29 SEPTEMBER 1994. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 6 juli 1994 houdende diverse bepalingen inzake de financiering van de gemeenten. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-12-1994 en tekstbijwerking tot 13-02-1999.)
Afdeling 1. - Begrippen.
Art. 1
Afdeling 2. - Toekenning van uitzonderlijke aanvullende aandelen uit het Vlaams Gemeentefonds en/of van uitzonderlijke aanvullende trekkingsrechten uit het Investeringsfonds.
Art. 2-3
Afdeling 3. - Aanvraag- en adviesprocedure.
Art. 4-6
Afdeling 4. - Slotbepalingen.
Art. 7-8
Afdeling 1. - Begrippen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 6 juli 1994 houdende diverse bepalingen inzake de financiering van de gemeenten;
2° de commissie : de in het decreet bedoelde adviescommissie die de Vlaamse minister adviseert over de toekenning van een uitzonderlijk aanvullend aandeel uit het Vlaams Gemeentefonds ingesteld bij decreet van 31 juli 1990 en/of van een uitzonderlijk aanvullend trekkingsrecht uit het Investeringsfonds, ingesteld bij decreet van 20 maart 1991;
3° de Vlaamse minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de ondergeschikte besturen.
Afdeling 2. - Toekenning van uitzonderlijke aanvullende aandelen uit het Vlaams Gemeentefonds en/of van uitzonderlijke aanvullende trekkingsrechten uit het Investeringsfonds.
Art.2. De Vlaamse minister beslist bij gemotiveerd besluit over een uitzonderlijke aanvullende subsidiëring van de begroting van de gemeenten die daartoe een gemotiveerde aanvraag hebben ingediend. Die subsidiëring kan betrekking hebben op :
1° de toekenning van een uitzonderlijk aanvullend aandeel uit het Vlaams Gemeentefonds, als algemene subsidiëring van de gewone dienst van de begroting van de gemeente;
2° de toekenning van een uitzonderlijk aanvullend trekkingsrecht uit het Investeringsfonds, als bijkomende subsidiëring van de investeringen betreffende de buitengewone dienst van de begroting van de gemeente.
Om in aanmerking te komen voor de in het vorige lid bedoelde uitzonderlijke aanvullende subsidiëring, moeten elk van de volgende voorwaarden tegelijkertijd vervuld zijn;
a) de gemeente wordt geconfronteerd met belangrijke bijkomende uitgaven waarin binnen het normale begrotingsbeleid niet kon worden voorzien en die niet het gevolg zijn van de eigen beslissingsbevoegdheid van de gemeente;
b) die bijkomende uitgaven zijn het gevolg van onverwachte bijzondere omstandigheden buiten de wil van het gemeentebestuur, waardoor ten aanzien van de gemeente een bijzondere situatie is onstaant in vergelijking met de overige gemeenten van het Vlaamse Gewest;
c) (Opgeheven) <BVR 1998-12-15/54, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Art.3. De Vlaamse minister beslist bij gemotiveerd besluit over de uitzonderlijke aanvullende subsidiëring van de gewone en/of de buitengwone begroting van de gemeente, na advies van de commissie, bedoeld in de artikelen 3 en 6 van het decreet.
De toekenning van een aanvullend aandeel uit het Vlaams Gemeentefonds betreft een forfaitair bedrag dat begrensd is door de bepalingen van het dereet, alsmede de modaliteiten voor de ter beschikkingstelling van dat bedrag door toevoeging ervan aan het gemeentelijk aandeel in het Vlaams Gemeentefonds van het jaar zelf of van een of meerdere door de Vlaamse minister vastgestelde jaren.
De toekenning van een aanvullend trekkingsrecht uit het Investeringsfonds betreft een forfaitair bedrag dat begrensd is door de bepalingen van het decreet, alsmede de modaliteiten voor de ter beschikkingstelling van dat bedrag door toevoeging ervan aan de trekkingsrechten van de gemeente van het jaar zelf of van een of meerdere door de Vlaamse minister vastgestelde jaren.
Afdeling 3. - Aanvraag- en adviesprocedure.
Art.4. De aanvraag voor het verkrijgen van een uitzonderlijke aanvullende subsidiëring gebeurt bij een gemotiveerd besluit van het college van burgemeester en schepenen en wordt naar de Vlaamse minister verstuurd binnen een termijn van 4 maanden nadat de onverwachte gebeurtenis die de bijkomende uitgaven heeft veroorzaakt, plaatsgehad heeft.
De aanvraag bevat ten minste de volgende onderdelen :
1° een uiteenzetting van de bijzondere omstandigheden ontstaan buiten de wil van de gemeente die de aanvraag wettigen;
2° een verantwoordingsnota, gestaafd met bewijsstukken, waaruit de omvang van de noodzakelijk verrichte of te verrichten bijkomende uitgaven blijkt;
3° (Opgeheven) <BVR 1998-12-15/54, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 09-01-1999>
Bij overgangsmaatregel kunnen voor gebeurtenissen die hebben plaatsgehad in de periode tussen 30 september 1993 en 31 december 1994, aanvragen worden ingediend tot 30 april 1995.
Art.5. Er wordt een commissie ingesteld waaraan de aanvragen voor het verkrijgen van een uitzonderlijke subsidiëring voor advies worden voorgelegd.
De commissie is als volgt samengesteld :
1° twee door de Vlaamse minister aan te wijzen ambtenaren van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden, Land- en Tuinbouw; een van deze ambtenaren is voorzitter van de commissie;
2° een ambtenaar, aangewezen door de gouverneur van de provincie waar de aanvragende gemeente gelegen is;
3° drie vertegenwoordigers van de gemeenten, aangewezen door de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten;
4° een niet-stemgerechtigde ambtenaar van de admistratie Binnenlandse Aangelegenheden, die als secretaris van de commissie fungeert.
Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen.
Art.6. De voorzitter is gerechtigd aan de betrokken gemeente alle bijkomende verantwoordingsstukken of toelichtingen te vragen die dienstig kunnen zijn voor het onderzoek.
De besluitvorming is de commissie vindt plaats in besloten vergadering. De voorzitter is evenwel gerechtigd de betrokken gemeente te verzoeken haar aanvraag, voorafgaand aan de besluitvorming, voor de commissie toe te lichten.
De adviezen van de commissie zijn gemotiveerd.
Afdeling 4. - Slotbepalingen.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
Art. 8. De Vlaamse minister bevoegd voor de ondergeschikte besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 september 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
l. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
Th. KELCHTERMANS