Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

13 JULI 1994. - Bijzonder decreet houdende wijziging van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs.



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1988030137 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995042550 



Artikels:

Artikel 1. Dit decreet regelt een in artikel 127 van de Grondwet bedoelde aangelegenheid.

Art.2. In de artikelen 11, § 1, 2°, 22, § 1, 2° en 27, § 1, 2° van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs wordt het woord " universitair " telkens vervangen door het woord " hoger ".

Art.3. In het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs wordt een nieuwe Titel VIbis ingevoegd die luidt als volgt :
  " TITEL VIbis. - De Vlaamse autonome hogescholen.
  HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
  Artikel 61bis. § 1. Met betrekking tot de hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs draagt de centrale raad, bevoegd voor het beslissen tot overdracht, de hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs over naar openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid, die tot stand komen bij overeenkomst tussende ARGO en andere inrichtende machten die op 1 oktober 1994 hoger onderwijs buiten de universiteit organiseren, of door een beslissing van de ARGO. Deze overdracht dient ten laatste op 31 augustus 1995 te geschieden.
  Onverminderd de bepalingen van de artikelen 61bis tot 61duodetricies van dit bijzonder decreet die van toepassing zijn op de openbare instellingen zoals bedoeld in het eerste lid zijn deze openbare instellinen met rechtspersoonlijkheid Vlaamse autonome hogescholen zoals bedoeld in het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap en zijn de bepalingen van titel V, Hoofdstuk I van hetzelfde decreet van overeenkomstige toepassing.
  § 2. De in § 1 bedoelde overeenkomst of beslissing vermeldt ten minste :
  1° de bestuurszetel van de hogeschool;
  2° de wijze waarop de hogeschool hoger onderwijs organiseert;
  3° de roerende en onroerende goederen die de toetredende inrichtende machten overdragen of onder bepaalde voorwaarden ter beschikking stellen;
  4° de eventuele wijze van vertegenwoordiging van de inrichtende macht(en) in de bestuursorganen, conform artikel 61ter, eerste lid;
  5° de aanstelling van de eerste algemeen directeur en de eerste voorzitter van de raad van bestuur; de termijn van deze aanstelling bedraagt maximum twee academiejaren.
  § 3. De bestuursorganen van de in paragraaf 1 bedoelde openbare instelling zijn de raad van bestuur, het bestuurscollege, de algemeen directeur, de departementsraden, de departementshoofden en de andere door de raad van bestuur bepaalde organen.
  § 4. Deze openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid dienen voor de hogescholen waarvan zij de inrichtende macht zijn, het artikel 24, § 1, derde lid, van de Grondwet in acht te nemen.
  § 5. De decreetgever kan bij meerderheid zoals bedoeld in artikel 24, § 2 van de Grondwet, andere autonome organen aanduiden dan diegene bedoeld in § 1.
  HOOFDSTUK II. - De raad van bestuur.
  Artikel 61ter. De raad van bestuur, zoals bedoeld in artikel 61bis, is als volgt samengesteld :
  1° acht vertegenwoordigers van het personeel van de hogeschool waarvan, voor zover deze categorieën in de hogeschool aanwezig zijn :
  a) één vertegenwoordiger van het administratief en technisch personeel of het meesters-, vak- en dienstpersoneel, verkozen door en onder de leden van dit personeel;
  b) één vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel uit de groep van praktijklectoren, hoofdpraktijklectoren, lectoren en hoofdlectoren, verkozen door en onder de leden van dit personeel;
  c) één vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel uit de groep van assistenten, werkleiders en doctor-assistenten, verkozen door en onder de leden van dit personeel;
  d) één vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel uit de groep van docenten, hoofddocenten, hoogleraren en gewoon hoogleraren, verkozen door en onder de leden van dit personeel.
  De overige vertegenwoordigers van het personeel worden gekozen door en onder de personeelsleden van de hogeschool verzameld in één kiescollege. De kandidaten dienen op het ogenblik van hun verkiezing ten minste twee academiejaren een voltijdse opdracht in de hogeschool vervuld te hebben;
  2° drie vertegenwoordigers door de studenten van die hogeschool verkozen onder de studenten die ten minste één academiejaar aan die hogeschool regelmatig zijn ingeschreven;
  3°
  a) indien de hogeschool tot stand kwam bij overeenkomst tussen verschillende inrichtende machten :
  - tijdens de periode van het eerste mandaat van de leden van de raad van bestuur : maximum twaalf vertegenwoordigers van de inrichtende machten die de overeenkomst bedoeld in artikel 61bis hebben afgesloten of vertegenwoordigers uit de sociaal-economische of culturele milieus. De vertegenwoordigers van de sociaal-economische of culturele milieus worden, rekening houdend met het profiel van de hogeschool, aangeduid door de SERV;
  - vanaf het tweede mandaat van de leden van de raad van bestuur : maximum twaalf vertegenwoordigers waarvan ten hoogste negen vertegenwoordigers van de inrichtende macht en ten minste drie vertegenwoordigers van de sociaal-economische milieus en culturele milieus. De vertegenwoordigers van de sociaal-economische of culturle milieus worden, rekening houdend met het profiel van de hogeschool, aangeduid door de SERV;
  b) indien de hogeschool tot stand kwam bij beslissing van één inrichtende macht : maximum twaalf vertegenwoordigers, waarvan ten hoogste zes vertegenwoordigers van de inrichtende macht en ten minste de helft vertegenwoordigers van de sociaal-economische milieus en culturele milieus. De vertegenwoordigers van de sociaal-economische of culturele milieus worden, rekening houdend met het profiel van de hogeschool, aangeduid door de SERV.
  De algemeen directeur neemt van ambtswege aan de vergaderingen deel met raadgevende stem.
  Artikel 61quater. De raad van bestuur kiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter.
  In afwijking van het eerste lid kan de voorzitter buiten de leden van de raad van bestuur worden verkozen. Hij beschikt in dat geval over stemrecht.
  De voorzitter roept de raad van bestuur bijeen en zit deze voor.
  Indien de voorzitter verhinderd is, worden zijn bevoegdheden door de ondervoorzitter uitgeoefend.
  Artikel 61quinquies. Voor elk van de leden van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 61ter, eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt terzelfdertijd een opvolger verkozen. Als een lid zijn mandaat voortijdig beëindigt of niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de voorganger. Indien ook de opvolger het mandaat niet kan voltooien, worden tussentijdse verkiezingen georganiseerd.
  Artikel 61sexies. Het mandaat van de leden van de raad van bestuur duurt viert academiejaren en is hernieuwbaar. Het mandaat van de vertegenwoordigers van de studenten duurt twee academiejaren en is eenmaal hernieuwbaar.
  De vertegenwoordigers van het personeel en de studenten genieten van de nodige faciliteiten om hun mandaat naar behoren te kunnen vervullen. Zij kunnen voor de daden gesteld in de uitoefening van hun mandaat geen tuchtsanctie oplopen.
  Artikel 61septies. De raad van bestuur :
  1° bepaalt zijn organiek reglement inclusief de procedure m.b.t. de verkiezing van de leden en de opvolgers van de raad van bestuur, bedoeld in artikel 61ter, eerste lid, 1°, 2° en 3°;
  2° bepaalt het reglement van de departementsraad, inclusief de procedure voor verkiezing van de leden en de departementshoofden;
  3° bepaalt het bestuursreglement, het algemeen examenreglement en het tuchtreglement;
  4° legt de algemene richtlijnen vast voor de organisatie en coördinatie van de taken van de hogeschool;
  5° legt de meerjarenbegroting vast en past ze eventueel aan;
  6° legt jaarlijks de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van de hogeschool vast;
  7° bepaalt de personeelsformatie;
  8° benoemt het onderwijzend personeel op eensluidend advies van de departementsraad en het leidinggevend administratief en technisch personeel en bekrachtigt ambtswijzigingen en bevorderingen;
  9° bepaalt onder welke voorwaarden de departementshoofden de vergaderingen van de raad van bestuur kunnen bijwonen;
  10° stelt de criteria vast voor de toekenning van de premies bedoeld in de artikelen 141 en 157 en van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen van de Vlaamse Gemeenschap en kent deze premies toe op voorstel van de departementsraad voor het personeel toegewezen aan een departement of het bestuurscollege voor personeel dat niet aan een departement wordt toegewezen;
  11° oefent rechtsvorderingen uit als eiser of verweerder;
  12° kan leningen afsluiten;
  13° oefent alle andere bij of krachtens een decreet toegekende bevoegdheden uit;
  14° beslist over het fuseren van de hogescholen met andere hogescholen en over het overhevelen van bepaalde onderdelen van de hogeschool naar andere hogescholen; met andere hogescholen wordt bedoeld Vlaamse autonome hogescholen zoals bedoeld in artikel 61bis van dit decreet;
  15° laat de sociale voorzieningen beheren door één of meer verenigingen zonder winstgevend doel, zoals bedoeld in artikel 208 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeemschap.
  Met uitzondering van de bevoegdheden vermeld onder 6°, 7° en 14° kan de raad van bestuur deze bevoegdheden delegeren aan het bestuurscollege. In voorkomend geval bepaalt de raad van bestuur bij de beslissing tot delegeren of deze bevoegdheden voor verdere delegatie vatbaar zijn.
  Artikel 61octies. § 1. De raad van bestuur kan slechts geldig beraadslagen en besluiten indien ten minste de helft van de in artikel 61ter, eerste lid, bedoelde leden aanwezig is.
  Indien na een eerste samenroeping van een vergadering van de raad van bestuur het in het eerste lid bedoeld quorum niet wordt bereikt, kan de raad van bestuur ten vroegste één en ten hoogste tien dagen later geldig vergaderen na een tweede samenroeping van een vergadering van die raad met dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezige leden.
  § 2. In spoedeisende omstandigheden neemt de voorzitter de beslissingen die zich opdringen.
  De beslissingen worden op de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur voorgelegd, die ze kan herroepen of wijzigen. Voor het instellen van rechtsvorderingen, deze in kortgeding uitgezonderd, en het sluiten van minnelijke schikkingen is in ieder geval de voorafgaande instemming van de raad van bestuur vereist.
  Artikel 61novies. Behoudens wanneer anders bepaald in dit decreet, worden de beslissingen van de raad van bestuur genomen bij gewone meerderheid. Voor het bepalen van dit meerderheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige en blanco-stemmen niet in aanmerking genomen. Bij staking van stemmen wordt een nieuwe stemming gehouden. Indien er bij deze tweede stemming opnieuw staking van stemmen is, beslist de voorzitter.
  De leden van de raad van bestuur onthouden zich van het beraadslagen en het stemmen over aangelegenheden die henzelf, hun echtgenoten en hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad persoonlijk aanbelangen.
  Artikel 61decies. § 1. De raad van bestuur stelt de evaluatieprocedure met inbegrip van de criteria vast en stelt de leden van het college van beroep inzake evaluatie aan.
  § 2. Voor het personeel toegewezen aan een departement gebeurt de evaluatie door de departementsraad op voorstel van het departementshoofd. Voor het personeel dat niet is toegewezen aan een departement gebeurt de evaluatie door het bestuurscollege op voorstel van de algemeen directeur.
  Artikel 61undecies. § 1. De raad van bestuur stelt de tuchtprocedure vast en stelt de leden van het college van beroep inzake tucht aan.
  § 2. De tuchtprocedure wordt ingeleid door het departementshoofd voor het personeel toegewezen aan het departement en door de algemeen directeur voor het personeel dat niet is toegewezen aan een departement.
  § 3. De tuchtstraffen, met uitzondering van het ontslag bij tuchtmaatregel, worden uitgesproken door het departementshoofd of door de algemeen directeur, naargelang de personeelsleden al dan niet zijn toegewezen aan een departement. Het ontslag bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken door de raad van bestuur, op voorstel van het departementshoofd of van de algemeen directeur.
  § 4. In afwijking van § 2 en § 3, kan de algemene directeur, indien hij het nodig acht een tuchtprocedure in te zetten tegen een personeelslid toegewezen aan een departement en wanneer het departementshoofd zelf hiertoe het initiatief niet neemt, een voorstel tot het nemen van een tuchtsanctie op de agenda van een departementsraad plaatsen. Wanneer de departementsraad dan een tuchtsanctie voorstelt, wordt dit voorstel aan de raad van bestuur ingeval van een voorstel tot ontslag, ter beslissing voorgelegd.
  § 5. De voorzitter van de raad van bestuur is bevoegd voor het geven van ontslag om dringende redenen. Hij legt deze beslissing op de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur voor. De raad van bestuur kan deze beslissing bekrachtigen of herroepen.
  HOOFDSTUK III. - Het bestuurscollege.
  Artikel 61duodecies. Het bestuurscollege is samengesteld uit :
  1° de voorzitter van de raad van bestuur, die ambtshalve voorzitter is van het bestuurscollege;
  2° de algemeen directeur;
  3° drie leden, personeelsleden van de hogeschool of leden van de raad van bestuur van de hogeschool voor een periode van vier academiejaren door de raad van bestuur aangesteld op voorstel van de voorzitter van het bestuurscollege en de algemeen directeur.
  Artikel 61terdecies. Het bestuurscollege is bevoegd voor alle materies van de hogeschool die bij of krachtens dit decreet niet aan de raad van bestuur, de algemeen directeur, de departementsraden of de departementshoofden zijn opgedragen. In het bijzonder is het bestuurscollege belast met :
  1° het dagelijks bestuur en de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van de besluiten van de raad van bestuur;
  2° de beschikking over de financiën en de roerende en onroerende goederen van de hogeschool binnen de perken van de begrotingskredieten en het door de raad van bestuur opgestelde beleids- en financieringsplan;
  3° het sluiten van overeenkomsten en het verrichten van andere rechtshandelingen binnen de personeelsformatie en de begroting vastgesteld door de raad van bestuur;
  4° de vaststelling van vacatures en de beslissing tot de vacantverklaring van openstaande ambten;
  5° het benoemen van het niet-leidinggevend administratief en technisch personeel;
  6° het bekrachtigen van de beslissingen van de departementsraad, bedoeld in artikel 61viciester, 1° van dit decreet voor wat betreft de tijdelijke aanstelling van het onderwijzend personeel, 10° en 12°;
  7° het opstellen van zijn reglement van orde.
  Artikel 61quaterdecies. Behoudens wanneer anders bepaald in deze titel, worden de beslissingen van het bestuurscollege genomen bij gewone meerderheid. Voor het bepalen van dit meerderheidsquorum worden onthoudingen, ongeldige en blanco-stemmen niet in aanmerking genomen. Bij staking van stemmen wordt een nieuwe stemming gehouden. Indien er bij deze tweede stemming opnieuw staking van stemmen is, beslist de voorzitter.
  De leden van de raad van bestuur onthouden zich van het beraadslagen en het stemmen over aangelegenheden die henzelf, hun echtgenoten en hun bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad persoonlijk aanbelangen.
  Artikel 61quinquiesdecies. Het bestuurscollege is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.
  Het verschaft de raad van bestuur informatie over zijn beslissingen en licht hem op zijn verzoek in over al zijn handelingen. Het bestuursreglement bedoeld in artikel 61septies, eerste lid, 3°, bevat hieromtrent nadere regels.
  Artikel 61sexiesdecies. Het bestuurscollege kan bepaalde van zijn bevoegdheden overdragen aan de algemeen directeur. Hij brengt omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden verslag uit aan het bestuurscollege.
  HOOFDSTUK IV. - De algemeen directeur.
  Artikel 61septiesdecies. De algemeen directeur wordt aangesteld door de raad van bestuur. De raad van bestuur begeeft de betrekking van algemeen directeur na een openbare oproep in het Belgisch Staatsblad.
  De aanstelling van de algemeen directeur geschiedt bij geheime stemming en met gewone meerderheid van stemmen, onthoudingen niet inbegrepen. De raad van bestuur stelt de aanstellingsprocedure vast.
  De afzetting van de algemeen directeur geschiedt bij geheime stemming en met een tweederde meerderheid van de stemmen, onthoudingen niet inbegrepen.
  Artikel 61octiesdecies. De algemeen directeur is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de hogeschool op administratief, technisch en financieel vlak. Hij coördineert de werking van de administratieve diensten en kan na goedkeuring van het bestuurscollege zijn bevoegdheden overdragen.
  Behoudens het bepaalde in artikel 61septies, eerste lid, 11°, vertegenwoordigt hij de hogeschool in en buiten rechte.
  HOOFDSTUK V. - De departementen en de bestuursorganen.
  Artikel 61noviesdecies. De raad van bestuur bepaalt welke departementen de hogeschool omvat.
  Artikel 61vicies. De departementsraad bestuurt het departement. Hij wordt voorgezeten door het departementshoofd.
  Artikel 61semel et vicies. § 1. De departementsraad is als volgt samengesteld :
  1° zes vertegenwoordigers van het personeel, verkozen voor een termijn van vier academiejaren door en onder de personeelsleden van het departement verzameld in één kiescollege;
  2° drie vertegenwoordigers voor een termijn van twee academiejaren door de studenten van dit departement, verkozen onder de studenten die aan dit departement ten minste één academiejaar zijn ingeschreven;
  3° drie vertegenwoordigers uit de sociaal-economische of culturele milieus, voor een termijn van vier academiejaren door de raad van bestuur aangewezen op voordracht van de vertegenwoordigers bedoeld in 1° en 2°.
  De vertegenwoordigers van het personeel en de studenten genieten van de nodige faciliteiten om hun mandaat naar behoren te kunnen vervullen. Zij kunnen voor de daden gesteld in de uitoefening van hun mandaat geen tuchtsanctie oplopen.
  Voor elk van de leden vn de departementsraad, wordt terzelfder tijd een opvolger verkozen. Als een lid zijn mandaat voortijdig beëindigt of niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat van de voorganger. Indien ook de opvolger het mandaat niet kan voltooien worden tussentijdse verkiezingen georganiseerd.
  § 2. Indien de Autonome Raad vor het Gemeenschapsonderwijs één van de fuserende partners in de hogeschool is die onderwijsbevoegdheid in het studiegebied onderwijs organiseerde, worden in afwijking van § 1, 3°, in de departementsraad van het departement onderwijs minimum twee vertegenwoordigers uit de sociaal-economische of culturele milieus aangeduid door de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs.
  Artikel 61viciesbis. De departementsraad verkiest het departementshoofd voor een hernieuwbare termijn vn vier academiejaren onder het benoemd onderwijzend personeel van het departement, uit de groep van lectoren, hoofdlectoren, docenten, hoofddocenten, hoogleraren en gewoon hoogleraren.
  Het departementshoofd is de voorzitter van de departementsraad. Indien hij op het ogenblik van zijn verkiezing geen zitting heeft in de departementsraad, wordt hij van rechtswege lid met stemrecht.
  Artikel 61viciester. De departementsraad organiseert de onderwijsverstrekking, het projectmatig wetenschappelijk onderzoek en de maatschappelijke dienstverlening; hij coördineert de bestuurstaken op het niveau van het departement en conform de richtlijnen van de raad van bestuur en het bestuurscollege. In het bijzonder is de departementsraad, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 61terdecies, 6°, belast met :
  1° de aanstelling van het onderwijzend personeel en het voorstellen van personeelsleden voor benoeming;
  2° het vaststellen van onderwijs- en examenprogramma's;
  3° toezien of de concretisering van het onderwijs en de examens in overeenstemming is met het programma;
  4° het opmaken van een jaarverslag waarin de activiteiten van het departement worden weergegeven;
  5° de vaststelling van onderzoeksprogramma's;
  6° de interne organisatie van het departement;
  7° het aanwenden van de toegewezen personele en materiële middelen;
  8° het jaarlijks opstellen van budgetvoorstellen;
  9° het doen van voorstellen inzake de personeelsformatie;
  10° het sluiten van samenwerkingsakkoorden;
  11° het bepalen van de taakomschrijvingen van het personeel toegewezen aan het departement;
  12° het toekennen van ambtswijzigingen en bevorderingen voor het personeel toegewezen aan het departement;
  13° in uitvoering van de procedure voorzien in artikel 147, § 1, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap het verlenen van een advies inzake cumulatieregeling.
  Artikel 61viciesquater. De departementsraad kan sommige van zijn bevoegdheden uitdrukkelijk toewijzen aan het departementshoofd. Omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden brengt het departementshoofd verslag uit aan de departementsraad.
  HOOFDSTUK VI. - Het toezicht.
  Artikel 61viciesquinquies. § 1. De openbare instellingen met rechtspersoonlijkheid, zoals bedoeld in artikel 61bis, staan onder het toezicht van de Vlaamse regering. Dit toezicht wordt uitgeoefend door één of meer commissarissen van de Vlaamse regering zoals bedoeld in en overeenkomstig de bepalingen van Titel IV, Hoofdstuk V, van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeemschap.
  § 2. In geval het vooropgestelde begrotingsevenwicht niet wordt bereikt kan de Vlaamse regering na toepassing van de artikelen 250 en 251 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap, na advies van haar commissaris of commissarissen, in de plaats treden van de bevoegde bestuursorganen en de passende maatregelen treffen teneinde het financieel evenwicht van de hogeschool te herstellen.
  HOOFDSTUK VII. - Specifieke bepalingen inzake de overdracht.
  Artikel 61viciessexies. Het personeel, tewerkgesteld in hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs, wordt overgedragen aan de betrokken openbare instelling op de datum waarop de overdracht uitvoering krijgt. De overgang van die personeelsleden gebeurt in het ambt of de ambten waarin zij op de dag van de overdracht zijn aangesteld of benoemd en in de statutaire toestand waarin zij zich op die dag bevinden.
  Zij behouden ten minste de salarisschaal en de anciënniteit die zij op de voormelde dag genieten.
  Artikel 61viciessepties. Tenzij anders bepaald in de overeenkomst, treedt de betrokken openbare instelling in de rechten en de verplichtingen van de ARGO die vroeger uit hoofde van de bedoelde hogeschoolactiviteiten zijn ontstaan. In de overdracht zijn begrepen alle rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures.
  Artikel 61duodetricies. § 1. Wanneer een hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs toetreedt tot een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, worden de gebouwen waarin voorheen hoger onderwijs werd verstrekt, georganiseerd door de ARGO, om niet en zonder kosten van welke aard ook overgedragen aan de nieuwe openbare instelling in de staat waarin ze zich bevinden. Dit gebeurt bij akte, verleden met toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 aangaande vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake de onteigening ten algemenen nutte.
  § 2. Indien die gebouwen gebruikt worden voor onderwijs of andere activiteiten waarvoor de openbare instelling met rechtspersoonlijkheid niet bevoegd is, kunnen ze eigendom worden van de opengare instelling of eigendom blijven van de ARGO. De keuze tussen beide opties wordt vastgelegd in de bij artikel 61bis bedoelde overeenkomst.
  Deze overeenkomst bevat minstens het wederzijds gebruiksrecht van de gebouwen en de wijze waarop het onderhoud wordt gefinancierd. "

Art. 4. De bepalingen van dit decreet treden in werking tien dagen na publikatie in het Belgisch Staatsblad.
  Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Brussel, 13 juli 1994.
  De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Economie, KMO, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen,
  L. VAN DEN BRANDE
  De minister vice-président van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Leefmilieu en Huisvesting,
  N. DE BATSELIER
  De Vlaamse minister van Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Aangelegenheden,
  Th. KELCHTERMANS
  De Vlaamse minister van Cultuur en Brusselse Aangelegenheden,
  H. WECKX
  De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
  L. VAN DEN BOSSCHE
  De Vlaamse minister van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming,
  J. SAUWENS
  De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden,
  Mevr. L. DETIEGE
  De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
  Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER