepolitie een volwaardige politiezorg wordt gewaarborgd.

Art. 2.13.4. De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot de rekening 87.09.35.65 - Bezoldigingen en andere vaste uitgaven voor de gewestelijke gemeenteontvangers - en met betrekking tot de rekening 86.11.00.27 - Werkingsuitgaven van de gewestelijke gemeenteontvangerijen - van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" een debetstand veroorzaken.

Art. 2.13.5. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten voor het jaar 1995.
  Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 23.684.500.000 frank en voor de uitgaven 10.398.200.000 frank.

SECTIE 14. - Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
Art. 2.14.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen achtereenvolgende geldvoorschotten worden toegestaan van hoogstens 400.000 frank die later zullen worden verantwoord aan de rekenplichtige van de sociale dienst, die belast is met de vereffening van de hulpgelden en uitgaven van sociale aard.
  Hetzelfde geldt voor de toelagen ten bate van de culturele en sportkringen, onder het personeel van het Departement van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel opgericht.

Art. 2.14.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 7.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement.
  De buitengewone rekenplichtigen van het Departement worden gemachtigd om door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 100.000 frank niet te boven gaan.

Art. 2.14.3. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 6.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de uitbetaling der uitgaven met betrekking tot de bijstand inzake bijzondere opleiding van onderhorigen van Zaïre, van Rwanda en van Burundi.
  De buitengewone rekenplichtigen van het Departement worden gemachtigd om door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 100.000 frank niet te boven gaan.

Art. 2.14.4. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 41/6 - STUDIES EN DOCUMENTATIE
  1) Bijdrage van België in de installatie- en werkingskosten van een Internationaal Centrum voor de Pers te Brussel;
  2) Toelage aan de Belgische Federale Voorlichtingsdienst (F.V.D.).
  PROGRAMMA 41/7 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
  1) Toelagen aan internationale organismen of verenigingen;
  2) Toelage aan het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen;
  3) Deelneming in de kostprijs van de inhuring door de Staat van onroerende goederen bestemd om ter beschikking van de internationale instellingen te worden gesteld, en in alle andere daarmede verband houdende kosten zijnde de door die internationale instellingen niet gedekte overblijvende lasten.
  PROGRAMMA 51/1 - BUITENLANDSE HANDEL
  1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen;
  2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen;
  3) Toelagen ter bevordering van de export;
  4) Toelagen betreffende de economische expansie en de regionale reconversie.
  PROGRAMMA 52/1 - INTERNATIONALE INSTELLINGEN
  Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.
  PROGRAMMA 52/2 - HUMANITAIRE HULP
  1) Toelagen aan Belgische liefdadigheidsinstellingen en aan verenigingen van weldadigheid of van sociale bijstand in het buitenland opgericht;
  2) Toelagen bestemd voor instellingen die de bescherming der vluchtelingen tot doel hebben.
  PROGRAMMA 53/1 - BUITENLANDS BELEID
  1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen;
  2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.
  PROGRAMMA 53/2 - WETENSCHAPSBELEID
  1) Bijdragen van België aan in het land gevestigde internationale organismen;
  2) Bijdragen van België aan buiten het land gevestigde internationale organismen.
  PROGRAMMA 53/4 - HUMANITAIRE HULP
  1) Toelage aan het Internationaal Comité van het Rode Kruis;
  2) Aandeel in de werking van de Verenigde Naties ten voordele van de Arabische vluchtelingen uit Palestina.

Art. 2.14.5. De verplaatsingskosten van de agenten van de carrières van de Buitenlandse Dienst en van de Kanselarij worden, voor elk geval, bij ministerieel besluit vastgesteld.

Art. 2.14.6. De eventuele tegemoetkomingen van België ten voordele van vreemde bevolkingen, slachtoffers van ernstige natuurrampen, die een internationale humanitaire actie rechtvaardigen en de eventuele tegemoetkomingen van België ten voordele van vreemde bevolkingen, slachtoffers van ernstige conflictsituaties die een internationale solidariteitsactie rechtvaardigen moeten vooraf door de Ministerraad worden goedgekeurd.

Art. 2.14.7. De kredieten opgenomen in het programma 41/0 (B.A. 03.03.50) zijn bestemd om bestendige werkingsfondsen samen te stellen ten einde aan de ambtenaren van het departement voorschotten toe te kennen op kosten voor zendingen naar het buitenland en op kosten voor overplaatsingen en verloven van het overgeplaatste personeel. De uitgaven vereffend op die voorschotten worden zonder uitstel geregulariseerd op de daartoe bestemde begrotingskredieten.
  De kredieten opgenomen in het programma 42/0 (B.A. 04.03.50) zijn bestemd voor de samenstelling van bestendige werkingsfondsen die de betaling verzekeren van uitgaven in verband met de gewone werkingskosten van de Belgische diplomatieke en consulaire posten. De uitgaven vereffend op die voorschotten worden zonder uitstel geregulariseerd op de daartoe bestemde begrotingskredieten. De Schatkist wordt eveneens gemachtigd die buitenlandse werkingsfondsen voor hetzelfde doel en mits naleving van dezelfde budgettaire regularisatieprocedure weer samen te stellen.

Art. 2.14.8. Achterstallige schuldvorderingen die betrekking hebben op de werkingskosten van de diplomatieke en consulaire posten en van de vaste vertegenwoordigingen bij de internationale organismen mogen geïmputeerd worden op basisallocatie 04.12.33 van het programma 42/0. Dit geldt evenwel niet voor uitgaven betreffende personeelsbezoldigingen, huur van onroerende goederen en aankoop van duurzame roerende goederen.

SECTIE 15. - Ontwikkelingssamenwerking.
Art. 2.15.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, kunnen geldvoorschotten, tot een maximumbedrag van 100.000.000 frank elk, toegestaan worden aan de buitengewone rekenplichtige van het Departement, belast met de betaling van studie- en stagebeurzen.
  De buitengewone rekenplichtige van het Departement wordt gemachtigd om door middel van deze geldvoorschotten schuldvorderingen te betalen, welke 100.000 frank niet te boven gaan.

Art. 2.15.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen door de buitengewone rekenplichtige belast met het betalen van kosten van buitenlandse zendingen, voorschotten worden verstrekt aan de zendingsgelastigden in het buitenland. Daartoe mag de buitengewone rekenplichtige beschikken over geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10.000.000 frank.

Art. 2.15.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
  1) Terugbetaling van kosten voor geneeskundige zorgen verleend in Europa aan de Belgische en Luxemburgse missionarissen van Afrika (koninklijke besluiten van 13 december 1962 en 4 november 1963) (progr. 54/6);
  2) Uitgaven met betrekking tot de bijstand inzake opleiding, in België, van stagiairs van ontwikkelingslanden en uitgaven met betrekking tot de maatschappelijke en culturele hulp (progr. 54/0, 54/1, 54/3, 54/6);
  3) Logistieke steun ten voordele van het personeel van de technische bijstand en gelijkaardige tussenkomsten gebonden aan de uitvoering van programma's van bijstand met personeel (voertuigen, onderhoudskosten der huisvestingen en materieel) (progr. 54/0);
  4) Uitgaven verricht in het buitenland door de rekenplichtigen van de Ontwikkelingssamenwerking en te regulariseren a posteriori.

Art. 2.15.4. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de Ontwikkelingssamenwerking.
  Deze buitengewone rekenplichtigen worden gemachtigd door middel van deze voorschotten schuldvorderingen te betalen welke 100.000 frank niet te boven gaan.

Art. 2.15.5. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, kunnen de volgende toelagen of uitkeringen worden toegekend :
  PROGRAMMA 54/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
  Toelagen allerhande in verband met de informatie.
  PROGRAMMA 54/1 - BILATERALE SAMENWERKING (F.O.S.)
  1) Uitgaven van allerlei aard verbonden aan het programma van stagebeurzen in België en in het buitenland;
  2) Verlichting van de schulden van de ontwikkelingslanden (via de NDD);
  3) Toelagen aan de niet-gouvernementele organisaties en aan de federaties voor educatieve activiteiten, projecten, NGO-cooperanten, beurzen en kosten met betrekking tot de controle op deze activiteiten;
  4) Weddetoelagen en andere toelagen aan de inrichtende verenigingen van de Belgische scholen;
  5) Financiering van groepsstages georganiseerd op initiatief van privaatrechterlijke organisaties;
  6) (Toelagen aan de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) en aan de "Association pour la promotion de l'enseignement francophone à l'étranger (APEFE);) <W 1995-11-24/32, art. 2.15.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  7) Financiële bijdragen aan de kleinschalige interventies en activiteiten ten voordele van de Vrouw;
  8) Financiële bijdragen aan de urgentiehulp en aan de voedselhulp.
  PROGRAMMA 54/2 - WETENSCHAPSBELEID - INTERNATIONAAL VLAK
  1) Geldelijke bijdragen en deelnamen van België in de multilaterale ontwikkelingssamenwerkingsacties (Bijzonder programma internationale instellingen);
  2) Deelneming aan onderzoeksprogramma's inzake landbouw, op touw gezet door internationale en regionale organismen ten voordele van de ontwikkelingslanden;
  3) Toelagen aan de Vlaamse interuniversitaire Raad en aan de "Conseil interuniversitaire de la Communauté francaise";
  4) Toelagen bestemd voor het financieren van studiewerk, onderzoek en wetenschappelijke publikaties in verband met de ontwikkelingsproblematiek;
  5) Toelagen aan de universitaire instellingen voor de financiering van projecten inzake samenwerking.
  PROGRAMMA 54/3 - SAMENWERKING VIA INTERNATIONALE INSTELLINGEN
  1) Geldelijke bijdragen aan internationale instellingen;
  2) Geldelijke bijdragen aan ontwikkelingsbanken en aan Internationale fondsen;
  3) Uitgaven van allerlei aard m.b.t. multilaterale stagebeurzen.
  PROGRAMMA 54/4 - WETENSCHAPSBELEID - ONDERWIJS - VORMING - EDUCATIEVE ACTIVITEITEN
  1) Toelagen aan Belgische wetenschappelijk instellingen voor de verwezenlijking van projecten en onderzoeksprogramma's inzake ontwikkelingssamenwerking;
  2) Financiering van de universitaire studiekosten van onderhorigen van ontwikkelingslanden;
  3) Uitgaven van allerlei aard verbonden aan het programma van studiebeurzen in België ten gunste van onderhorigen van ontwikkelingslanden;
  4) Initiatieven van de universitaire instellingen voor de financiering van vormingsprogramma's, van internationale congressen inzake ontwikkelingssamenwerking, en van studiereizen van Belgische professoren en studenten naar ontwikkelingslanden.
  PROGRAMMA 54/5 - OVERLEVINGSFONDS - DERDE WERELD
  Allerhande toelagen in het raam van het Overlevingsfonds.
  PROGRAMMA 54/6 - DIVERSEN - PLURISECTORIEEL
  1) Toelagen aan instellingen voor onderlinge hulpverlening en aan privé-organismen waarvan de activiteit gericht is op de ontwikkelingssamenwerking of onthaal van Belgen die van overzee terugkeren;
  2) Uitgaven met betrekking tot de maatschappelijke en culturele hulp aan bursalen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking;
  3) Uitgaven voor internationale congressen m.b.t. de ontwikkelingssamenwerking en het onthaal van prominenten uit ontwikkelingslanden;
  4) Toelagen in het kader van de follow-up bursalen;
  5) Financiering van de vorming en herscholing van kandidaten en van de medewerkers aan samenwerkingsacties.

Art. 2.15.6. Voor het jaar 1995 beschikt het Overlevingsfonds Derde Wereld (B.A. 50.53.50) over een vastleggingsmachtiging van 750.000.000 frank.
  Elke verbintenis aan te gaan krachtens dit artikel wordt onderworpen aan het visum van de controleur der vastleggingen en aan het Rekenhof.
  Voor de tiende van iedere maand legt de controleur van de vastleggingen aan het Rekenhof een in drievoud opgemaakte lijst met de verantwoordingsstukken voor, die eensdeels het bedrag vermeldt van de vastleggingen die tijdens de afgelopen maand geviseerd werden, en anderdeels het bedrag aangeeft van de vastleggingen die geviseerd werden sinds het begin van het jaar.

Art. 2.15.7. De bezoldigingen, uitbetaald aan de monitors en stagemeesters op grond van artikel 23 van het koninklijk besluit van 1 maart 1989 houdende instelling van een stelsel van studie- en stagebeurzen, in België, ten gunste van onderhorigen van ontwikkelingslanden, blijven hen behouden voor de periode van 1 januari 1991 tot 31 december 1993.

Sectie 16. - Ministerie van Landsverdediging.
Art. 2.16.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 750.000 frank aan de buitengewone rekenplichtigen verleend worden met het oog op de uitbetaling van uitgaven die 100.000 frank niet overschrijden.

Art. 2.16.2. In afwijking van artikel 41 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoordineerd op 17 juli 1991, mogen de vaste uitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel van het Ministerie van Landsverdediging het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening.
  Mogen eveneens het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening zoals de vaste uitgaven : de vergoedingen voor begrafeniskosten, het kraamgeld alsmede de uitgaven voortvloeiend uit operaties en luchtreizen in het buitenland, lange zeereizen of uit de onmiddellijk te treffen maatregelen bij grond-, lucht- en zeeongeval, welk ook het bedrag van deze uitgaven weze.

Art. 2.16.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen : de bestellingen van leveringen en prestaties gedaan bij buitenlandse regeringen of bij produktieorganen en logistieke instellingen van de NAVO, alsmede de uitbetaling van de vergoedingen voor arbeidsongevallen en van de vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor materiële schade.

Art. 2.16.4. In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd om, in het kader zowel van de technische samenwerking en van de dringende hulpverlening aan derde landen, als van de onderlinge hulpverlening bepaald door artikel 3 van het Noordatlantisch Verdrag kosteloos over te gaan tot dienstverleningen en/of afstand van materieel en/of goederen uit de voorraden van de Krijgsmacht aan de landen waaraan een bijstand wordt verleend.

Art. 2.16.5. De Minister van Landsverdediging is ertoe gemachtigd provisionele voorschotten uit te betalen op :
  a) de schadeloosstelling ten laste van de Staat ingevolge schade geleden door leden van het personeel of door derden;
  b) de uitgaven in verband met de kosten voor verpleging in burgerinstellingen, met behandeling van lange duur en met de leveringen van farmaceutische produkten door de burgerofficina's;
  c) de kosten voor het gebruik van vreemde installaties;
  d) de kosten van de door de Belgische Naamloze Vennootschap tot Exploitatie van het Luchtverkeer (SABENA) geleverde prestaties, voor de verificatie en de controle van de bewijsstukken, en zulks naar rato van 90 % van deze kosten.

Art. 2.16.6. De fondsen nodig voor de betaling van de uitgaven betreffende de door het Ministerie van Landsverdediging in de Verenigde Staten van Amerika en in Canada te sluiten kopen mogen door middel van ordonnantiën van kredietopening bekomen worden. Deze opdrachten mogen onderhands gesloten worden.
  Deze fondsen mogen, ook na het verstrijken van het begrotingsjaar, aangewend worden voor het aanrekenen van de uitgaven die uit de vorenvermelde contracten voortvloeien.
  Het overschot aan fondsen wordt in de Schatkist teruggestort zodra de betrokken rekenplichtige de beheersrekening, houdende eindafrekening van de contracten waarvoor deze fondsen werden toegekend, aan het Rekenhof heeft overgelegd.
  Mogen eveneens onderhands aangegaan worden, de met de instellingen van het NAVO-Bevoorradings- en Herstellingssysteem (NAVO-Bevoorradings- en Herstellingsagentschap en zijn ondergeschikte afdelingen), alsook met de instellingen van de "Western Union Defence Organization" (WUDO), gesloten kopen.

Art. 2.16.7. De Minister van Landsverdediging is uitsluitend bevoegd om beslissingen te nemen ter beslechting van de geschillen gerezen bij de keuring van de leveranties ingevolge de overeenkomsten gesloten door het Ministerie van Landsverdediging :
  a) in de Verenigde Staten van Amerika, in Canada, met het NAVO-Bevoorradings- en Herstellingsagentschap en zijn ondergeschikte afdelingen en met de instellingen van de "Western Union Defence Organization" (WUDO);
  b) met de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ingevolge het logistiek akkoord inzake de bevoorrading in onderdelen en andere uitrusting voor CVRT;
  c) met de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland ingevolge het akkoord betreffende de bevoorrading in onderdelen voor het wapensysteem LEOPARD en de ervan afgeleide versies.

Art. 2.16.8. De in Duitsland te verwezenlijken uitgaven mogen geschieden overeenkomstig de in de Bondsrepubliek geldende regelen en het voorwerp van ordonnantiën van kredietopening zijn, welk ook het bedrag ervan moge wezen.
  De op deze wijze verkregen fondsen mogen, ook na het verstrijken van het begrotingsjaar, aangewend worden voor het aanrekenen van de vorenvermelde uitgaven.
  Het overschot aan fondsen wordt in de Schatkist teruggestort zodra de betrokken rekenplichtige de beheersrekening houdende eindafrekening van de contracten waarvoor deze fondsen werden toegekend, aan het Rekenhof heeft overgelegd.

Art. 2.16.9. Wat de overeenkomsten betreft die het voorwerp zijn van vereffeningen voor rekening van de NAVO-infrastructuur, dienen de inschrijvingen of offertes, al naargelang van het type van de overeenkomst, vergeleken te worden zonder rekening te houden met de belasting op de toegevoegde waarde en de douanerechten toegepast in de landen van de Europese Unie.

Art. 2.16.10. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 90/3 - SOCIALE HULP
  1. Burgerlijke Sociale Dienst;
  2. Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen (HIB).
  PROGRAMMA 90/4 - NATIONALE ERKENNING
  1. V.Z.W. "Luchtcadetten van België";
  2. Koninklijke Nationale Vereniging van de Reserveofficieren;
  3. Koninklijke Nationale Unie van de Reserveonderofficieren;
  4. (V.Z.W. Nationaal Centrum voor Parachutisme.) <W 1995-11-24/32, art. 2.16.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

Art. 2.16.11. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te staan indien de verrichtingen in verband met de rekening 87.07.01.25.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" - Rekening-courant van de betalings- en terugbetalingsverrichtingen van bezoldigingen voor rekening van andere departementen of diensten, van buitenlandse of internationale instellingen, of van andere derden - een debetstand van deze rekening veroorzaken.

Art. 2.16.12. De voor orde verrichte ontvangsten en uitgaven in het kader van verdragen en internationale en nationale akkoorden zullen geboekt worden op de rekening 82.04.01.68.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde".
  Deze rekening mag een debetsaldo vertonen gedurende een periode van zes maanden maximum. De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.
  Tevens worden deze verrichtingen onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 13 en 14 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1961 tot regeling van de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.

Art. 2.16.13. <W 1995-11-24/32, art. 2.16.2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995> De Minister van Landsverdediging is gemachtigd ten belope van 200 miljoen frank de ontvangsten aan te wenden die voortvloeien uit de interesttegoeden opgebracht door uitstaande voorschotten bij de " Federal Reserve Bank of New York " in het kader van de overheidsopdrachten nopens de levering van vliegtuigen, logistieke steun, grondinstallaties en bijkomende kosten voor het geheel van de F-16 vloot.
  Deze interesttegoeden zullen aangerekend worden op de rekening 87.07.03.27C van de Sectie " Thesaurieverrichtingen voor orde ". Ze zullen aangewend worden tot dekking van de uitgaven voortvloeiend uit de bovenvermelde overheidsopdrachten.

Art. 2.16.14. Conform artikel 150 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, is de Minister van Landsverdediging ertoe gemachtigd de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan zijn beheer toevertrouwd onroerend patrimonium, geïnd en geboekt op de rekening 87.07.04.28.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde", in 1995 ten belope van 100 miljoen frank te gebruiken tot dekking van de uitgaven voortvloeiend uit nieuwe infrastructuurwerken in België en ten behoeve van de Krijgsmacht in het kader van het begrotingsprogramma 16-50-3.
  De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.
  De uitgavenverrichtingen op deze rekening worden onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 13 en 14 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1961 tot regeling van de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.

Art. 2.16.15. In afwijking van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, is de Minister van Landsverdediging gemachtigd het meubilair dat ter beschikking is gesteld van de gezinnen gehuisvest in woningen beheerd door de Belgische militaire overheid in Duitsland, te laten verkopen. Dit meubilair zal ter plaatse door deze overheid verkocht worden aan de betrokken gezinnen, die als gevolg van de herstructurering van de Krijgsmacht naar België terugkeren.
  De opbrengst van deze verkoop zal aangerekend worden op de Rijksmiddelenbegroting tot dekking van de algemene behoeften van de Schatkist.

Art. 2.16.16. Behoudens de gevallen waarin het beroep op de Krijgsmacht krachtens de wet is geregeld, mogen eenheden worden ingezet in het kader van tegen betaling uitgevoerde prestaties van openbaar nut, met humanitair of cultureel oogmerk, of inzake hulp aan de natie.

Art. 2.16.17. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Hulp- en Informatiebureau voor gezinnen van militairen (HIB) Voor het begrotingsjaar 1995.
  Deze begroting beloopt 179.060.000 frank voor de ontvangsten en de uitgaven.
  Onverminderd de bepalingen van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de wet van 2 december 1957 op de Rijkswacht en van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het actief kader van het operationeel korps van de Rijkswacht en houdende demilitarisering van de Rijkswacht, wordt dit bureau gemachtigd om ten gunste van de Rijkswacht, binnen het kader van de bovenvermelde begroting, uitgaven te verrichten tot de realisatie van de opdrachten die voorzien zijn in zijn organiek reglement.

Art. 2.16.18. De Centrale Dienst voor Sociale en Culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap (CDSCA) wordt gemachtigd de opdrachten die voorzien zijn in artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 januari 1978 tot vaststelling van de taak en tot regeling van de organisatie en de werkwijze van dit organisme te verzekeren ten gunste van de personeelsleden van de Rijkswacht.

Art. 2.16.19. In afwijking van de bepalingen van artikel 28, alinea 2 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Landsverdediging gemachtigd om, gedurende de overgangsperiode tijdens dewelke Landsverdediging en de Rijkswacht hun wederzijdse steun moeten voortzetten, de aan de Rijkswacht geleverde prestaties, met uitzondering van deze die betrekking hebben op het personeel dat permanent ter beschikking wordt gesteld van deze laatste, te valoriseren en de van de Rijkswacht ontvangen prestaties te vergoeden, op basis van de veroorzaakte supplementaire kosten.
  Met uitzondering van de occasionele prestaties en deze met betrekking tot de vorming van de officieren van de Rijkswacht aan de Koninklijke Militaire School, maakt de financiële dekking van de prestaties waarvan het volume a priori gekend is, het voorwerp uit van een ter beschikking stellen van kredieten waarvan het bedrag wordt bepaald door een raming van de te realiseren prestaties en de afrekening van de vroeger werkelijk geleverde prestaties.
  De kosten voortvloeiend uit de vorming van de officieren van de Rijkswacht aan de Koninklijke Militaire School, worden gecompenseerd door het ter beschikking stellen van Rijkswachtpersoneel aan dit organisme.

Art. 2.16.20. In afwijking van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en door uitbreiding van artikel 156 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, wordt de Minister van Landsverdediging of de door hem gedelegeerde ordonnateur gemachtigd om, in het kader van het herstructureringsplan van de Krijgsmacht en onder voorwaarde dat de wetgeving inzake overheidsopdrachten wordt nageleefd, overtollig geworden materieel, waren en munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium te vervreemden. Deze vervreemding zal de volgende juridische vormen kunnen aannemen :
  - de verkoopscontracten;
  - de overeenkomsten met betrekking tot dienstverlening uit te voeren door derden als compensatie van de totale of gedeeltelijke overdracht aan deze laatsten van produkten en onderdelen voortvloeiend uit deze prestaties;
  - de overeenkomsten tot wederzijdse overdracht en ruil met andere departementen, Belgische of vreemde firma's en derde landen;
  - het kosteloos afstaan aan derde landen en humanitaire instellingen.
  Het gebeurlijk saldo van de verrichtingen vermeld in de overeenkomsten tot regeling van deze vervreemdingen zal worden aangerekend ofwel op de begroting van Landsverdediging ofwel op de rekening 87.07.06.30.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" om, in 1995, ten belope van (1.700 miljoen frank), aangewend te worden tot dekking van investeringsuitgaven ten behoeve van de Krijgsmacht. <W 1995-11-24/32, art. 2.16.3, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  Zullen ook worden aangerekend op de bovenvermelde rekening, de met die vervreemdingsverrichtingen verbonden uitgaven.
  Die uitgaven worden onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 13 en 14 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1961 tot regeling van de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.
  De Minister van Landsverdediging is eveneens gemachtigd om, met vreemde landen overeenkomsten te sluiten tot wederzijdse dienstverlening, in het kader van een internationale integratie van de Krijgsmacht of ter voorziening in dringende behoeften.
  De financiële regeling van deze wederzijdse operaties kan bij wijze van verrekening geschieden hetzij op het ogenblik dat de overeenkomst wordt beëindigd, hetzij na verloop van een overeengekomen termijn, hetzij in onderling overleg tussen de betrokken partijen. Het gebeurlijk saldo zal worden aangerekend ofwel op de begroting van Landsverdediging, ofwel op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor prestaties tegen betaling.
  De Minister van Landsverdediging is uiteindelijk gemachtigd om, inzake materieel, waren, wapens en munitie, met Belgische bedrijven contracten van lening te sluiten mits op die wijze de vernieuwing van de voor de Krijgsmacht bruikbare voorraden te bevorderen.

Art. 2.16.21. De Minister van Landsverdediging wordt gemachtigd om de ontvangsten voortvloeiend uit de Belgische deelname aan de humanitaire operaties aan te rekenen op de rekening 87.07.09.33.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde". Ze zullen aangewend worden tot dekking van uitgaven voortvloeiend uit de vorenvermelde operaties.
  Deze rekening mag een debetsaldo vertonen gedurende een periode van zes maanden maximum. De wetgeving inzake overheidsopdrachten en de daarbij horende delegaties zijn van toepassing op de uitgavenverrichtingen.
  Tevens worden deze verrichtingen onderworpen aan het aan de juridische vastlegging voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën conform de bepalingen van de artikelen 13 en 14 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1961 tot regeling van de administratieve en begrotingscontrole alsook aan het visum van het Rekenhof zoals bepaald in artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof.

Art. 2.16.22. De Minister van Landsverdediging of de door hem gedelegeerde ordonnateur wordt gemachtigd om, in het kader van het herstructureringsplan van de Krijgsmacht, de onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen die rechtens eigendom zijn van de Bondsrepubliek Duitsland of van een Land en die de krijgsmacht of het burgerlijk element voor gebruik ter beschikking zijn gesteld, geheel of gedeeltelijk terug te geven, en om de financiële weerslag van deze teruggave te bepalen na onderhandelingen met de Staat van verblijf.
  De netto financiële tegenwaarde van deze overdrachten, bepaald volgens artikel 52 van de Aanvullende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten en het Protocol van ondertekening bij deze Aanvullende Overeenkomst, ondertekend op 3 augustus 1959 te Bonn, en goedgekeurd bij de wet van 6 mei 1963, zal het voorwerp zijn van een globale afrekening op het einde van de afstand van alle betrokken onroerende goederen of andere vermogensbestanddelen.
  Het gebeurlijk saldo zal worden aangerekend ofwel op de begroting van de betrokken departementen of instelling van openbaar nut, ofwel op de rekening 87.07.10.34.B van de sectie "Thesaurieverrichtingen voor orde" om, na afrekening met de vorenvermelde organismen, aangewend te worden tot dekking van uitgaven voortvloeiend uit infrastructuurwerken ten behoeve van de Krijgsmacht.

Sectie 17. - Algemene Politiesteundienst en Rijkswacht.
Art. 2.17.1. De Minister van Binnenlandse Zaken is ertoe gemachtigd op de schadeloosstelling ten laste van de Staat ingevolge schade, geleden door leden van het personeel of door derden, provisionele voorschotten te betalen.

Art. 2.17.2. De vergoedingen voor begrafeniskosten, alsmede het kraamgeld, mogen het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening zoals de vaste uitgaven.

Art. 2.17.3. De kosten voor verpleging in het buitenland mogen bij wijze van provisie worden betaald.

Art. 2.17.4. <W 1995-11-24/32, art. 2.17.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995> Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen toegekend worden:
  PROGRAMMA 50/0 - BESTAANSMIDDELEN.
  - aan het Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen (HIB) : aandeel ten laste van de Rijkswacht voor de personeelsuitgaven, de algemene werkingskosten en de uitgaven voor tussenkomsten;
  - aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA): eenmalig aandeel in de kosten voor het opzetten van een project dat de aanwerving van allochtone Brusselse jongeren bij de Rijkswacht in de hand moet werken.

Art. 2.17.5. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
  1) de uitbetaling van de vergoedingen voor arbeidsongevallen (programma 50/0);
  2) de vergoedingen aan het Rijkspersoneel voor materiële schade (programma 50/0);
  3) de leveringen gedaan door burger- of aangenomen apothekers alsmede voor tand- of heelkundige prothesen (programma 50/0).

Art. 2.17.6. Behoudens de gevallen waarin het beroep op de Rijkswacht krachtens de wet is geregeld, mogen eenheden worden ingezet in het kader van tegen betaling uitgevoerde prestaties van openbaar nut, met humanitair of cultureel oogmerk, of voor hulp aan de natie.

Art. 2.17.7. De Minister van Binnenlandse Zaken is gemachtigd om, inzake materieel, waren, wapens en munitie, in het belang van de Schatkist, ruilovereenkomsten te sluiten voor de verwerving van gelijkaardige goederen, mits naleving van de wetgeving op de overheidsopdrachten.

Art. 2.17.8. In afwijking van artikel 41 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de vaste uitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel in dienst bij de Rijkswacht, het voorwerp zijn van ordonnantiën van kredietopening.

Art. 2.17.9. In afwijking van de bepalingen van artikel 28, alinea 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd om, gedurende de overgangsperiode tijdens dewelke Landsverdediging en de Rijkswacht hun wederzijdse steun moeten voortzetten, de aan Landsverdediging geleverde prestaties te valoriseren en de van Landsverdediging ontvangen prestaties te vergoeden op basis van de meerkosten.
   In voorkomend geval zullen de door Landsverdediging verschuldigde sommen worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds van de Rijkswacht voor "wederbelegging van het bedrag van prestaties en van cessies aan derden tegen betaling".
  Indien door de Rijkswacht bedragen verschuldigd zijn die voortvloeien uit occasionele prestaties, dan zullen de uitgaven worden aangerekend op de begroting van de Rijkswacht.
  In het andere geval zullen de prestaties aan Landsverdediging vergoed worden door middel van het ter beschikking stellen van kredieten, waarvan het bedrag wordt bepaald door een raming van de meerkosten voor Landsverdediging van de te leveren prestaties, verhoogd of verminderd met het saldo van de afrekening van de vroeger werkelijk geleverde prestaties.
  De kosten voortvloeiend uit de vorming van de officieren van de Rijkswacht aan de Koninklijke Militaire School, worden gecompenseerd door het ter beschikking stellen van Rijkswachtpersoneel aan dit organisme.

Art. 2.17.10. De Minister van Binnenlandse Zaken is ertoe gemachtigd, in het kader van een rationeel gebruik van overtollige voorraden, met de Minister van Landsverdediging overeenkomsten te sluiten tot wederzijdse overdracht van materieel, waren, munitie of dienstverlening.
  De financiële regeling van deze wederzijdse operaties kan bij wijze van verrekening geschieden.
  Het gebeurlijk saldo zal ofwel worden aangerekend op de begroting van de Rijkswacht, ofwel worden gestort op de Rijksmiddelenbegroting met bestemming het organiek begrotingsfonds van de Rijkswacht voor "wederbelegging van het bedrag van prestaties en van cessies aan derden tegen betaling".

Art. 2.17.11. De uitgaven te verwezenlijken door de liaisonofficieren van de Rijkswacht met standplaats in het buitenland, mogen geschieden overeenkomstig de in elk land geldende regelen en zij mogen, ongeacht het bedrag, betaald worden op fondsen bekomen op kredietopening.
  (In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, mogen de ter beschikking van een verbindingsofficier gestelde voorwerpen die buiten dienst worden geplaatst, door hem onderhands en volgens de in elk land geldende regels worden verkocht.
  Op dezelfde wijze mag ook worden gehandeld met het materieel en de goederen die in voorraad zijn op het ogenblik dat een vertegenwoordiging van de Rijkswacht in het buitenland definitief wordt opgeheven, tenzij de betrokken voorraden kosteloos kunnen worden afgestaan aan de diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
  In de gevallen waarin tot verkoop ter plaatse wordt overgegaan zal de opbrengst ervan gestort worden op de Rijksmiddelenbegroting.) <W 1995-11-24/32, art. 2.17.2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

Art. 2.17.12. In afwijking van de bepalingen van artikel 143 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken gemachtigd om, in het raam van de hulpverlening aan derde landen, kosteloos overtollig (materieel, dieren en/of goederen) van de Rijkswacht af te staan en beperkte diensten in verband daarmee aan deze landen te leveren. <W 1995-11-24/32, art. 2.17.3, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

SECTIE 18. - Ministerie van Financiën.
Art. 2.18.1. § 1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten worden toegestaan :
  1) aan de buitengewone rekenplichtigen van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat tot een maximumbedrag van 60.000.000 frank;
  2) aan de buitengewone rekenplichtige van het Kledingfonds van het personeel van de Administratie der Douane en Accijnzen tot een maximumbedrag van 80.000.000 frank;
  3) aan de buitengewone rekenplichtige van de Sociale Dienst en aan de buitengewone rekenplichtigen van de fiscale administraties in de buitendiensten tot een maximumbedrag van 25.000.000 frank;
  4) aan de buitengewone rekenplichtigen van de Algemene Inspectie van de Staatsschuld tot een bedrag van ten hoogste 600.000 frank.
  § 2. De buitengewone rekenplichtigen van de fiscale administraties in de buitendiensten en van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat mogen door middel van geldvoorschotten alle dienstkosten betalen tot en met 250.000 frank, alsmede de vergoedingen van alle aard die op de begroting zullen worden verleend en, wat ook het bedrag moge zijn, de kosten van onderhoud en schoonmaak, de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen.
  § 3. De buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting bij het Algemeen Secretariaat, belast met de betaling van de bezoldigingen en de terugbetaling van kosten van de controleorganen van de Staat bij de instellingen van openbaar nut, wordt toelating gegeven om deze uitgaven te verrichten door middel van geldvoorschotten.
  § 4. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van het Algemeen Secretariaat belast met de betaling van de kosten voor opdrachten in het buitenland, wordt toelating gegeven om de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren belast met een opdracht in het buitenland.
  § 5. Aan de buitengewone rekenplichtige van het Kledingsfonds van het Personeel van de Administratie der Douane en Accijnzen wordt toelating gegeven om alle uitgaven van het Kledingfonds te betalen, wat ook het bedrag ervan is.
  Deze uitgaven worden aangerekend op de begrotingsmiddelen van het programma 50.4 en mogen het jaarbedrag van 85.000.000 frank niet overschrijden.
  § 6. Aan de buitengewone rekenplichtige van de Sociale Dienst wordt toelating gegeven om hulpgelden en toelagen van sociale aard te betalen, ongeacht het bedrag.
  Deze uitgaven worden aangerekend op de begrotingsmiddelen van het programma 40.2.

Art. 2.18.2. De Minister van Financiën kan leningen en hulp verstrekken aan personeelsleden in actieve dienst, aan gewezen personeelsleden, gepensioneerd of niet, aan de rechthebbenden van de personeelsleden van Financiën en aan hun familieleden. Hij kan toelagen verlenen aan de verenigingen van personeelsleden en aan de ontmoetingscentra van het personeel van Financiën.

Art. 2.18.3. Het provisioneel krediet ingeschreven onder het programma 60/1 - Interdepartementale provisionele kredieten - en bestemd om alle uitgaven verbonden aan de indexaanpassing, de sociale programmatie en de aanwervingen te dekken, mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit en met het akkoord van de Minister van Begroting.

Art. 2.18.4. Het provisioneel krediet ingeschreven onder het programma 60/1 - Interdepartementale provisionele kredieten - en bestemd om de uitgaven in het kader van de Hulp aan de landen van Oost- en Midden-Europa te dekken, mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de betrokken departementen door middel van een koninklijk besluit en met het akkoord van de Minister van Begroting.

Art. 2.18.5. Het Muntfonds wordt ertoe gemachtigd tijdelijk, voor rekening van de Koninklijke Munt van België, de sommen voor te schieten die nodig zijn voor de uitvoering van andere werken dan de vervaardiging van nationale geldspeciën.

Art. 2.18.6. <W 1995-11-24/32, art. 2.18.2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995> Voor het jaar 1995 mogen leningen aan Vreemde Staten toegekend worden ten belope van 1.244.242.000 frank.

Art. 2.18.7. De Minister van Financiën wordt gemachtigd om, naargelang van de behoeften, een gedeelte van de niet-fiscale ontvangsten inzake het te gelde maken van activa van het Rijk, aan te wenden voor de uitgaven voor commissielonen die eigen zijn aan de totstandkoming van de overdracht van eigendomstitels.

Art. 2.18.8. De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan voor de dringende betalingen, die voortvloeien uit de verplichtingen van België op het Europees vlak en op het vlak van haar deelneming in de internationale financiële instellingen, en die verricht worden door de diensten van de Thesaurie belast met de internationale betrekkingen en de Europese aangelegenheden.

Art. 2.18.9. Met het oog op de toepassing van de artikels 13 en 14 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, wordt de Minister van Financiën gemachtigd om maandelijks voorschotten te storten die maximaal één twaalfde mogen bedragen van de sommen opgenomen in de toewijzingsfondsen 66.33.97.B, 66.34.03.B, 66.35.06.B en 66.36.09.B van de tabel van de Afzonderlijke Sectie gevoegd bij de onderhavige wet. Te dien einde mogen deze toewijzingsfondsen tijdelijk een negatief saldo vertonen, zonder dat het totaal van de voormelde voorschotten de op 31 december 1995 verwezenlijkte ontvangsten mag overschrijden.

Art. 2.18.10. Het hieronder vermeld betaalstuk wordt ontheven van de vijfjarige verjaring. Het wordt opnieuw opeisbaar en betaalbaar gedurende het jaar dat volgt op de dag van het van kracht worden van deze wet.
  Dit van de verjaring ontheven betaalstuk kan geen voorwerp uitmaken van enige vordering tot verwijlintresten, tenzij die vordering betrekking heeft op een betaling na de zestigste dag die volgt op het opnieuw indienen van het van de verjaring ontheven betaalstuk.
  De uitgave verbonden aan dit van verjaring ontheven betaalstuk wordt aangerekend op de basisallocatie 18.50.32.12.01 van het lopend begrotingsjaar.
  Begunstigde : NIVARLET P.
  Jaar van uitgifte : 1988
  Bedrag : 13.104.

SECTIE 19. - Ambtenarenzaken.
Art. 2.19.1. In afwijking van artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 15.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten en instellingen wier uitgaven in de onderhavige begroting zijn ingeschreven.
  Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard welke bij aanrekening op de begroting zullen worden verleend evenals de verbruikskosten van water, gas, elektriciteit, telefoon, stookolie en brandstof voor autovoertuigen tot en met 250.000 frank betalen.
  Mogen, ongeacht het bedrag, met deze voorschot ten worden bestreden :
  1) de uitgaven van sociale aard;
  2) de kosten voor zendingen in het buitenland en voor frankering van de briefwisseling, alsmede de voorschotten op deze kosten.
  Aan de buitengewone rekenplichtigen belast met betalingen van zendingskosten in het buitenland wordt toelating gegeven voorschotten te verlenen aan de met een zending in het buitenland belaste ambtenaren.

Art. 2.19.2. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 53/1 - VORMING VAN AMBTENAREN
  1° Bijdrage aan het Internationaal Instituut voor Bestuurswetenschappen;
  2° Bijdrage aan het Europees Instituut voor bestuurskunde te Maastricht;
  3° Tegemoetkoming voor vormingsactiviteiten georganiseerd door de representatieve vakorganisaties.

Art. 2.19.3. Het provisioneel krediet ingeschreven onder het programma 53/2 - Provisionele kredieten en bestemd tot dekking van alle uitgaven verbonden aan de opleidingsactiviteiten mag, volgens de behoeften, worden verdeeld over de passende programma's van de begrotingen van de verschillende departementen door middel van een koninklijk besluit met het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken.

SECTIE 21. - Pensioenen.
Art. 2.21.1. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar of in voorkomend geval op de kredieten van de organieke fondsen in de hiernavolgende gevallen :
  1) Burgerlijke, kerkelijke en militaire pensioenen :
  - Rustpensioenen, voorschotten op deze pensioenen en aanverwante voordelen :
  - aan het personeel van de Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten, van de Regie der Posterijen, van de Regie voor Maritiem Transport, van het Rijks- en Gemeenschapsonderwijs, van de magistraten en de pleitbezorgers;
  - aan de bedienaars van de erediensten;
  - aan het personeel van leger en rijkswacht;
  - aan de gewezen leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika;
  - aan het personeel van het provinciaal, gemeentelijk en vrij gesubsidieerd onderwijs.
  - Overlevingspensioenen en -renten, voorschotten op deze pensioenen of renten en aanverwante voordelen aan de rechthebbenden van de gewezen personeelsleden van de kaders in Afrika.
  - Overdrachten van bijdragen door de Staat te verrichten in toepassing van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector; terugbetalingen van ten onrechte geïnde overdrachten.
  - Overdrachten van pensioenbedragen aan de Europese Gemeenschap in toepassing van de wet van 21 mei 1991 tot vaststelling van een zeker verband tussen Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek recht.
  - Als pensioen geldende hulpgelden.
  - Kinderbijslagen aan de gewezen leden van het beroepspersoneel van de kaders in Afrika.
  - Bedragen ter beschikking te stellen van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers om het hem mogelijk te maken, in uitvoering van artikel 101, 2° tot 4°, van de teksten der wet van 4 augustus 1930 betreffende de gezinsvergoeding voor loontrekkenden, voor rekening van het Rijk de uitbetalingen te verzekeren van de kinderbijslag betreffende het lopend jaar en de voorgaande jaren alsook de dekking van de bestuurskosten van deze uitbetaling met inbegrip van de verzendingskosten van de postassignaties.
  2) Oorlogspensioenen en -renten.
  - Invaliditeitspensioenen van de militairen uit vredestijd en hun rechthebbenden. Renten verbonden aan de nationale orden.
  - Renten voor het lichamelijk leed overkomen aan de burgerlijke en militaire personeelsleden van de Technische Samenwerking naar aanleiding of tengevolge van onlusten, oproer of burgeroorlog.
  - Vergoedingspensioenen aan de militaire invaliden van vredestijd en gelijkgestelden alsmede aan hun rechthebbenden.
  - Pensioenen, toelagen en renten toegekend aan de militaire slachtoffers van de oorlog 1914-1918 en aan hun rechthebbenden.
  - Pensioenen, toelagen en renten toegekend aan de militaire slachtoffers van de oorlog 1940-1945 of ermede gelijkgestelden, alsook aan de rechthebbenden van deze personen.
  - Renten aan de verplicht ingelijfden bij het Duitse leger.
  - Renten, vergoedingen, voorschotten op renten en vergoedingen, alsmede verwijlinteresten aan de slachtoffers van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar en van het werk of een beroepsziekte in de overheidssector alsook aan hun rechthebbenden.
  - Kinderbijslagen aan de groot-invaliden en aan de weduwen van militairen van vredestijd.
  - Kinderbijslagen aan de groot-invaliden en aan de weduwen van de oorlog 1940-1945.
  - Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de uitkering te verzekeren van de pensioenen, renten, toelagen en vergoedingen voor burgerlijke oorlogsslachtoffers van 1914-1918 en van hun rechthebbenden.
  - Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen teneinde de uitkering te verzekeren van de pensioenen, renten, toelagen en vergoedingen voor burgerlijke oorlogsslachtoffers van 1940-1945 en van hun rechthebbenden.
  - Sommen ter beschikking te stellen van de Nationale Kas voor Oorlogspensioenen, teneinde de toepassing te verzekeren van de wet van 6 juli 1964 waarbij de toepassing van de wetten betreffende de herstelpensioenen van de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden wordt uitgebreid tot de gevolgen van sommige feiten die zich hebben voorgedaan op het grondgebied van Kongo (Kinshasa), van Rwanda en van Burundi.
  - Renten toegekend aan de zeevissers voor in oorlogstijd bewezen diensten.
  - Uitvoering van het Belgisch-Duits akkoord van 21 september 1962 betreffende de vergoeding van de oorlogsslachtoffers.
  3) Sociale pensioenen.
  - Dotatie aan de Rijksdienst voor pensioenen met het oog op de financiering van de uitgaven voortvloeiend uit de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.

Art. 2.21.2. De volgende uitgaven zullen mogen vereffend worden bij middel van geldvoorschotten waarvan het maximumbedrag een derde van de kredieten toegekend aan elk ordonnancerend ministerie, niet zal mogen overschrijden.
  De uitgaven op de kredieten met betrekking tot :
  - Voorlopige militaire pensioenen, hulpgelden, renten en diverse toelagen;
  - Hulpgelden toegekend bij ontstentenis van pensioen aan gewezen magistraten, ambtenaren, beambten, personeelsleden zonder benoeming of loontrekkenden uit de tijdelijke of de vaste kaders evenals aan gewezen leden van het hulppersoneel, aan hun weduwen of aan de leden van hun gezin, die in benarde toestand verkeren en waarvan zij de steun waren, om het even of er alimentatieplicht of niet bestond;
  - Hulpgelden toegekend in uitzonderlijke omstandigheden aan die personen die slechts een pensioen of een als pensioen geldend wachtgeld van gering bedrag hebben bij toepassing van artikel 29 van het koninklijk besluit van 30 maart 1939 betreffende de terbeschikkingstelling van het Rijkspersoneel (met inbegrip in voorkomend geval van de toekenning aan de rechthebbenden van een compensatievergoeding gelijk aan het verschil tussen het gecumuleerd bedrag van het overlevingspensioen en het pensioen, of van het voorschot toegekend aan de rechthebbende van de overleden militair of het oorlogsslachtoffer en de 75 % activiteitswedde waarvan het overleden personeelslid normaal het genot zou hebben gehad en van een compensatievergoeding aan de gewezen personeelsleden van de Identificatiedienst van de Brusselse agglomeratie en aan hun rechthebbenden gelijk aan het verschil tussen het rust- of het overlevingspensioen toegekend door de Rijksdienst voor Pensioenen) :
  - Justitie
  - Binnenlandse Zaken
  - Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
  - Landsverdediging
  - Landbouw
  - Economische Zaken
  - Tewerkstelling en Arbeid
  - Sociale Voorzorg
  - Volksgezondheid
  - Financiën
  - Diensten van de Eerste Minister
  - Onderwijs en Cultuur, met inbegrip van het personeel der verschillende onderwijstakken (Rijks- en gesubsidieerde inrichtingen) en van het Nationaal Orkest van België
  - Onderwijs en Franse Cultuur
  - Onderwijs en Nederlandse Cultuur
  - Middenstand.
  De hulpgelden, toegekend als aanvulling van een gering pensioen of wachtwedde, zullen maandelijks uitbetaald worden. Alleen de vereffening van de eerste termijn zal geschieden mits voorafgaand visum van het Rekenhof op overlegging van het koninklijk of ministerieel toekenningsbesluit.

Art. 2.21.3. In toepassing van artikel 61 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, wordt het overschot van de opbrengst van de persoonlijke bijdrage voor de financiering van de overlevingspensioenen geregistreerd bij het Fonds voor Overlevingspensioenen (organiek fonds van programma 1 van afdeling 51), aangewend voor de financiering van de uitgaven inzake de rustpensioenen van het Rijkspersoneel, van het leger, van de rijkswacht en van het gesubsidieerd onderwijs. (Dit overschot wordt geschat op 8.300,0 miljoen frank voor het begrotingsjaar 1995.) <W 1995-11-24/32, art. 2.21.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

Art. 2.21.4. De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten te verlenen indien de lopende rekeningen van de Schatkistverrichtingen 80.07.02.00.B (toelage in verband met arbeidsongevallen voor het personeel voor sommige instellingen van openbaar nut) en 82.01.02.60.B (pensioenen van het gemeentepersoneel - Gemeenschappelijk regime) zich in debettoestand bevinden.

Art. 2.21.5. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen, wanneer de rekening van het fonds "Pool der parastatalen" (organiek fonds van programma 5 van afdeling 51), zich in debettoestand bevindt.

Art. 2.21.6. De vereffening van de begrafenisvergoedingen ten laste van de basisallocatie 33.25 van afdeling 51 toegekend in toepassing van artikel 6 van de wet van 30 april 1958, ten gunste van de rechthebbenden van de gepensioneerde Rijksambtenaren, gebeurt op fondsvoorschotten overeenkomstig artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846; het bedrag van elk voorschot mag de 15.000.000 fr. niet overschrijden.

Art. 2.21.7. De Minister van Financiën kan voorschotten toestaan op de vergoeding bedoeld bij artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde Rijksambtenaren.

SECTIE 22. - Ministerie van Middenstand.
Art. 2.22.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10.000.000 frank worden toegestaan aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement.
  Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten betalen tot en met 100.000 F, de vergoedingen van alle aard welke bij aanrekening op de begroting zullen worden verleend alsmede, welk ook het bedrag moge zijn, de verbruikskosten van benzine water, gas, elektriciteit en telefoon, de kosten van frankering met de machine en de staatssteun ten gunste van de door het personeel van het Departement bezochte restaurants en refters, bedoeld bij deze wet.
  Wat de buitengewone rekenplichtige van het Departement betreft, belast met de betaling van de voorschotten op zendingskosten in het buitenland, toelating wordt hem gegeven, aan de ambtenaren belast met de zending in het buitenland de nodige voorschotten te verlenen, zelfs indien deze voorschotten meer dan 100.000 F bedragen.

Art. 2.22.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen achtereenvolgende geldvoorschotten die later zullen worden verantwoord aan de rekenplichtige die belast is met de vereffening van de hulpgelden van sociale aard, worden toegestaan.

Art. 2.22.3. In afwijking van artikel 6, § 1, 2°, van de wet van 29 maart 1976, wordt de Rijkssubsidie aan het stelsel van gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, voor het begrotingsjaar 1995 vastgesteld op 4.983,1 miljoen.

Art. 2.22.4. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/0 - BESTAANSMIDDELEN
  (Toelagen toegekend aan organismen, instellingen en personen die zich, op nationaal vlak, bezighouden met toegepast onderzoek, studies, voorlichting en vertegenwoordiging ten gunste van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen.) <W 1995-11-24/32, art. 2.22.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

SECTIE 23. - Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 2.23.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten worden verleend :
  1) tot een maximumbedrag van 750.000 frank, aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement, andere dan die bedoeld onder 2, 3 en 4 hierna, die er uitgaven mee mogen betalen welke 100.000 frank niet overschrijden;
  2) tot een maximumbedrag van 500.000 frank, aan de rekenplichtige van de Sociale Dienst, die er de uitgaven mee mag vereffenen, voorzien voor de sociale acties in het programma 40/0 - "Secretariaat-generaal en algemene administratieve diensten - bestaansmiddelen", en welke ook het bedrag ervan weze;
  3) tot een maximumbedrag van 15.000.000 frank, aan de buitengewone rekenplichtige van het Departement Algemene Administratieve Diensten, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 100.000 frank niet overschrijden, en welk ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit en de kosten van telefoon;
  4) tot een maximumbedrag van 7.500.000 frank, aan de rekenplichtigen belast met het financieren van opdrachten, die gemachtigd worden de nodige voorschotten ter beschikking te stellen van de personen belast met een opdracht in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten 100.000 frank overschrijden;
  5) tot een in totaal maximumbedrag van 500.000 frank aan de buitengewone rekenplichtige van het Departement - Algemene Administratieve Diensten - teneinde prijzen toe te kennen, welke ook het bedrag moge zijn, aan het netwerk van gemeenten en O.C.M.W's voor een gelijke kansenbeleid, ten laste van de basisallocatie 43.02 van de organisatie-afdeling 40, programma 5.

Art. 2.23.2. Ten behoeve van de uitgaven van het organiek begrotingsfonds "Belgisch Europees Sociaal Fonds" (programma 56/9) kunnen aan de bevoegde buitengewone rekenplichtigen geldvoorschotten toegekend worden, zoals bedoeld bij artikel 15, 2°, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Deze voorschotten zijn elk afzonderlijk aan geen maximumbedrag gebonden, met dien verstande dat ze de beschikbare variabele kredieten niet mogen overschrijden.

Art. 2.23.3. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/0 - SECRETARIAAT-GENERAAL EN ALGEMENE ADMINISTRATIEVE DIENSTEN - BESTAANSMIDDELEN
  1) Toelage aan de Personeelsvereniging van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
  2) Toelage aan de V.Z.W. Kinderopvang van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
  PROGRAMMA 40/1 - INTERNATIONALE SAMENWERKING
  - Deelneming aan het programma voor de uitwisseling van sociale werkers der Verenigde Naties.
  - Toelage aan de Internationale Arbeidsorganisatie ten titel van vrijwillige bijdrage van de Belgische regering voor het programma "Kinderarbeid".
  - Deelname in de uitvoering van de initiatieven betreffende bilaterale sociale samenwerking opgezet door de Internationale Arbeidsorganisatie of met een derde land.
  PROGRAMMA 40/2 - STUDIES
  - Verlenen van toelagen ter aanmoediging van activiteiten in het raam van de opdrachten van het Departement en ondersteuning van het pilootproject sociaal Euroloket.
  PROGRAMMA 40/5 - GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN
  1) Subsidies aan organisaties die (mede) als doelstelling hebben gelijke kansen tussen vrouwen en mannen te bevorderen, voor projecten die gericht zijn op :
  - verandering van situaties waarin sprake is van een onrechtvaardig verschil in behandeling van vrouwen en mannen;
  - verandering in maatschappelijke structuren en verhoudingen die belemmering en/of achterstanden van vrouwen veroorzaken;
  - een mentaliteitsverandering ten aanzien van het traditioneel man-vrouw rollenpatroon;
  - de bewustwording van de rol en positie van de vrouw bij de vrouw en/of groepen van vrouwen en op het stimuleren dat vrouwen maatschappelijk participeren;
  - een fundamentele reflexie betreffende de man-vrouw verhoudingen, resulterend in veranderingsstrategieën.
  2) Subsidie aan de v.z.w. Centrum voor Vrouwen "DE AMAZONE".
  PROGRAMMA 51/1 - SOCIAAL OVERLEG EN SOCIALE BEMIDDELING
  - Toelage aan de Nationale Arbeidsraad.
  PROGRAMMA 52/1 - ACTIES TEN GUNSTE VAN DE SOCIALE, MORELE EN INTELLECTUELE PROMOTIE VAN DE WERKNEMERS
  1) Allerlei uitgaven in verband met de toekenning van de prijzen van de Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en van de Administratie van de arbeidsveiligheid;
  2) Toelage aan het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid;
  3) Toelage aan het Nationaal onderzoeksinstituut voor arbeidsomstandigheden;
  4) Toelage aan de representatieve werknemersorganisaties bedoeld bij artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
  PROGRAMMA 54/1 - CONTROLE, REGLEMENTERING EN AANMOEDIGING VAN DE ARBEIDSVEILIGHEID
  - Toelage aan de Vereniging van diensthoofden voor veiligheid en hygiëne van België.
  PROGRAMMA 55/1 - REGLEMENTERING EN CONTROLE - AANMOEDIGING VAN DE HYGIENE IN DE WERKPLAATSEN EN VAN DE GEZONDHEID DER WERKNEMERS
  - Verlenen van financiële hulp aan de wetenschappelijke verenigingen voor arbeidsgeneeskunde en aan de beroepsorganisaties van de arbeidsgeneesheren voor hun werking, studievergaderingen, onderzoeken en publikaties in het raam van de gezondheidspolitiek ten bate van de werknemers en ter behartiging van de arbeidsgeneeskunde.
  PROGRAMMA 56/3 - BRUGPENSIOENEN
  Binnen de perken van de betrokken basisallocatie van het programma 56/3 - "Brugpensioenen" kan er een toelage worden toegekend aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers om de uitgaven te dekken voor het toekennen van een aanvullende vergoeding aan bruggepensioneerde werknemers in 1993 van de douane- en expeditiekantoren.

Art. 2.23.4. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopende jaar in verband met de toekenning van het betaald educatief verlof aan de werknemers.

Art. 2.23.5. Binnen de perken van de middelen bestaande uit de bijdrage bedoeld in Sectie 2 van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988 en door de bijdragen bedoeld in Hoofdstuk XI van Titel II van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, mogen voorschotten worden geordonnanceerd ten bedrage van 25 % van het bedrag van de volgen de financiële tussenkomsten :
  - in het kader van een aktie of een initiatiefplan voor de tewerkstelling ten gunste van de risicogroepen in het raam van een overeenkomst van beroepsintegratie;
  - in het kader van de kinderopvang, georganiseerd bij artikel 4 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992.
  Dit geldt ook voor de betaling van de te verstrekken premies ingevolge de uitvoering van het Begeleidingsplan.

Art. 2.23.6. Forfaitaire vergoedingen kunnen worden toegekend aan de leden van de delegaties die in België verblijven in het kader van de bilaterale sociale samenwerking evenals aan het personeel van het Departement en van de instellingen van openbaar nut die onder zijn voogdij staan, dat hen vergezelt, dit om hun geringe uitgaven te dekken.
  Tot een door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vastgesteld bedrag kunnen de betrokken sociale partners een terugbetaling bekomen van de theoretische en praktische vormingen die ze organiseren in het kader van de bilaterale sociale samenwerking.

Art. 2.23.7. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt gemachtigd het beschikbare saldo van de subsidie toegekend in 1994 op basisallocatie 56/40 42.09 te gebruiken om de uitgaven inherent aan de toekenning van uitkeringen voor loopbaanonderbreking gedurende het lopende begrotingsjaar te dekken.

Art. 2.23.8. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt gemachtigd het beschikbare saldo van de subsidie toegekend in 1994 op basisallocatie 56/60 33.04 te gebruiken om de uitgaven te dekken in verband met de betaling van de wachtgelden aan de werknemers die getroffen werden door sommige sluitingen van ondernemingen en van vertrekpremies aan ontslagen werknemers van steenkoolmijnen gedurende het lopende begrotingsjaar.

Art. 2.23.9. De Pool van de zeelieden ter koopvaardij wordt gemachtigd het beschikbare saldo van de subsidie toegekend in 1993 op basisallocatie 56/20 42.02 gedurende het begrotingsjaar 1994 te gebruiken.

Art. 2.23.10. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 1995. Deze begroting beloopt 34.200.000 frank voor de ontvangsten en 34.200.000 frank voor de uitgaven.

SECTIE 24. - Ministerie van Sociale Voorzorg.
Art. 2.24.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximum bedrag van 20.000.000 frank worden verleend aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die geen 100.000 frank overschrijden en, welk ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas, van elektriciteit, de kosten van telefoon, portkosten, alsmede de voorschotten verleend aan de ambtenaren en experten belast met opdrachten.

Art. 2.24.2. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/0 - ALGEMENE DIENSTEN BESTAANSMIDDELEN
  1) Forfaitaire toelagen aan organismen, instellingen, verenigingen en groeperingen die door de studie, de informatie of door andere activiteiten van sociale aard deelnemen aan de bevordering van de sociale vooruitgang;
  2) Toelagen voor studiedagen, deelnemingen, diverse tussenkomsten, informatie en propaganda betreffende de verschillende takken van de sociale zekerheid.
  PROGRAMMA 51/0 - SOCIALE ZEKERHEID BESTAANSMIDDELEN
  Toelagen aan organismen die zich inzetten voor de viering van de 50 jaar sociale zekerheid.

Art. 2.24.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen worden aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in het hiernavolgende geval :
  Betaling aan de gehandicapten bij toepassing van de wet van 27 februari 1987 van de vergoedingstermijnen waarvan het recht in de loop van de voorgaande jaren werd erkend en die, om de een of andere reden, ten laste van de voor deze begrotingsjaren uitgetrokken kredieten, niet konden worden vereffend.

Art. 2.24.4. De Schatkist wordt ertoe gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen in verband met artikel 87.02.05.14 B van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie - Aan de Schatkist overgemaakte gelden voor de uitkering van renten, pensioenen of tegemoetkomingen aan in België verblijvende personen die, overeenkomstig de gesloten internationale akkoorden, gerechtigd zijn op de voordelen van buitenlandse sociale wetgevingen - een debettoestand van dit artikel veroorzaken.

SECTIE 25. - Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 2.25.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 9 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximum bedrag van 30.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het departement, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen aangaande alle dienstkosten alsmede de vergoedingen en toelagen van alle aard die 250.000 frank niet overschrijden, en welk ook het bedrag moge zijn, van de verbruikskosten van water, van gas en van electriciteit, de kosten van telefoon en de verbruikskosten van stookolie en brandstof van autovoertuigen.
  Deze rekenplichtigen worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren van de Eetwareninspectie voor het nemen van monsters. Deze voorschotten zijn beperkt tot een bedrag van 50.000 frank.
  Deze rekenplichtigen worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren en experten belast met een zending in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten meer dan 100.000 frank bedragen.
  De betaling van de erelonen van experten uit het buitenland en van de kosten voortspruitend uit regelingen met vreemde landen, mag eveneens per geldvoorschot gebeuren, welke ook het bedrag ervan zij.

Art. 2.25.2. De uitgaven van alle aard tot verzorging van de rechthebbenden bedoeld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, mogen per geldvoorschot gebeuren, welke ook het bedrag ervan zij, en zulks binnen de perken van het tarief bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969.

Art. 2.25.3. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend op de kredieten van het lopend jaar in de hiernavolgende gevallen :
  Uitgaven met betrekking tot de presentiegelden en vergoedingen voor reis en verblijfkosten toegekend aan de voorzitters en de leden van de Raden en Commissies ingesteld bij het departement.
  PROGRAMMA 52/1 - MEDISCH BEHEER DER OPENBARE DIENSTEN
  Uitgaven van alle aard tot verzorging van de rechthebbenden bedoeld bij de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten in de overheidssector.
  PROGRAMMA 53/1 - HOSPITALISATIES
  1. Staatstussenkomst in de lasten die uit het beheer der ziekenhuizen voortspruiten, met uitsluiting van de ten gunste van de universitaire ziekenhuizen voorziene supplementen;
  2. Staatstussenkomst in de prijs per dag verpleging in de Universitaire ziekenhuizen, ingevolge de toepassing van artikel 102 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen en in de kosten van de prestaties geleverd door de geneeskundige staf van de universitaire ziekenhuizen welke geen aanleiding geven tot tussenkomst van de verzekeringsorganismen;
  3. Staatstussenkomst in de verblijfprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen en het beschut wonen.
  PROGRAMMA 54/1 - BESTAANSZEKERHEID
  1. Staatstussenkomst inzake sociaal levensminimum;
  2. Betaling van medische zorgen verstrekt in België aan de slachtoffers van de incidenten van de Heizel van 29 mei 1985 vanaf 19u15, dit betekent de kosten van geneeskundige zorgen verstrekt door hospitalen, klinieken en via privé-consultaties, de betaling van vervoerskosten in België van de slachtoffers, evenals de betaling van de begrafeniskosten beperkt tot het maximumbedrag door het RIZIV terugbetaald, en iedere andere betaling van de Belgische Staat geëist in het kader van de bilaterale akkoorden;
  3. Toelagen aan OCMW's inzake onderhoudsgeld voor kinderen.
  PROGRAMMA 54/5 - OPVANG VLUCHTELINGEN
  Betaling van de lasten betreffende steun van alle aard, toegekend aan de behoeftigen, de kandidaat politieke vluchtelingen en erkende politieke vluchtelingen. Allerlei kosten (huurlasten, personeel, verbruiksuitgaven, enz.) verbonden aan de werking van de gecentraliseerd opvang van kandidaat politieke vluchtelingen.
  PROGRAMMA 59/1 - FONDS BOUW ZIEKENHUIZEN-FLATS
  Kredieten voor de instellingen in de sector van de persoonsgebonden materies die in het Brussels Gewest tot de bevoegdheid van het Nationaal Parlement en de Nationale Regering behoren.

Art. 2.25.4. De Schatkist wordt gemachtigd, binnen de perken van de begrotingskredieten, tot het verstrekken van de nodige provisies om de uitbetaling op de overeengekomen vervaldagen te verzekeren, met verplichting deze provisies later te regulariseren, in de hiernavolgende gevallen :
  - toelagen aan de gewestelijke en lokale openbare besturen als Staatstussenkomst in de lasten der interesten van de door deze besturen aangegane leningen bij het Gemeentekrediet van België voor de financiering van werken (toepassing van het koninklijk besluit van 22 oktober 1959) (programma's 59/3 lasten van het verleden en 59/2 Pasteurinstituut);
  - staatstussenkomst in de rentelasten voor subsidiëring van ziekenhuisgebouwen betreffende vroegere lasten zowel voor de gemeenschappen als voor de bicommunautaire sector (programma 59/1 - Fonds bouw ziekenhuizenflats);
  - toelagen aan de gewestelijke en lokale openbare besturen als Staatstussenkomst in de aflossingslasten van de door deze besturen aangegane leningen bij het Gemeentekrediet van België voor de financiering van werken (toepassing van het koninklijk besluit van 22 oktober 1959) (programma's 59/3 - lasten en 59/2 - Pasteurinstituut);
  - staatstussenkomst in de aflossingslasten voor subsidiëring van ziekenhuisgebouwen betreffende vroegere lasten zowel voor de Gemeenschappen als voor de bicommunautaire sector (programma 59/1 - fonds bouw ziekenhuizen-flats).

Art. 2.25.5. De kredieten voor allerhande uitgaven voor maatschappelijk dienstbetoon, voorzien in het bestaansmiddelenprogramma van de organisatieafdeling 40, zullen mogen aangewend worden in de vorm van een toelage aan de VZW "Sociale Dienst van het Ministerie van Volksgezondheid en het Gezin" (Programma 40/0 - Bestaansmiddelen).

Art. 2.25.6. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/1 - INTERNATIONALE BETREKKINGEN INZAKE ONDERZOEK, VORMING EN BIJDRAGEN AAN INTERNATIONALE ORGANISMEN.
  1) Lidmaatschapsbijdragen aan internationale organisaties in het domein van de volksgezondheid;
  2) Bijdragen bedoeld om vergaderingen in België tussen experten van internationale organisaties over onderwerpen van volksgezondheid en leefmilieu rechtstreeks te financieren.
  PROGRAMMA 51/2 - PROFYLAXIS EN OPVOEDING
  Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van profylaxis en hygiëne.
  PROGRAMMA 51/3 - INSPECTIE VAN VOEDINGSMIDDELEN
  Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van de levensmiddelenhygiëne.
  PROGRAMMA 51/4 - TOEZICHT OP DE COMMERCIALISERING VAN GENEESMIDDELEN
  Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van de farmacie.
  PROGRAMMA 52/4 - STOCKAGE EN VERDELING VAN BLOED
  Subsidies voor het uitbouwen van de bloed- en plasmacollectecentra van het Belgische Rode Kruis.
  PROGRAMMA 52/6 - MEDISCH-SOCIALE VOORZORG
  Toelagen voor het aanmoedigen van initiatieven genomen in verband met studiedagen en informatieverspreiding aangaande volksgezondheid.
  Toelagen voor de financiering van het bijhouden van het nationaal kankerregister door het Belgisch Werk tegen de Kanker.
  PROGRAMMA 53/3 - ORGANISATIE GENEESKUNDEPRAKTIJK
  Toelagen aan profylactische en sanitaire organismen als tussenkomst in studiedagen op het vlak van de geneeskundepraktijk.
  Toelagen voor de realisatie en verspreiding van de Folia Diagnostica, met inbegrip van de toelagen voor de prestaties voor het jaar 1992 in dit verband.
  PROGRAMMA 54/1 - BESTAANSZEKERHEID
  1) Toelagen aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen van OCMW's van OCMW-voorzitters, -secretarissen en maatschappelijk werkers;
  2) Toelagen aan particuliere organisaties die zich specifiek inzetten voor de meest kansarmen (Vierde Wereldbeweging, Beweging van Mensen met Kinderen en Laag Inkomen, Sociale Werkplaatsen/Entreprises d'Apprentissage professionnel, enz...;
  3) Toelagen aan organisaties die betrokken zijn bij de voedselbedeling in het raam van de EEG-voedselhulp;
  4) Subsidies ter aanmoediging van initiatieven genomen in het kader van studiedagen, onderzoek, en informatieverspreiding in verband met de problemen aangaande de armoede (oorzaken, gevolgen, middelen om eraan te verhelpen)."
  PROGRAMMA 54/5 - OPVANG VLUCHTELINGEN
  Toelagen aan organisaties die een bijdrage leveren tot ondersteuning van de eerste opvang en spreiding van vluchtelingen (en van de slachtoffers van de mensenhandel). <W 1995-11-24/32, art. 2.25.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 55/1 - OORLOGSGETROFFENEN
  Toelagen ter ondersteuning van de sociale actie van bepaalde federaties en werken ten gunste van de oorlogsslachtoffers en hun rechthebbenden.
  PROGRAMMA 57/1 - LEEFMILIEUBELEID
  Toelagen voor de wetenschappelijke samenwerking met bepaalde instellingen aangaande het radiologisch toezicht op het grondgebied, de strijd tegen de vervuiling, en de veiligheid bij de risico-industrieën.
  Toelagen voor de wetenschappelijke samenwerking aangaande het grensoverschrijdend transport van industriële afvalstoffen.
  Toelagen voor het aanmoedigen van initiatieven genomen in verband met studiedagen en informatieverspreiding aangaande de sensibilisering van de problemen omtrent het leefmilieu.
  PROGRAMMA 58/1 - RESEARCH - DEVELOPMENT NATIONAAL
  Financieren van het bijhouden van het nationaal kankerregister door het Belgisch Werk tegen de Kanker en het Nationaal Register voor Genetisch Onderzoek door het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid van de KUL.
  Financieren van het voortzetten van het wetenschappelijk onderzoek naar de werking van geneesmiddelen tegen AIDS.
  Toelagen aan profylactische en sanitaire organismen als tussenkomst in studiedagen met betrekking tot het ziekenhuisbeleid.
  Subsidies aan de prospectieve studies naar allergische verschijnselen bij pasgeborenen.
  Subsidies ter aanmoediging van initiatieven genomen in het kader van de Sociale Geneeskunde, zoals daar zijn initiatieven betreffende de kanker, de genetica, het AIDS-syndroom en de gehandicaptenproblematiek overeenkomstig de wet van 8 augustus 1980, artikel 5, § 1, 2°.
  Nationale toelage aan het Fonds voor geneeskundig wetenschappelijk onderzoek.
  Beleidsgericht wetenschappelijk onderzoek en internationale uitwisseling van gegevens inzake recente ontwikkelingen en problemen op het vlak van profylaxis, hygiëne, levensmiddelenhygiëne en farmacie.
  PROGRAMMA 58/2 - RESEARCH - DEVELOPMENT INTERNATIONAAL
  1) Lidmaatschapsbijdragen aan internationale organisaties in het domein van volksgezondheid en leefmilieu;
  2) Bijdragen bedoeld om vergaderingen tussen experten van internationale organisaties over onderwerpen van volksgezondheid en van leefmilieu te financieren.
  PROGRAMMA 58/3 - INSTITUUT VOOR HYGIENE EN EPIDEMIOLOGIE
  Toelagen in het kader van contracten of conventies gesloten met universitaire centra, andere wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut of studiediensten, verleend door het IHE om onderzoeken of enquêtes voor, of in samenwerking met, het IHE uit te voeren.
  PROGRAMMA 58/6 - INSTITUUT PASTEUR
  Toelagen in het kader van contracten of conventies gesloten met universitaire centra, andere wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut of studiediensten, verleend door het I.P.B. om onderzoeken of enquêtes voor, of in samenwerking met het I.P.B. uit te voeren.

Art. 2.25.7. De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 51.4 - activiteiten 42 en 44, voor toepassing van de wet op de geneesmiddelen (wet van 5 januari 1976, art. 152), en de variabele kredieten van programma-activiteit 57.13 voor de bescherming tegen ioniserende stralingen (koninklijk besluit van 14 augustus 1981), mogen per geldvoorschot gebeuren.
  In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen hiervoor geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 10.000.000 frank worden verleend aan de hiervoor aangestelde buitengewone rekenplichtigen van het Departement met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 100.000 frank bedragen.

Art. 2.25.8. Het Instituut voor Veterinaire Keuring is gemachtigd tot de terugbetaling van de bedragen die 30 frank per dier te boven gaan, die het naar aanleiding van de keuring van schapen, lammeren, geiten en geitjes in de periode van 1 juli 1986 tot 31 december 1987 in toepassing van artikel 12 van het koninklijk besluit van 25 januari 1989 heeft ontvangen.

Art. 2.25.9. De in de voorgaande jaren aan de O.C.M.W.'s teveel uitgekeerde bedragen in het kader van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, kunnen voor het begrotingsjaar 1995 verrekend worden als voorschotten voor het lopende jaar.

Art. 2.25.10. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren in het kader van het koninklijk besluit van 22 augustus 1989 tot regeling van de Staatstussenkomst inzake voorschotten op en invordering van onderhoudsgelden mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar.
  De in hetzelfde kader tijdens de voorgaande jaren aan de O.C.M.W.'s teveel uitgekeerde bedragen kunnen voor het begrotingsjaar 1995 gerekend worden als voorschotten op het lopend jaar.

Art. 2.25.11. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren in het kader van de Staatstussenkomst voor de psychiatrische verzorgingstehuizen en de erkende instellingen voor beschermd wonen mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar.

Art. 2.25.12. Goedgekeurd wordt de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 1995 van het Instituut voor Veterinaire Keuring.
  Deze begroting beloopt 1.905.500.000 franken voor de ontvangsten en 1.855.100.000 franken voor de uitgaven.
  De ontvangsten voor orde worden geraamd op 5.000.000 franken en de uitgaven voor orde op 5.000.000 franken.

SECTIE 31. - Landbouw.
Art. 2.31.1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 30.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement, met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 200.000 frank niet overschrijden, alsmede ongeacht hun bedrag, de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, de kosten van telefoon en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen, alsook de vergoedingen van alle aard welke op de begroting toegekend worden en de kosten voortvloeiend uit de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat.
  Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen.

Art. 2.31.2. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mag de rekenplichtige belast met de vereffening van de hulpgelden en toelagen van sociale aard, achtereenvolgende geldvoorschotten van hoogstens 500.000 frank ontvangen, die later zullen worden verantwoord.

Art. 2.31.3. De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 54/2 "Acties van het Fonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten", mogen per geldvoorschot gebeuren.
  In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, mogen hiervoor geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 5.000.000 frank worden verleend aan de hiervoor aangestelde buitengewone rekenplichtigen van het Departement met het oog op de uitbetaling van de schuldvorderingen die 200.000 frank niet overschrijden, alsmede, ongeacht het bedrag, de schuldvorderingen met betrekking tot de bescherming van kweekprodukten.

Art. 2.31.4. Ten behoeve van de uitgaven van het organiek begrotingsfonds "Fytofarmaceutisch Fonds" (programma 54/1) kunnen aan de bevoegde buitengewone rekenplichtige geldvoorschotten toegekend worden, zoals bedoeld bij artikel 15, 2°, van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof. Deze voorschotten mogen elk afzonderlijk de 5.000.000 frank niet overschrijden.

Art. 2.31.5. Uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in verband met het programma 53/0 - Toelagen voor de verspreiding van en de medewerking aan de landbouwbedrijfsleiding.

Art. 2.31.6. Teneinde het onderzoeksprogramma gedekt door het programma 56/1 "R. & D. op nationaal vlak. - Dringende problemen, contractueel onderzoek en vulgarisatie" uit te voeren, wat betreft de uitgaven van alle aard in verband met de studie van dringende wetenschappelijke problemen ondernomen door werkgroepen of door private studie- of onderzoekscentra en met dringende landbouweconomische problemen, wordt de Minister of Staatssecretaris die de Landbouw in zijn bevoegdheid heeft ertoe gemachtigd te voorzien in de toekenning van provisionele stortingen in de overeenkomsten afgesloten binnen het kader van de werking van de werkgroepen.

Art. 2.31.7. Worden toegelaten ten laste van het activiteitenprogramma 56/1 - R & D op nationaal vlak - Dringende problemen, contractueel onderzoek en vulgarisatie - vastleggingen ten belope van 706.000.000 frank uit hoofde van de regularisatie van de uitstaande vastleggingen op 1 januari 1995.

Art. 2.31.8. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties mogen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 40/1 - BESTAANSMIDDELEN : ALGEMENE STEUN AAN DE VERSCHILLENDE FUNCTIONELE BESTUREN
  - Bijdragen aan nationale verenigingen;
  - Bijdrage aan de Stichting Public Relations voor Landbouw (AGRINFO);
  PROGRAMMA 52/3 - STRUCTUURBELEID EN ZEEVISSERIJ
  - Premies voor het houden, door de reders, van een boekhouding waaruit het rendement van hun vangsten blijkt;
  PROGRAMMA 53/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
  - Toelagen aan de Provinciale Landbouwkamers en aan de Landbouwcomicen;
  PROGRAMMA 54/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
  - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland;
  PROGRAMMA 55/0 - BESTAANSMIDDELENPROGRAMMA
  - Toelage voor het Belgisch Comité der Internationale Zuivelfederatie;
  - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland;
  PROGRAMMA 56/1 - R. & D. OP NATIONAAL VLAK - DRINGENDE PROBLEMEN, CONTRACTUEEL ONDERZOEK EN VULGARISATIE
  - Toelagen aan wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundig doel;
  - Toelagen aan de Koninklijke Vereniging voor Plantkunde van België en aan het Centrum voor Toegepaste Biologie te Linter, evenals bijdragen voor deelneming aan de aansluiting bij nationale verenigingen met wetenschappelijk karakter;
  - Vergoedingen voor verliezen ten gevolge van proefnemingen;
  - Toelagen aan de erkende tuinbouwproeftuinen en centra;
  - Tegemoetkoming in de kosten ter bevordering van de uitvoer van plantaardige produkten veroorzaakt door bijzondere eisen gesteld door sommige landen;
  - Tweejaarlijkse prijs van de Minister van Landbouw voor de nieuwe technologieën en toelagen voor prijskampen, tentoonstellingen en andere manifestaties;
  - Toelagen aan tuinbouwverenigingen;
  (- Toelagen aan de centra voor landbouwproeven en -ontwikkelingen.) <W 1995-11-24/32, art. 2.31.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 56/2 - R. & D. OP INTERNATIONAAL VLAK. - STUDIEVERGADERINGEN EN INTERNATIONALE SAMENWERKING
  - Bijdrage of aandeel in de werkingskosten van internationale organisaties in het buitenland.

Art. 2.31.9. In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de oprichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds "Landbouwfonds" (programma 52/2) bij tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.

Art. 2.31.10. In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de oprichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds "Fonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten" (programma 54/2) bij tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.

Art. 2.31.11. In afwijking van artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de oprichting van het Rekenhof, mag over het tegoed van het organiek fonds "Fonds van de gezondheid en de produktie van de dieren" (programma 55/2) bij tussenkomst van de Minister van Financiën worden beschikt.

Art. 2.31.12. In afwijking van artikel 45, § 2, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, en van artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de begrotingsvoorstellen 1976-1977, worden de ontvangsten van het Fytofarmaceutisch Fonds (programma 54/1) van bestemming veranderd ten belope van een bedrag van 500.000 frank dat gevoegd wordt bij de algemene middelen van de Schatkist.

Art. 2.31.13. (geschrapt) <W 1995-11-24/32, art. 2.31.2, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>

Art. 2.31.14. In het programma 52/0 worden bestendige voorschotten voorzien met het oog op de betaling van uitgaven ten laste van de Staat vereffend door tussenkomst van ambtenaren van de diensten in het buitenland.
  Deze bestendige voorschotten zijn bestemd om, binnen de perken van de bestaande budgettaire kredieten, de betaling te verzekeren van de uitgaven waarvan de regularisatie a posteriori gebeurt.

SECTIE 32. - Ministerie van Economische Zaken.
Art. 2.32.1. § 1. In afwijking van het artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof mogen geldvoorschotten tot een maximumbedrag van 30.000.000 frank verleend worden aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement.
  Door middel van deze voorschotten mogen de buitengewone rekenplichtigen van het Departement alle dienstkosten tot 200.000 frank betalen, alsmede de vergoedingen van alle aard welke op de begroting verleend worden.
  Aan de buitengewone rekenplichtigen van het Departement belast met de betaling van voorschotten op zendingskosten in het buitenland wordt machtiging gegeven om aan de ambtenaren op zending naar het buitenland de nodige voorschotten te verlenen, zelfs indien deze voorschotten 200.000 frank overtreffen.
  Aan de bevoegde buitengewone rekenplichtigen, aangeduid in het kader van de deelneming van België aan internationale tentoonstellingen, mogen geldvoorschotten worden verleend tot op het niveau van de hiertoe voorziene begrotingskredieten en tot op het niveau van de hiertoe beschikbare variabele kredieten op het Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen.
  § 2. Aan de door de Minister aangeduide Penningmeesters bij de Internationale Tentoonstellingen mogen, binnen de begrotingskredieten, met het oog op het verrichten van uitgaven, voorschotten ter beschikking worden gesteld onder het toezicht van de Minister of zijn afgevaardigde mits latere rechtvaardiging door het Departement.
  De betalingen ten laste van de beschikbare gelden op de variabele kredieten van het programma 55/6 (Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen) mogen, ongeacht het bedrag, per geldvoorschot gebeuren.
  Het saldo dat deze voorschotten zouden laten op 31 december van het jaar 1995 mag worden gebruikt voor de behoeften van het jaar 1996.

Art. 2.32.2. De uitgaven met betrekking tot schuldvorderingen van vorige jaren mogen aangerekend worden op de kredieten van het lopend jaar in verband met de toelagen aan het personeel van de steenkolenmijnen door mijnsluitingen getroffen.

Art. 2.32.3. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties, mogen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 41/1 - DIENSTVERLENING VOOR ALLE DEPARTEMENTEN
  Allerhande uitgaven voor maatschappelijk dienstbetoon, andere dan aankoop van vermogensgoederen;
  PROGRAMMA 42/3 - SPECIFIEKE ACTIVITEITEN
  Tussenkomst in de publikatiekosten van verslagen en studies, evenals in de organisatiekosten van congressen en colloquia;
  PROGRAMMA 50/1 - KOLENMIJNEN
  Toelagen aan het personeel van de Steenkolenmijnen door mijnsluitingen getroffen;
  PROGRAMMA 51/1 - SPECIFIEKE ACTIVITEITEN
  1) Subsidie aan de v.z.w. European Organization for Testing and Certification (E.O.T.C.) en zijn Comités;
  2) Subsidie aan de O.E.S.O.-werkgroep K.M.O.'s;
  (3) Subsidie aan de V.Z.W. Belgian Bioindustries Association.) <W 1995-11-24/32, art. 2.32.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995>
  PROGRAMMA 52/9 - DEELNEMING IN DE WERKINGSKOSTEN VAN BEPAALDE COMITES EN INSTELLINGEN DIE HUN ACTIVITEITEN UITOEFENEN IN DE ENERGIESECTOR
  1) Financiering van het openbaar organisme N.I.R.A.S.;
  2) Dotatie aan het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.) voor de financiering van het sociaal passief;
  3) Dotaties aan de N.I.R.A.S. voor het Fonds voor de Financiering van het Nucleair Passief;
  PROGRAMMA 55/3 - REGELMATIGHEID HANDELSVERRICHTINGEN EN CONCURRENTIE VERZEKEREN, MISBRUIKEN INZAKE PRIJZEN VOORKOMEN, VERBRUIKER INLICHTEN EN BESCHERMEN, INFLATIE METEN
  1) Subsidie aan het Belgisch Comité voor de Distributie;
  2) Subsidie aan het Onderzoeks- en Infocentrum van de Verbruikersorganisaties (O.I.V.O.);
  3) Subsidie aan het Internationaal Bureau voor Tentoonstellingen te Parijs;
  4) Subsidie aan het Vast Bureau van de Vaste Internationale Commissie (V.I.C.) ter beproeving van de draagbare vuurwapens;
  5) Economische manifestaties (koninklijk besluit van 9 april 1962) zowel in België als in het buitenland (deelnemingen, verschillende tegemoetkomingen, aankoop of huur van materieel);
  6) Subsidie aan de V.Z.W. "Geschillencommissie Reizen";
  PROGRAMMA 58/1 - TIENJAARLIJKSE TELLINGEN EN OCCASIONELE ENQUETES
  1) Subsidie aan het Internationaal Instituut voor de Statistiek te Den Haag;
  2) Subsidie aan de "International Association for Research in Income and Wealth" (I.A.R.I.W.) te New York;
  3) Subsidie aan de Belgische Vereniging voor Demografie;
  4) Subsidie aan de Belgische Vereniging voor Statistiek;
  PROGRAMMA 70/1 - R. & D. OP NATIONAAL VLAK
  Subsidie aan het Interuniversitair Instituut voor Kernwetenschappen (I.I.K.W.);
  PROGRAMMA 70/2 - R. & D. OP INTERNATIONAAL VLAK
  1) Subsidie aan de Internationale Vereniging voor Meelscheikunde te Wenen;
  2) Subsidie aan Eurotechalert;
  3) Subsidie aan de Internationale Vereniging voor Koeltechniek (I.V.K.);
  4) Subsidie aan de Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek te Delft;
  5) Bijdrage van België aan de R. & D.-programma's op het gebied van de Energie;
  6) Lasten opgelegd aan de Belgische Staat krachtens zijn deelneming aan de gemeenschappelijke onderneming J.E.T.;
  7) Economische steun aan de Oosteuropese landen;
  8) Bijdrage van België aan het Europees Centrum voor Kernonderzoek (E.C.K.O.) te Genève;
  PROGRAMMA 70/3 - DOTATIES AAN WETENSCHAPPELIJKE INSTELLINGEN VAN DE STAAT EN GELIJKGESTELDE EN VERBONDEN INSTELLINGEN
  1) Subsidie aan het Instituut voor Radio-elementen (I.R.E.);
  2) Subsidie voor investeringen aan het Instituut voor Radio-elementen (I.R.E.);
  3) Subsidie aan het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.);
  4) Subsidie voor buitengewone investeringen te verrichten door het Studiecentrum voor Kernenergie (S.C.K.);
  PROGRAMMA 70/5 - STUDIES EN ONDERZOEKINGEN OVER DE PROBLEMEN VAN DIEPE GEOLOGISCHE STRUCTUREN
  Subsidie aan de Commissie van de Aardkundige Wereldkaart te Parijs;
  PROGRAMMA 70/6 - IJKWEZEN : GOED VERLOOP HANDELSVERRICHTINGEN VERZEKEREN INZAKE TOEPASSING VAN DE WETGEVING AANGAANDE MATEN EN GEWICHTEN
  1) Subsidie aan het Belgisch Instituut voor Normalisatie (B.I.N.);
  2) Subsidie aan het Internationaal Comité voor Wettelijk IJkwezen te Parijs;
  3) Subsidie aan het Internationaal Bureau voor Maten en Gewichten te Parijs;
  PROGRAMMA 70/7 - DIENST VOOR DE INDUSTRIELE EIGENDOM : BESCHERMING INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT INZAKE OCTROOIEN, MERKEN EN TEKENINGEN OF MODELLEN - VERSPREIDING VAN DE TECHNOLOGIE
  1) Bijdrage van België aan de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom te Genève;
  2) Lasten gedragen door België verschuldigd aan het Europese Octrooienbureau te München : fiscale aanpassing van de pensioenen.

SECTIE 33. - Verkeer en Infrastructuur.
Art. 2.33.1. § 1. In afwijking van artikel 15 van de organieke wet op het Rekenhof van 29 oktober 1846, mogen aan de buitengewone rekenplichtigen van de diensten die behoren tot het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur geldvoorschotten worden verleend tot een maximumbedrag van 7.000.000 frank met het oog op de betaling van schuldvorderingen die de 100.000 frank niet overschrijden en die verband houden met :
  - de aankoop van niet-duurzame goederen en van diensten;
  - de aankoop van roerende vermogensgoederen;
  - de erelonen van advocaten en geneesheren en de bezoldiging van niet tot de Administratie behorende deskundigen en prestaties van derden alsmede de hen verschuldigde presentiegelden, reis- en verblijfskosten;
  - de verbruikskosten van water, van gas en van elektriciteit, de kosten voor telefoon en de verbruikskosten van stookolie en van brandstof voor autovoertuigen;
  - allerhande vergoedingen aan het Rijkspersoneel en het Personeel van het Kabinet voor werkelijke lasten en materiële schade evenals de vervoerkosten betreffende dienstreizen en de verzekeringspremies der afgevaardigden van het Departement die zich naar het buitenland begeven, met inbegrip van de bijdrage van de Staat-werkgever in de prijs van de sociale abonnementen;
  Evenwel kunnen de rekenplichtigen van de Dienst Financiën en van de Directie Economaat van de Algemene Diensten over geldvoorschotten beschikken voor een maximumbedrag van 10.000.000 frank met het oog op de betaling van de hierbovenvermelde schuldvorderingen.
  Bovendien kunnen de rekenplichtigen van de Dienst Financiën van de Algemene Diensten over geldvoorschotten beschikken voor een maximumbedrag van 3.000.000 frank voor het betalen van schuldvorderingen die 100.000 frank niet overschrijden en die verband houden met :
  - allerhande hulpgelden en toelagen van sociale aard ten bate van de op rust gestelde personeelsleden, gewezen personeelsleden en rechthebbenden voor geheel het Departement;
  - speciale tegemoetkomingen aan sommige categorieën van slachtoffers van arbeidsongevallen.
  Evenwel kan de rekenplichtige van het Centraal Bureau voor Benodigdheden beschikken over geldvoorschotten voor een maximumbedrag van 50.000.000 frank.
  Door middel van geldvoorschotten mogen deze buitengewone rekenplichtigen uitgaven betalen welke 100.000 frank niet overschrijden; de rekenplichtigen mogen echter telefoon- en postuitgaven betalen tot 200.000 frank.
  § 2. De rekenplichtigen van de Dienst Financiën en van het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart worden gemachtigd de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren en experten belast met een zending in het buitenland, zelfs indien deze voorschotten meer dan 100.000 frank bedragen.

Art. 2.33.2. In afwijking van de beschikkingen van de artikelen 5 en 34 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, mogen worden aangewend tot het vereffenen van uitgaven ontstaan tijdens vroegere begrotingsjaren, volgende niet-gesplitste kredieten met betrekking tot :
  1) de bezoldiging van de kabinetsleden en inzonderheid de terugbetaling van de wedden aan de besturen en instellingen van oorsprong;
  2) de werkingskosten van de dienst, bij het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur belast met de toepassing van de reglementering inzake het rijbewijs en de terugbetaling aan de gemeenten van de kosten voor de uitdeling van de bewijzen;
  3) het aandeel van België in de werkingskosten van de Internationale Organisatie van de Burgerlijke Luchtvaart en van de Europese Commissie voor de Burgerlijke Luchtvaart;
  4) de bijdrage van België aan de Intergouvernementele maritieme organisatie;
  5) het aandeel van België voortspruitend uit het organiseren van een patrouilledienst voor de waarneming van ijsbergen in de Noordatlantische Oceaan.
  6) de terugbetaling aan de Regie der Gebouwen van huurgelden en gemeenschappelijke lasten die tengevolge van bepaalde omstandigheden niet van een ministerieel departement kunnen worden teruggevorderd.

Art. 2.33.3. De Minister van Verkeer en Overheidsbedrijven wordt ertoe gemachtigd vergoedingen of hulpgelden te verlenen onder voorwaarden die hij zal vaststellen, aan gewezen personeelsleden al of niet gepensioneerd ten gevolge van dienst- of arbeidsongeval of om gezondheidsredenen, om deze niet minder gunstig te behandelen dan de werklieden die zich in gelijkaardige voorwaarden bevinden, en zulks niettegenstaande de bepalingen van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke pensioenen.

Art. 2.33.4. Binnen de perken van de betrokken basisallocaties kunnen de volgende toelagen worden toegekend :
  PROGRAMMA 41/0 - BESTAANSMIDDELEN
  - Toelage aan de V.Z.W. Sociale Dienst van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.
  PROGRAMMA 51/1 - NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN
  Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen : bijdragen :
  - als compensatie van de lasten van de N.M.B.S. inzake de pensioenen en gelijkgestelde lasten van het personeel.
  PROGRAMMA 52/1 - REGELING VAN HET LUCHTVERKEER EN INTERNATIONALE SAMENWERKING
  1) Vereniging tot het vaststellen van luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (JAA-Hoofddorp) uit hoofde van het Belgisch lidmaatschap van deze internationale instelling;
  2) Meteostations Montréal : aandeel van België in de exploitatiekosten van de meteorologische en veiligheidstations in de Noordatlantische Oceaan;
  3) Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (OACI Montréal), Europese Commissie voor de Burgerluchtvaart (ECBL Montréal), ICAO beveiligingsfonds, aandeel van België in de werkingskosten.
  PROGRAMMA 52/3 - WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
  "Institut von Karman de Dynamique des Fluides" : aandeel van de staat in de personeelsuitgaven en de uitgaven van algemene aard alsmede de tussenkomst van de Staat in de werkings- en uitrustingskosten van het Instituut.
  PROGRAMMA 53/0 - BESTAANSMIDDELEN
  1) Belgisch Centrum voor studie en documentatie inzake watervoorraden (BECEWA);
  2) Permanent Coördinatiesecretariaat voor internationale maatschappijen voor rots- en grondmechanica en grote stuwdammen;
  3) Internationale permanente vereniging voor scheepvaartcongressen;
  4) International association for hydraulic research;
  5) Central Dredging Association (CEDA);
  6) Internationale commissie voor de grote stuwdammen.
  PROGRAMMA 53/2 - ZEEWEZEN
  1) "Association internationale de Signalisation maritime" uit hoofde van het Belgisch lidmaatschap van deze instelling;
  2) Secretariaat voor het informatiesysteem in het kader van het Memorandum van overeenstemming van Parijs houdende controle op de schepen door de havenstaat : bijdrage van België in de werkingskosten.
  PROGRAMMA 56/0
  1) Belgische Vereniging tot de Studie, de Beproeving en het Gebruik van Materialen;
  2) Belgische Vereniging voor Fotogrammetrie;
  3) Belgische Vereniging voor Verlichtingskunde;
  4) Belgisch centrum voor de studie van de invreting (Cebelcor);
  5) Vaste Vereniging der Belgische wegencongressen;
  6) Permanent Coördinatiesecretariaat voor de internationale maatschappijen voor rots- en grondmechanica en grote stuwdammen;
  7) Internationale permanente vereniging voor wegencongressen;
  8) "International club for plastic use in building and engineering";
  9) "COBATY international"
  10) Europese vereniging voor transportinstituten (ESTI);
  11) Internationale vereniging voor bruggen- en geraamtebouw.
  12) European Organisation for technical Approval (EOTA)
  13) Houden van tentoonstellingen en conferenties alsmede voor werkzaamheden en prijsvragen.

Art. 2.33.5. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de rekeningen van het Centraal Bureau voor benodigdheden zich in debettoestand zullen bevinden.
  De debettoestand mag 1.200.000.000 frank niet overschrijden.

Art. 2.33.6.Het gedeelte van de op artikel 3 § 2, 5° van de wet van 21 maart 1992 geviseerde vergoeding gedragen door [1 Proximus]1, dat de jaarlijkse inflatie, toegepast op het basisbedrag, hetzij het van 1992 verschuldigd bedrag, overschrijdt, wordt gestort in het Oriëntatiefonds van de overheidsbedrijven.
  ----------
  (1)<W 2015-08-10/26, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 22-06-2015>

Art. 2.33.7. De Minister die bevoegd is voor infrastructuur wordt ertoe gemachtigd de oprichting van een nieuw gebouw, dat door het Europees Parlement zal worden gehuurd, te laten financieren door een tijdelijke vereniging van Belgische openbare en private financiële instellingen.

Art. 2.33.8. De Minister die bevoegd is voor Infrastructuur wordt ertoe gemachtigd ten laste van de begroting van de Regie der Gebouwen, de uitgaven vast te leggen en te ordonnanceren die voortvloeien uit het water- en elektriciteitsverbruik en de verwarming van het domein van Argenteuil, de koninklijke paleizen van Brussel en Laken en de huisbewaarderswoning te Marche-les-Dames.

Art. 2.33.9. <W 1995-11-24/32, art. 2.33.4, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995> Wordt goedgekeurd, de bij deze wet gevoegde begroting voor het jaar 1995 van de Regie der Gebouwen.
  Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 24.345.730.000 frank en voor de uitgaven 24.857.450.000 frank.
  De ontvangsten en de uitgaven voor orde worden geschat op 450.200.000 frank.
  Zij bevat, bij de uitgaven, vastleggingskredieten voor een bedrag van 15.256.080.000 frank.

Art. 2.33.10. § 1. De Regie der Gebouwen is ertoe gemachtigd uitgaven, van welke aard ook, die noodzakelijk zijn voor de werking van de Rijksadministratieve centra te Brussel en Antwerpen in hun geheel beschouwd, te betalen.
  § 2. De Regie der Gebouwen is ertoe gemachtigd het bedrag van deze uitgaven te recupereren ten laste van de diensten gehuisvest in de betrokken gebouwen. Te dien einde int de Regie provisionele voorschotten van de medeëigenaars voorafgaand aan de betaling der uitgaven.

Art. 2.33.11. De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd om uitgaven ten laste te nemen voor de huurlasten van dertien ministeriële kabinetten die gehuisvest zijn in Rijksgebouwen, of in gehuurde gebouwen, los van hun administratie, tot een maximumbedrag van 2.000.000 frank per kabinet.
  Onder huurlasten dienen te worden verstaan : onderhoudscontracten voor centrale verwarming, telefooncentrales en apparatuur, lijn, grasperken en parken, veiligheidsinstallaties en reinigen van ramen.

Art. 2.33.12. De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd tot het bedrag van de werkelijke ontvangsten te putten uit de opbrengst van de verkoop van onroerende goederen (gebouwen en hun aanhorigheden, terreinen, enz..). Met de opbrengst van deze verkoop zal een Wederbeleggingsfonds worden geopend.
  De op het einde van het begrotingsjaar niet gebruikte gelden van het Wederbeleggingsfonds worden naar het volgende begrotingsjaar overgedragen en worden gevoegd bij de eigen ontvangsten van dat jaar.

Art. 2.33.13. <W 1995-11-24/32, art. 2.33.5, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995> De Minister die bevoegd is voor Infrastructuur wordt ertoe gemachtigd buiten en boven het bedrag van de vastleggingskredieten van het investeringsprogramma, uitgetrokken op de artikels 533.01, 533.03, 533.04 en 533.11 van de bij deze wet gevoegde begroting van de Regie der Gebouwen, verbintenissen tot huurkoop en/of analoge verrichtingen voor het verwerven van patrimoniale goederen aan te gaan. Het bedrag van deze verrichtingen wordt in 1995 beperkt tot 3.958.000.000 frank.

Art. 2.33.14. De Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd uitgaven te betalen voor de eerste inrichtingswerken in gebouwen die door haar gehuurd worden ten behoeve van Staatsdiensten, van door de Staat beheerde openbare diensten en van door de Staat bezoldigd personeel. Te dien einde int de Regie der Gebouwen provisionele voorschotten van de bezettende departementen, voorafgaand aan de betaling van deze uitgaven.

Art. 2.33.15. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van de Dienst voor Regeling der Binnenvaart voor het jaar 1995.
  Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 255.205.000 frank en voor de uitgaven 259.445.000 frank.
  Ze bevat bij de uitgaven vastleggingskredieten voor een bedrag van 2.000.000 frank.
  De ontvangsten voor orde worden geschat op 162.700.000 frank en de uitgaven voor orde op 168.200.000 frank.

Art. 2.33.16. Wordt goedgekeurd de bij deze wet gevoegde begroting van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie voor het jaar 1995.
  Deze begroting beloopt voor de ontvangsten 562.000.000 frank en voor de uitgaven 604.500.000 frank.
  Ze bevat bij de uitgaven vastleggingskredieten voor een bedrag van 11.000.000 frank.

Sectie 51. - Rijksschuld.
Art. 2.51.1. In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd de 17 juli 1991, wordt de Minister van Financiën ertoe gemachtigd om, met het akkoord van de Minister van Begroting en zonder beperking van bedrag, de basisallocaties 45-10-21.01 en 45-11-91.01 onder mekaar te herverdelen, teneinde naargelang het geval de contractuele aflossingsdotaties van de leningen of het noodzakelijk bedrag voor de betaling van de interesten aan te vullen.

Art. 2.51.2. In afwijking van artikel 15 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 wordt de Minister van Financiën ertoe gemachtigd om met het akkoord van de Minister van Begroting en zonder beperking van bedrag, de basisallocaties met betrekking tot de interesten, ingeschreven in de activiteitenprogramma 45.10 - interest en kapitaaluitgaven - van deze sectie van de begroting onder mekaar te herverdelen.

Art. 2.51.3. In afwijking van het artikel 14 van de wet van 29 oktober 1846 op de oprichting van het Rekenhof, mag door de Minister van Financiën rechtstreeks beschikt worden over het tegoed van het begrotingsfonds "Afnamen van leningsopbrengsten bestemd tot dekking van :
  1° de uitgevoerde uitgaven in het kader van beheersverrichtingen van de Rijksschuld;
  2° de vervroegde terugbetalingen;
  3° de uitbetalingen van kapitaal ten gevolge van wisselkoersschommelingen, in het geval van bepaalde kredieten met variabele rentevoet" (programma 51-45-1).

Art. 2.51.4. Binnen de perken van de begrotingskredieten of, in voorkomend geval, door ontvangsten bestemd voor de financiële dienst van bepaalde leningen, en mits latere regularisatie, wordt de Minister van Financiën ertoe gemachtigd door middel van voorschotten te betalen :
  1. de uitgaven die ten laste vallen van de Schatkist uit hoofde van rentelasten, disconto en kosten betreffende Schatkistcertificaten, Schatkistbons, kredieten met variabele rentevoet en leningen in vreemde munt;
  2. de uitgaven die ten laste vallen van de Schatkist uit hoofde van het commissieloon voor de loketdienst op de geïnde coupons en op het terugbetaalde kapitaal van de openbare leningen waarop dit commissieloon is voorzien;
  3. de uitgaven van leningen waarvan de lasten vroeger gedragen werden door het Nationaal Solidariteitsfonds op de afzonderlijke sectie van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken;
  4. de uitgaven die voortvloeien uit de toepassing van de wisselgarantie verleend aan leningen met dergelijke clausule.
  5. de omruilings- en uitgiftepremies zoals bedoeld in artikel 2.51.8 hierna.

Art. 2.51.5. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot de rekeningen 84.08.00.97.B en 84.09.01.04.B van de sectie "Ordeverrichtingen van de Thesaurie" - Financiële dienst voor leningen uitgegeven ten gunste van lokale en ondergeschikte besturen van het Brussels Gewest (wetten van 5 juli 1983 en 13 augustus 1984) - een debetstand van deze rekeningen creëren.

Art. 2.51.6. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer door transacties van titels van de Belgische Staat of van het Wegenfonds verwijzend naar artikel 89 van het koninklijk besluit in uitvoering van het Wetboek van de inkomensbelastingen, de teruggave van de roerende voorheffing, op voorhand verricht door de Staat ten voordele van de niet-residentiële spaarders, een debet-stand creëert van de rekening 84.01.02.78.B "Rentetermijnen" van de sectie "Ordeverrichtingen van de Thesaurie".

Art. 2.51.7. De Schatkist is gemachtigd voorschotten toe te kennen wanneer de verrichtingen met betrekking tot de rekening 84.01.01.77.B - Dotaties ter beschikking te stellen van de Amortisatiekas - een debetstand van deze rekening creëren.

Art. 2.51.8. <W 1995-11-24/32, art. 2.51.1, 002; Inwerkingtreding : 30-12-1995> De uitgiftepremies die betrekking hebben op de openbare uitgiften in Belgische frank alsook op de omruilingen van effecten van de openbare schuld in Belgische frank, worden naargelang het geval als een ontvangst of een uitgave geboekt op een thesaurierekening die hiervoor werd geopend. De premies worden nadien prorata temporis verdeeld per interestvervaldag over de resterende looptijd van de betrokken leningen.
  Bij iedere interestvervaldag van een publieke lening in Belgische frank wordt het prorata temporis verdeelde gecumuleerde bedrag van de betrokken premies ofwel aangewend voor de betaling van budgettaire interestuitgaven van de openbare schuld ofwel als uitgave geboekt ten laste van begrotingskredieten voor de betaling van interesten, naargelang dit bedrag voor de Schatkist een winst of een verlies betekent.

HOOFDSTUK 3. - Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art. 3.01.1. De verrichtingen gedurende het begrotingsjaar 1995 van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer worden geraamd op de sommen vermeld in hun respectieve begrotingen gevoegd bij deze wet.

Art. 3.01.2. De wijze van betaling van de uitgaven van elk van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen, wordt aangeduid naast het nummer van het artikel dat betrekking heeft op elk van hen :
  - de diensten waarvan de uitgaven aan het voorafgaand visum van het Rekenhof worden voorgelegd, worden door de letter A aangeduid;
  - de diensten waarvan de uitgaven gedaan worden door tussenkomst van de Minister van Financiën worden aangeduid door de letter B;
  - de diensten waarvan de uitgaven rechtstreeks worden gedaan door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, worden door de letter C aangeduid.

Art. 3.01.3. In afwijking van artikel 16 van de wet van 28 juni 1989 houdende wijziging van de wet van 28 juni 1963 houdende wijziging en aanvulling van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, zijn de bepalingen van de artikelen 1 en 5 van diezelfde wet niet van toepassing gedurende het begrotingsjaar 1995 ten aanzien van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, waarvan de verrichtingen zijn geraamd in de bij deze wet gevoegde begrotingstabellen.

HOOFDSTUK 4. - Afzonderlijke sectie.
Art. 4.01.1. De verrichtingen tijdens het begrotingsjaar 1995 op de fondsen bedoeld bij de artikelen 37 en 38 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden geraamd op de sommen vermeld tegenover elk van hen in de bij deze wet gevoegde tabellen van de Afzonderlijke Sectie.

Art. 4.01.2.De wijze van beschikking over het tegoed van elk der fondsen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabellen van de Afzonderlijke Sectie, wordt aangeduid naast het nummer van het artikel dat betrekking heeft op elk dezer :
  - de fondsen waarvan de uitgaven aan het voorafgaand visum van het Rekenhof worden voorgelegd, worden door de letter A aangeduid;
  - de fondsen en rekeningen waarop door tussenkomst van de Minister van Financiën wordt beschikt, worden aangeduid door de letter B;
  - de fondsen en rekeningen waarop rechtstreeks wordt beschikt door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, worden door de letter C aangeduid.

Bijlagen.
Art. N1. TABEL MET DE BEGROTINGSKREDIETEN PER PROGRAMMA'S. LEGENDE.
  Kolom (10) :
  B = begroting.
  O.A. = organisatie-afdeling.
  P = programma.
  Kolom (9) :
  ngk = niet-gesplitste kredieten. (De kredieten en de verwezenlijkingen op kredieten voor schuldvorderingen van vorige jaren staan tussen haakjes vermeld.)
  gkr = gesplitste kredieten.
  fon = veranderlijke kredieten van de organieke fondsen.
  tot = ngk + gkr + fon.
  Kolommen (3) tot (8) :
  1995 = aangevraagde kredieten.
  1994 = aangepaste kredieten en kredieten voor schuldvorderingen van vorige jaren (tussen haakjes).
  1993 = verwezenlijkingen :
  vastleggingen : op kredieten van het lopende jaar (cb1) en op kredieten voor schuldvorderingen van vorige jaren (cb2) (deze laatste tussen haakjes);
  ordonnanceringen : op lopend jaar (cb1) en op transporten (cb3), evenals op kredieten voor schuldvorderingen van vorige jaren (cb2 + cb4) (deze laatste tussen haakjes).
  01 MINISTERIE VAN FINANCIEN, VOOR DE DOTATIEN.
  11 DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER.
  12 MINISTERIE VAN JUSTITIE.
  13 MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN.
  14 MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN BUITENLANDSE HANDEL.
  15 ONTWIKKELINGSSAMENWERKING.
  16 MINISTERIE VAN LANDSVERDEDIGING.
  17 ALGEMENE POLITIESTEUNDIENST EN RIJKSWACHT.
  18 MINISTERIE VAN FINANCIEN. (pp. 930-5; aangepast bij W 1996-03-18/35, art. 3, Inwerkingtreding : 31-07-1996, zie B.St. 31-07-1996, p. 20283)
  (aangepast door
  W 1996-12-16/44, art. 2, Inwerkingtreding : 13-05-1997, zie B.St. 13-05-1997, p. 11439)
  19 AMBTENARENZAKEN.
  21 PENSIOENEN.
  22 MINISTERIE VAN MIDDENSTAND.
  23 MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID.
  24 MINISTERIE VAN SOCIALE VOORZORG.
  25 MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU.
  31 MINISTERIE VAN LANDBOUW.
  32 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN.
  33 MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR. (pp. 994-1003; aangepast bij W 1996-03-18/35%, art.2, Inwerkingtreding : 31-07-1996)
  51 MINISTERIE VAN FINANCIEN, VOOR DE RIJKSSCHULD.
  11. EERSTE MINISTER.
  1. Groepering "Documentatie".
  Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht bij het koninklijk besluit nr 504 van 30 december 1986 en bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987.
  2. Groepering "Ruimte".
  Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht bij het koninklijk besluit nr 504 van 30 december 1986 en bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987.
  3. Groepering "Musea".
  Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht bij het koninklijk besluit nr 504 van 30 december 1986 en bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987.
  4. Groepering "Natuur".
  Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht bij het koninklijk besluit nr 504 van 30 december 1986 en bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987.
  5. Groepering "Patrimonium".
  Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht bij het koninklijk besluit nr 504 van 30 december 1986 en bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987.
  6. Nationale Dienst voor Congressen.
  Staatsdienst met afzonderlijk beheer opgericht bij het koninklijk besluit nr 544 van 31 maart 1987.
  12. JUSTITIE.
  1. Zelfstandige Landbouwexploitaties. - Exploitatiefondsen (wet van 30 december 1922) (artikel 70.01.C).
  2. Landbouwkoloniën van weldadigheid, bedelaarsgestichten en toevluchthuizen van de Staat. - Exploitatiefondsen (wet van 18 augustus 1833) (artikel 70.02.C) (pro memorie).
  3. Regie van de gevangenisarbeid. - Exploitatiefondsen (wet van 30 april 1931) (artikel 70.03.C).
  4. Restaurants en refters (artikel 70.04.C).
  13. BINNENLANDSE ZAKEN.
  Restaurants en refters : Koninklijke School van de Civiele Bescherming (artikel 10 van het koninklijk besluit van 11 maart 1954 houdende statuut van het korps voor Civiele Bescherming (artikel 70.01.C).
  14. BUITENLANDSE ZAKEN.
  Refters en restaurants (artikel 70.01.C).
  15. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING.
  Refters en restaurants (artikel 70.11.C).
  18. FINANCIEN.
  1. Muntfonds (wetten van 12 juni 1930, 28 december 1931, 14 april 1933, 7 december 1934 en 2 augustus 1955) (Artikel 70.01.B).
  2. Restaurants en refters van het Ministerie van Financiën (koninklijk besluit van 10 februari 1955, ministerieel besluit van 11 februari 1955) (artikel 70.03.C).
  3. Opbrengst van beheer van het Shape-dorp te Casteau en van het domein "Les Bruyères" te Bergen (artikel 76.03.C).
  25. VOLKSGEZONDHEID.
  Stichting Helena en Isabella Godtschalk. - Gesticht voor oude zeelieden te Oostende (koninklijk besluit van 9 december 1920) (artikel 70.03.C).
  33. VERKEER EN INFRASTRUCTUUR.
  Speciaal fonds bestemd tot bestrijding van de uitgaven aan te gaan door het Centraal Bureau voor Benodigdheden met het oog op de bevoorrading in drukwerken, bureaubenodigdheden, brandstoffen, meubilair, kledingstukken, enz., van de verschillende ministeriële departementen en andere openbare diensten (wet van 14 juli 1951 houdende de buitengewone begroting van 1950) (artikel 63.01.A).

Art. N2. IV. TABEL VAN DE AFZONDERLIJKE SECTIE. (Niet opgenomen om technische redenen. Zie B. St. 16-01-1995, p. 1016-1019.)
  (Gewijzigd bij W 1995-11-24/32, art. 4.01.1, Inwerkingtreding : 30-12-1995; B. St. 20-12-1995, p. 33869 -recte 33870- en 34254-34257.)

Art. N3. BEGROTINGSTABELLEN VAN DE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT.
  1. Hulpfonds tot financieel herstel van de gemeenten.
  2. Hulp- en informatiebureau voor gezinnen van militairen.
  3. Nationaal Onderzoeksinstituut voor Arbeidsomstandigheden.
  4. Instituut voor veterinaire keuring.
  5. Dienst voor Regeling der Binnenvaart.
  7. Regie der Gebouwen.
  VERDELING VAN DE HUREN, 3 868,2 MILJOEN FRANK, OVER DE VERSCHILLENDE DEPARTEMENTEN (VROEGERE B.A. 1206). - ZIE B.A. 33.41.22.4101 EN ART. 450.05 VAN DE BEGROTING VAN DE REGIE DER GEBOUWEN.
  VERDELING VAN DE BEZETTINGSVERGOEDING, 2 695,3 MILJOEN FRANK, OVER DE VERSCHILLENDE DEPARTEMENTEN (VROEGERE B.A. 1206). - ZIE B.A. 33.41.2.2.4102 EN ART. 450.02 VAN DE BEGROTING VAN DE REGIE DER GEBOUWEN.
  VERDELING VAN DE ONDERHOUDSKOSTEN, 1 065,3 MILJOEN FRANK, OVER DE VERSCHILLENDE DEPARTEMENTEN (VROEGER B.A. 1206). - ZIE B.A. 33.41.2.2.4103 EN ART. 450.03 VAN DE BEGROTING VAN DE REGIE DER GEBOUWEN.
  8. Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie (B.I.P.T.).
  (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 16/01/1995, p. 878 - 1056).