17 FEBRUARI 1995. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 22 juli 1935 tot vaststelling van de statuten van het Herdiscontering- en Waarborginstituut.
Art. 1-8
Artikel 1. In artikel 3 van de statuten van het Herdiscontering- en Waarborginstituut, vastgesteld bij het koninklijk besluit van 22 juni 1935, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 67 van 30 november 1939, bij het koninklijk besluit van 20 januari 1976 en bij het koninklijk besluit van 23 januari 1991, worden de woorden "aan de banken, de private spaarkassen" vervangen door de woorden "aan de kredietinstellingen".
Art.2. Artikel 9, derde lid van dezelfde statuten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20januari 1976, wordt vervangen door het volgende lid :
"Enkel de kredietinstellingen naar Belgisch recht mogen op deze aandelen inschrijven of ze verwerven. De inschrijvers of verkrijgers moeten door de Minister van Financiën worden erkend. Dit geldt eveneens voor de cessionarissen.".
Art.3. Artikel 10, vierde lid van dezelfde statuten, wordt vervangen door het volgende lid : "Overdracht van aandelen geschiedt door een verklaring van overschrijving opgenomen in hetzelfde register, gedagtekend en ondertekend door de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordigers van de kredietinstellingen die cedent en cessionaris zijn.".
Art.4. Een artikel 20bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde statuten ingevoegd :
"§ 1. Wanneer het bestuurscomité beraadslaagt en beslist omtrent het beheer van de depositobeschermingsregelingen die het Instituut heeft ingesteld of beheert, wordt dit comité verruimd met vier leden waarvan er :
1° twee door de Koning worden benoemd op een lijst met drie kandidaten voorgedragen door de beroepsverenigingen die de kredietinstellingen vertegenwoordigt;
2° twee door de Koning worden benoemd.
Op dezelfde wijze wordt voor elk van die leden een plaatsvervanger benoemd ten einde hem in geval van verhindering te vervangen.
De leden en de plaatsvervangers kunnen door de Koning worden ontslagen.
De leden en de plaatsvervangers bedoeld in het eerste en tweede lid worden benoemd voor vijf jaar; in geval van verlenging van de duur van het Instituut kan hun benoeming onbeperkt hernieuwd worden per periodes van vijf jaar.
Als het mandaat van één van de leden of van de plaatsvervangers, benoemd door de Koning op voordracht van de beroepsvereniging die de kredietinstellingen vertegenwoordigt openvalt, wordt de beroepsvereniging uitgenodigd binnen de maand na de vacature de lijst met drie kandidaten bedoeld in het eerste lid, 1° voor te leggen. Als het mandaat van één van de leden of van de plaatsvervangers bedoeld in het eerste en tweede lid openvalt, voleindigt het lid of de plaatsvervanger die benoemd wordt het mandaat van diegene die hij vervangt.
Een persoon aangesteld door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, woont daarenboven, met raadgevende stem, alle beraadslagingen van het verruimde bestuurscomité bij.
De artikelen 27 en 28 van de onderhavige statuten zijn enkel van toepassing op de verrichtingen, beraadslagingen en beslissingen in verband met schadeloosstellingen waarmee rekening moet worden gehouden bij het beheer bedoeld in het eerste lid. De regeringscommissaris en de Minister van Financiën zijn bevoegd om toe te zien op de naleving van de organieke wet, van de statuten van het Instituut en van de overeenkomsten die het Instituut zou hebben gesloten over de voormelde tegemoetkomingen ten laste van de depositobeschermingsregelingen.
§ 2. Het verruimde bestuurscomité kan alleen geldig beslissen als tenminste zes leden waaronder de voorzitter, of bij zijn afwezigheid zijn plaatsvervanger, aanwezig zijn.
Zo het verruimde bestuurscomité beraadslaagt voor een van de gevallen voorzien door artikel 20bis, § 3, 2°, wordt dit aantal op acht gebracht waarvan :
1° minstens vier leden benoemd zijn door de Koning alsook 2° minstens vier leden benoemd zijn door de Koning overeenkomstig artikel 15, tweede lid, of artikel 20bis, §1, eerste lid, 1°.
§ 3. 1° De beslissingen van het verruimde bestuurscomité worden genomen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden, zonder afbreuk te doen aan het geval voorzien onder 2° hierna.
Evenwel, in geval van staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend tenzij hij beslist geen gebruik te maken van deze mogelijkheid. Deze beschikking is niet toepasselijk op het geval bedoeld in 2° hierna.
2° Voor de beslissingen van het verruimde bestuurscomité is ten minste twee derden van de stemmen van de aanwezige leden vereist wanneer het gaat :
- om het beginsel en de modaliteiten voor een tegemoetkoming ten laste van de in § 1 bedoelde depositobeschermingsregelingen die bedoeld is om te voorkomen dat een kredietinstelling in gebreke zou blijven;
- om het beginsel en de modaliteiten voor de noodzakelijke aanvullende bijdragen van de deelnemende kredietinstellingen ingeval de beschikbare middelen van de regelingen niet meer zouden volstaan om een preventieve tegemoetkoming te financieren.
§ 4. Geen lid van het verruimde bestuurscomité mag zich afzijdig houden.
Het lid van het verruimde bestuurscomité dat rechtstreeks belang heeft bij een aan het verruimde bestuurscomité voorgelegde operatie, is ertoe gehouden dit verruimde bestuurscomité hiervan op de hoogte te stellen en deze verklaring in de notulen van de zitting te doen vermelden. Hij mag aan de beraadslaging en beslissing niet deelnemen.
Trekt een lid zich terug ingevolge de bovenvermelde bepaling dan kan het verruimde bestuurscomité slechts geldig beslissen als de andere leden de aanwezigheidsvoorwaarden vereist door § 2 van dit artikel vervullen.
§ 5. Het verruimde bestuurscomité kan zowel aan de gewone organen als aan personeelsleden van het Instituut bevoegdheden delegeren, met subdelegatiebevoegdheid, voor de uitvoering van zijn beslissingen inzake beheer van de depositobeschermingsregelingen.
§ 6. Behalve wanneer zij worden opgeroepen om in strafzaken te getuigen, mogen de leden van het verruimde bestuurscomité, de personeelsleden van het Instituut en elke persoon wiens medewerking wordt gevraagd voor het beheer van of het toezicht op het beheer van de depositobeschermingsregelingen als bedoeld in § 1, aan geen enkele persoon of autoriteit de vertrouwelijke gegevens bekendmaken waarover zij beschikken in het kader van hun opdrachten voor de werking van deze depositobeschermingsregelingen.
Op het verbod van het eerste lid wordt een uitzondering gemaakt voor de mededeling van gegevens aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en aan de instellingen die depositobeschermingsregelingen van andere Staten beheren, ihet kader van de noodzakelijke medewerking met deze instellingen.
Overtredingen van deze paragraaf worden bestraft met de straffen van artikel 458 van het Strafwetboek.
De voorschriften van het eerste Boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de overtredingen van deze paragraaf.
§ 7. De verplichtingen van het Instituut in het kader van de depositobeschermingsregelingen voor de kredietinstellingen die het instelt of beheert, kunnen enkel worden uitgevoerd binnen de grenzen van de beschikbare middelen in elk van deze regelingen. Het derde lid van artikel 5 van de organieke wet geldt niet voor de in deze paragraaf bedoelde verplichtingen."
Art.5. In artikel 37, eerste lid van dezelfde statuten, worden de woorden "tweede Dinsdag" vervangen door de woorden "derde maandag".
Art.6. Artikel 38, tweede lid van dezelfde statuten, wordt opgeheven.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, behalve artikel 5 dat op 1 januari 1996 in werking treedt.
Art. 8. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 februari 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT