10 APRIL 1995. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
Art. 1-6
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
- "wet " : de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector;
- " halftijdse vervroegde uitstap " : het halftijdse arbeidsregime bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet;
- " vrijwillige vierdagenweek " : de verminderde prestaties zoals bepaald in artikel 10, § 1, van de wet.
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de plaatselijke besturen waarvan het personeel aangesloten is bij het gemeenschappelijk pensioenstelsel van de lokale overheden of bij het stelsel van de nieuwe bij de Rijksdienst aangeslotenen, bedoeld in de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen.
Art.3. De in artikel 2 bedoelde plaatselijke besturen dienen aan het pensioenstelsel waarbij hun personeel is aangesloten een som te betalen die gelijk is aan het verschil tussen enerzijds de bijdragen die zij zouden moeten betalen voor de financiering van de rust- en overlevingspensioenen van hun gewezen personeelsleden en van hun rechthebbenden indien hun personeelsleden die in vast verband benoemd zijn geen gebruik hadden gemaakt van hun recht op de halftijdse vervroegde uitstap of op de vrijwillige vierdagenweek en anderzijds de bijdragen die zij dienen te betalen op basis van de aan voormelde personeelsleden werkelijk uitbetaalde wedden. In het geval van halftijdse vervroegde uitstap wordt de bijdrage verschuldigd voor het vervangende personeelslid in aanmerking genomen bij de vaststelling van het hogervermelde verschil.
De bepalingen van de hoofdstukken II, IV V, VI en VII, van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk 1, sectie 1, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen zijn van toepassing op de in toepassing van het eerste lid uit te voeren stortingen.
Art.4. De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Sociale Zaken treffen alle maatregelen die nodig zijn om de moeilijkheden op te lossen die zouden rijzen bij de inning van de in toepassing van artikel 3 verschuldigde sommen.
Art.5. Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als de wet.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Pensioenen,
M. COLLA
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN