15 DECEMBER 1993. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de nadere regelen bij overname van personeel door de Vlaams Waterzuiveringsmaatschappij en de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken.
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 32quinquies, § 3, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, nemen de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij en de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken, in de navermelde voorwaarden, de personen in dienst die bij de openbare besturen, de instellingen van openbaar nut en de intercommunale verenigingen, hierna de afstanddoende partijen genoemd, aangeworven zijn in een ambt waarin zij uitsluitend belast zijn met taken die verband houden met de bouw en de exploitatie van de zuiveringsstations en installaties en die erom verzoeken binnen de drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.2. § 1. De personeelsleden die vast benoemd zijn bij de afstanddoende partijen, worden in dezelfde hoedanigheid en met behoud van hun graad, door de bevoegde Waterzuiveringsmaatschappij overgenomen. Zij behouden het geldelijk statuut dat zij op de datum van de overname bij de afstanddoende partij genoten.
Het administratief statuut van het personeel van de Waterzuiveringsmaatschappij wordt op hen van toepassing, met uitzondering van de bepalingen betreffende de graad- en niveauanciënniteit en de loopbaan.
De bepalingen van deze paragraaf gelden eveneens voor de personeelsleden van de intercommunale verenigingen, die door de beheersorganen van deze verenigingen in statutair verband werden benoemd.
§ 2. De in § 1 bedoelde personeelsleden worden bij hun overname aangewezen voor een betrekking van het ontvangstkader van de bevoegde Waterzuiveringsmaatschappij.
Bij de overname van elk personeelslid bepaalt de benoemende overheid tevens welke betrekking in de personeelsformatie van de Waterzuiveringsmaatschappij wordt geblokkeerd.
Met betrekking wordt bedoeld, elke betrekking overeenstemmend met een graad die in de rangen 10, 22, 20, 30, 42 of 40 is ingedeeld, in uitvoering van artikel 36 van het koninklijk besluit van 8 januari 1973, tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut.
Art.3. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen in aanmerking de werkelijke diensten welke het overgenomen personeelslid in enigerlei hoedanigheid zonder vrijwillige onderbreking heeft vervuld als lid van het personeel van de in artikel 1 van dit besluit vernoemde afstanddoende partijen.
Deze diensten worden eveneens in aanmerking genomen voor de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid.
Art.4. § 1. De personeelsleden die in vast verband in het ontvangstkader worden overgenomen, worden, wanneer zij erom verzoeken, de eerste dag van de maand die volgt op hun verzoek benoemd tot de graad overeenstemmend met de betrekking welke zij krachtens artikel 2, § 2, blokkeren. Het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de Waterzuiveringsmaatschappij wordt dan integraal op hen van toepassing.
Deze benoeming kan evenwel slechts ten vroegste uitwerking hebben op de eerste dag van de vierde maand volgend op de inwerkingtreding van dit besluit.
De wedde van elk door de Waterzuiveringsmaatschappij overgenomen personeelslid, dat in toepassing van deze paragraaf wordt benoemd, wordt vastgesteld in de schaal verbonden aan zijn nieuwe graad.
Is de wedde in de nieuwe graad of in eventueel later verworven bevorderingsgraden evenwel lager dan de wedde verhoogd met de toeslagen, welke hij voor zijn benoeming in de nieuwe graad genoot, dan behoudt hij het voordeel van zijn oorspronkelijke wedde verhoogd met de toeslagen tot wanneer hij een wedde bekomt die ten minste daaraan gelijk is.
§ 2. De benoeming geeft de betrekking op waaraan het personeelslid titularis was in het artikel 2, § 2, bedoelde ontvangstkader.
Art.5. De personen die bij de afstanddoende partijen met een arbeidsovereenkomst in dienst zijn, worden in de hoedanigheid van contractueel personeelslid door de bevoegde Waterzuiveringsmaatschappij overgenomen op voorwaarde dat zij :
1° Een nieuwe arbeidsovereenkomst afsluiten;
2° Uiterlijk op 1 januari 1983 in dienst genomen zijn voor de in artikel 1 bedoelde werken en tot op de datum van inwerkingtreding van dit besluit ononderbroken in dienst gebleven zijn in een ambt met volledige prestaties;
3° Voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten opgesomd in artikel 16 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, met uitzondering van 5°;
4° Zich ertoe verbinden deel te nemen aan eerstkomende, door de bevoegde Waterzuiveringsmaatschappij binnen het jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aangevraagde vergelijkend examen voor werving in hun graad of in een wervingsgraad van een niveau waartoe hun diploma toegang verleent. De personeelsleden die op de datum van hun overname de leeftijd van 50 jaar hebben overschreden, worden vrijgesteld van de leeftijdsgrens voor deelneming aan dit vergelijkend examen.
De duur van de arbeidsovereenkomst wordt vastgesteld op twee jaar. Deze termijn kan eenmaal verlengd worden, tot op het ogenblik dat de Vaste Wervingssecretaris de geslaagden ter beschikking stelt van de Waterzuiveringsmaatschappij en uiterlijk tot de geldigheidsduur verstrijkt van het vergelijkend wervingsexamen waarvoor de betrokkene ingeschreven is.
De personeelsleden die aan het vergelijkend wervingsexamen niet deelnemen, worden ontslagen zodra de Vaste Wervingssecretaris de geslaagden van het examen ter beschikking van de Waterzuiveringsmaatschappij stelt en uiterlijk bij het aflopen van de overeenkomst.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking op 1 juli 1985 en treedt buiten werking op 14 september 1988.
Art. 7. De Vlaamse Minister bevoegd voor het Waterbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 december 1993.
De minister-president van de Vlaamse regering, De Vlaamse minister van Economie, KMO's, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen,
L. VAN DEN BRANDE
De minister vice-president van de Vlaamse regering, De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER